Lente in Napels, Glasgow, Hamburg, Luik en Moskou

Wie zijn de hoop van 21ste-eeuws Europa?

Wie zien Filmkrant-medewerkers als de filmische hoop van Europa in de 21ste eeuw? En welke bekendere namen worden chronisch over- en onderschat?

Dead Man’s Shoes

Shane Meadows — Engeland
Wat heeft de Europese film nodig voor de nieuwe eeuw? Hollywood-epigonen of arthouse-bewoners? Wat dacht u van filmers die een brug weten te bouwen tussen beide eilanden? Mannen als Oliver Hirschbiegel, die met bloedstollende genrefilms jongeren laat zien dat de Duitse taal niet vies is (Das Experiment, 2001) of oudere filmhuisbezoekers trakteert op makkelijk meeslepend filmhuisvoer met inhoud (Der Untergang, 2004).

Dit is wat ik de Europese film voor het tweede millennium toewens: opnieuw films maken voor een groot publiek, maar met behoud van regionale smaakverschillen. Niet nog meer radicale vormexperimenten die door een paar cinefielen in de filmfestivalreservaten worden geproefd, maar films met een verhaal, over mensen die we kennen, of zouden kunnen kennen, of willen leren kennen.

Laten we een voorbeeld nemen aan Shane Meadows. Ook al vallen zijn films keer op keer tussen het schip van de festivalvertoning en de wal van de bioscoop, hij blijft doorploeteren en maakt keer op keer bijzondere, warme en stekelige films over zijn vaste onderwerp: de psyche van de Engelse provincie. Dan weer in de vorm van een semi-documentaire (TwentyFourSeven, 1997), dan als romantische komedie geremixt met een spaghettiwestern (Once Upon a Time in the Midlands, 2002).

Waarom deze ploeteraar dan bestempelen als hoop voor de nieuwe eeuw? Omdat zijn laatste, vijfde film, zijn beste is, en laat zien hoe je bruggen bouwt tussen Pathé en arthouse: Dead Man’s Shoes (2004). Hierin rekent ex-militair Richard op gruwelijke wijze af met de halfgare criminelen die ooit zijn zwakbegaafde broertje terroriseerden. Maar Dead Man’s Shoes is niet alleen een wraakfilm, het is ook een warmbloedig, geestig en authentiek portret van het dagelijks leven in de Engelse provincie.

Regisseur Meadows zegt het zelf het best: “It’s part kitchen-sink drama, part Terminator.” En dat is dus precies het probleem: want kitchen-sink, dat is voor de hoger opgeleide filmhuisbezoeker en die houdt niet van geweld. En de Terminator is voor de gamende tiener en die wil natuurlijk geen realisme en al helemaal niets sociaals. Althans, zo denken de mensen erover die bepalen wat wij te zien krijgen. Laten we in de komende vijfentwintig jaar bewijzen dat het ook anders kan.

Rik Herder

Morvern Callar

Lynne Ramsay — Schotland
I guess I’m just a dark girl who’s kinda weird”, zei Lynne Ramsay een paar jaar geleden in een interview. Misschien, maar dan doet ze zichzelf tekort.

Opgeleid als cameraman – dat zou haar nooit lukken want ze was ‘te zwak om een camera te dragen’, zei iemand haar ooit – zocht Ramsay op de Britse National Film School naar boeiende scenario’s maar die waren er volgens haar niet. Te gelikt allemaal. Dus besloot ze zelf iets te schrijven ‘wat dichter bij huis lag’. En ‘thuis’ betekent Glasgow, ergens tussen de Schotse hoog- en laaglanden. Nou, godzijdank deed ze dat. Net als Ratcatcher (1999) opent Morvern Callar (2002) met een trage scène waarin Ramsay meteen een prachtige eigen stijl laat zien. Haar vorm hoefde ze duidelijk niet te vinden, die had ze al lang. In Ratcatcher zal na die eerste minuten een jongetje verdrinken, in Morvern Callar ligt het vriendje van de hoofdpersoon dood op de grond, zelfmoord.

Ramsay laat dan geen paniek of groot verdriet zien, maar een stille geliefde die naast de jongen op de grond ligt en waaraan we niet precies kunnen afzien waar haar pijn zit. Het is een prachtige opening die ons direct diep het verhaal in trekt. Er is nog veel meer over de film te vertellen, maar laat ik dit zeggen: een regisseur die de kijker binnen tien minuten met tranen in zijn ogen laat zitten en die emoties in de anderhalf uur daarna niet verkwanselt, is een verteller pur sang. En dat dus in een tweede film.

Ratcatcher verscheen in 1999, Morvern Callar in 2002 en nu is het al een tijdje stil rond Ramsay. Naar verluidt zou ze zijn begonnen met de verfilming van het boek The Lovely Bones, over een meisje dat vanuit de hemel vertelt hoe haar familie haar verkrachting en moord verwerkt. Maar volgens datzelfde geruchtencircuit heeft Ramsay dat project laten zitten en heeft niemand minder dan Lord of the Rings’ Peter Jackson het overgenomen. Niet vreemd want zijn Heavenly Creatures (1994) heeft ergens een morbide verwantschap met Ramsay’s Morvern Callar.

Stilte dus. Maar laten we hopen dat het niet stil blijft rond Ramsay. Als iemand van de Britse eilanden de volgende vijfentwintig jaar de toon zet, is zij het.

Ronald Rovers

Le conseguenze dell’amore

Paolo Sorrentino — Italië

En opeens is hij daar. Verscholen in het diepste hoekje van het kader, aan het eind van een lange lopende band. Het is het openingsshot van Le conseguenze dell’amore (2004). Het figuurtje dat aan de horizon van de tunnel groeit, beweegt niet, maar komt toch dichterbij. Behalve een lust voor het oog blijkt het een mooie metafoor voor het verhaal van de hoofdpersoon, een op het oog onbeweeglijke man die bivakkeert in een Zwitsers hotel. Maar ondertussen broeit er van alles onder het oppervlak.

En opeens was Paolo Sorrentino daar. Een onbekende Napolitaan in de hoofdcompetitie van Cannes 2004. Met zijn tweede speelfilm Le conseguenze dell’amore. Van het jeugdelftal meteen in de Champions League, naast klinkende namen als Wong Kar-wai, Olivier Assayas en Emir Kusturica. Hij won de wedstrijd niet, maar dat komt nog wel. In een interview zei Sorrentino vooral te hopen dat Quentin Tarantino zijn film zou waarderen. Natuurlijk: Sorrentino stak hem naar de kroon met zijn variatie op het openingsshot van Jacky Brown (1997), ook met zo’n lopende band.

In eigen land werd Le conseguenze dell’amore in elk geval overladen met ‘Davids’, de plaatselijke Oscars. Italiaanse filmjournalisten zagen Sorrentino drie jaar eerder al zitten, toen zij hem uitriepen tot beste nieuwkomer vanwege zijn debuut L’uomo in più (2001). Over een zanger en een voetballer die dezelfde naam dragen, maar qua karakter totaal verschillen. Beiden moeten zichzelf opnieuw uitvinden als hun succes van de ene op de andere dag ten einde is. Recensenten loofden Sorrentino’s narratieve talent en gevoel voor ironie. Wie Le conseguenze dell’amore heeft gezien zal daar zijn verpletterende gevoel voor compositie, architectuur, belichting, kleur, geluid en timing aan toevoegen.

Inmiddels is Sorrentino’s derde film, L’amico di famiglia, zo goed als af. Daarin dringt een geldschieter van in de zestig zich op aan een leeftijdsgenoot die als cowboy door het leven gaat. Weer die randfiguren, nu in de drooggelegde moerassen van Agro Pontino, waar Mussolini zijn modelstad Littoria bouwde. De tragikomedie wordt in oktober in de Italiaanse bioscopen verwacht. Dan zou hij nog mooi kunnen draaien in de competitie van Venetië, begin september, of toch weer Cannes, in mei?

Karin Wolfs

13 (Tzameti)

Géla Babluani — Frankrijk/Georgië

Van de vele festivalgasten die het dit jaar in Rotterdam lieten afweten – Clooney voorop – miste ik eigenlijk alleen de Franse Groeziër (of Georgische Fransoos) Géla Babluani. Een goede reden om af te zeggen had hij wel: zijn verpletterende speelfilmdebuut Tzameti (2005) kreeg in diezelfde week de Grand Jury Prize op het Sundance Festival.

Tzameti is Georgisch voor 13, een geluksgetal in sommige culturen, maar buitengewoon onheilspellend in de onze. Geluk en pech spelen een belangrijke rol in deze vertelling over een Georgische klusjesman (gespeeld door Babluani’s fotogenieke broer George) die in de voetsporen van een overleden gangster terechtkomt in een macaber spel. Het is onmogelijk je ogen af te wenden van de bloederige, gewelddadige en nagelbijtend spannende taferelen die zich voltrekken in een smoezelige kelder, ergens op het Franse platteland.

Babluani’s film werkt als een grimmige, in onderkoeld zwart-wit gedraaide thriller. Maar je kunt hem ook bekijken als een commentaar op oorlog in de voormalige Sovjet-Unie, waar de 27-jarige Babluani een groot deel van zijn leven doorbracht. Je kunt er bovendien een morele laag in zoeken – waarom lijkt het bijvoorbeeld alsof de hoofdpersoon voor een serie invoelbare misstapjes zo onevenredig hard wordt gestraft? In interviews hoort Babluani de verschillende interpretaties steevast welwillend aan, zonder er zelf in mee te gaan. Zijn manier van filmmaken ziet hij als een antwoord op de in Frankrijk nog immer invloedrijke auteurscinema. ‘Men beschouwt het geschrevene, het woord en vooral het scenario als het hoogste. Men praat over een cinema van auteurs, schrijvers dus, kenners van woorden. Waar het aan ontbreekt, zijn films die de enscenering voorop stellen. Er zijn veel jonge filmmakers die verhalen willen vertellen met het soort beelden waarmee zij zelf zijn opgegroeid.’

Regisseur, producent en componist Babluani zou een aanvoerder kunnen worden van een opwindende cinema van doeners, waarin de handeling van de personages centraal mag staan, zonder de fantasie van de kijker te frustreren. Of hij die voortrekkersrol werkelijk kan spelen blijkt over enkele maanden, wanneer L’âme perdue des sommets zijn première beleeft in Cannes. De onvolprezen Sylvie Testud speelt hierin een hoofdrol en Babluani deelt de regiestoel met zijn (eigenlijk al jaren gepensioneerde) vader Temur, die in zijn Georgische tijd de handen op elkaar kreeg voor The Sun of the Wakeful (1992). Babluani’s tweede is een gebeurtenis om hoopvol naar uit te kijken: een filmmaker die zo’n doeltreffend debuut aflevert kan onmogelijk een eendagsvlieg zijn.

Fritz de Jong

Gegen die Wand

Fatih Akin — Duitsland

In de naoorlogse gouden periode wisten filmmakers één ding zeker: iemand die talent had, kon aan het werk blijven. Na zijn eerste film maakte hij een tweede, na een tweede een derde en zo was er aan het einde van een leven een rijk oeuvre ontstaan. Maar omdat film steeds meer een hit and run-industrie is geworden, is een filmmaker niet meer waard dan zijn laatste film. Een flop na een succesvol debuut kan het einde betekenen. Het idee dat een filmmaker rustig aan een oeuvre bouwt, is achterhaald. Dat geldt niet alleen voor film, maar voor alle kunstvormen. Denkt u dat Heleen van Royen over tien jaar nog schrijft? Snel toeslaan is het devies. Het publiek is grillig. Wat het vandaag eet, kotst het morgen uit. Vroeger zouden we de Turks-Duitse filmmaker Fatih Akin een Europese belofte noemen. Nu hopen we dat hij kan blijven werken.

De 32-jarige Akin heeft niet alleen talent, maar ook de ambitie om er alles uit te halen. Na een paar korte films en documentaires liet hij twee jaar geleden met de verpletterende dreun Gegen die Wand (2004) zien wat dat oplevert. De film over de onmogelijke liefde van twee Turkse Duitsers is een rauwe, imponerende explosie van emoties. De personages worden niet mooier gemaakt dan ze zijn en de film straalt een enorme urgentie uit. Het woord urgentie wordt vaak misbruikt, maar de Europese artcinema snakt ernaar. Te vaak zien we van de werkelijkheid losgezongen, gekunstelde artfilms. Akin heeft er geen boodschap aan en haalt met Gegen die Wand het ruige straatleven binnen.

Maar de maker heeft nog een kwaliteit: hij is niet bang. Dat hij met Gegen die Wand de vuile was van de Turks-Duitse gemeenschap naar buiten bracht, kwam hem en hoofdrolspeelster Sibel Kekilli op zware bedreigingen te staan. Akin reageerde laconiek en bleef achter zijn film staan. Daar is in deze tijd veel moed voor nodig. Na Gegen die Wand maakte Akin een documentaire over Turkse muziek (Crossing the Bridge: The Sound of Istanbul, 2005), maar zijn nieuwe speelfilm Soul Kitchen (2009) wordt de vuurproef. Het is te hopen dat de film, die zich afspeelt in een Grieks restaurant in Hamburg, net zo’n relevante film zal zijn als Gegen die Wand, want de Europese cinema heeft behoefte aan vitaliserende injecties.

Jos van der Burg

Ultranova

Bouli Lanners — België

Wat is precies het verschil tussen medelijden en compassie? Volgens het woordenboek zijn het synoniemen, maar voor je gevoel is er wel degelijk verschil. Als je medelijden met iemand hebt, dan treur je mee over het ongelukkige lot dat iemand is overkomen. Als je compassie voelt voor iemand, toon je begrip voor zijn zwakheden; het ongeluk is niet uit de lucht komen vallen maar het gevolg van eigen falen, zoals bij ons allemaal wel eens het geval is. Compassie gaat dus niet samen met een hautaine houding en een snel oordeel, maar vergt een besef dat we allemaal wel eens in de fout gaan of het ook even niet weten.

De Waalse regisseur Bouli Lanners realiseert zich dat maar al te goed. Met Ultranova (2005) leverde hij een droomdebuut af. De tragikomedie is rijk zonder nadruk. Het heeft een sterk idee als fundering (hij laat zien hoe mensen zich tegen allerlei onheil indekken, maar zich slechts omringen met een schijnzekerheid), alledaagse locaties die spannend worden (een frietkot, een prefabwijk), oog voor detail (de waterige koffie uit een koffieautomaat), uitgesproken camerawerk dat de inhoud versterkt (stuurloze mensen roerloos gefilmd in CinemaScope), geen dichtgeplamuurd script maar ruimte voor rafelrandjes én humor zonder leedvermaak. Ultranova ontregelt minder dan de films van geestverwanten Michael Haneke en Ulrich Seidl, maar waarschijnlijk is het Lanners ook niet om het schokeffect te doen.

Vooralsnog is het wachten op zijn volgende film. Op de afgelopen Cinemart tijdens het filmfestival van Rotterdam presenteerde hij het script van Léa, over een autohandelaar wiens zus in coma raakt. De man realiseert zich dat hij nooit iets voor zijn familie over heeft gehad en stelt een daad. Volgens de synopsis moet hij hiervoor ‘een zeer vreemde reis’ maken. Laten we hopen dat Lanners die zelf ook maakt en dat we hem de volgende keer niet weer hoeven te vergelijken met Aaltra (2004), de Dardennes, Ulrich Seidl en Les convoyeurs attendent (1999). Dan heeft hij hopelijk zijn eigen standaard gezet – om er altijd weer van te kunnen afwijken natuurlijk.

Mariska Graveland

4

Ilja Khrzhanovski — Rusland

Het is nacht. Zo’n nacht die zich in verleden of toekomst af kan spelen. Maar die onheilspellend is van de eerste tot de laatste in vals kunstlicht gevangen seconde. En dat is dan alleen nog maar het licht in de openingsscène van 4 (Chetyre), de debuutfilm van Ilja Khrzhanovski (Moskou, 1975). Dit is de wereldnacht die aanbreekt als het Europese avondland ten onder is gegaan. Trouwens ook diepdroomdonker verbeeld in Nuit noire (2005) van Belg Olivier Smolders; nog zo iemand om in de gaten te houden.

Bij de première van 4 op het filmfestival van Rotterdam van 2005 was er rumoer in de zaal: “Je film is een leugen!”, schreeuwde iemand in het publiek, een boze Rus. Want dit was niet het land waarin hij woonde: Khrzhanovski’s duistere dystopie van hongerige honden, machines met een eigen leven, kloonfabrieken en uitgebluste wezens die ooit aan de dageraad van de mensheid hadden gestaan. Maar wat een verheugende leugen, in de traditie van Tarkovski, Sokoerov en Jevgeni Joefit (Bipedalism, 2005), een jaar later in Rotterdam Filmmaker in Focus.

In Rusland kon 4 niet vertoond worden. Misschien vanwege politieke gevoeligheden: wat scabreuze opmerkingen over mevrouw Poetina en de drinkgewoontes van haar echtgenoot. En omdat er naakt in voorkwam. Niet van die mooie strakke Moskouse hoertjes, maar verschrompelde baboesjka’s. Geboetseerd uit modder, aardappelschillen en uitgekauwd brood.

Een uitstekende kandidaat dus voor de eerste Theo van Gogh Award, voor ‘een filmmaker die de nodige risico’s durft te nemen bij het vormen van zijn visie’. In de woorden van de regisseur: “4 gaat over het verlies van identiteit en individualiteit en hoe moeilijk het is om jezelf te zijn. Er zijn weinig helden in de film – en ze zijn allemaal jong, tussen de 25 en 30. Dat is mijn generatie: we waren getuige van de ineenstorting van het Sovjetrijk, maar onze bewustwording begon tijdens de Nieuwe Tijd van Grote Veranderingen en Verdwijnende Waarden.”

Een zegetocht langs filmfestivals volgde. Met steeds die bescheiden regisseur in het woeste voetspoor van zijn revolutionaire film. Zijn nieuwste project Dau liep afgelopen februari op de Cinemart. Een film-in-wording over de Russische natuurkundige en Nobelprijswinnaar Lev Landau (1908-1968). Iemand die de opkomst van datzelfde Sovjetrijk heeft meegemaakt. Iemand die zei: “Wir Mathematiker sind alle ein biszchen meschugge.” Net als filmmakers.

Dana Linssen

Hukkle

György Pálfi — Hongarije

Hongarije is niet langer het land van Miklós Jancsó, István Szabó en Béla Tarr, maar van György Pálfi. De uit Boedapest afkomstige twintiger maakte zijn speelfilmdebuut met Hukkle (2002), een film waarin het absurdisme zo’n beetje opnieuw werd uitgevonden en waarin de wetten van natuurfilm en thriller volledig overhoop werden gehaald.

Hukkle is een van de grappigste experimenten met film die ik in jaren heb gezien”, vertelde Paul Thomas Anderson toen hij een paar jaar geleden te gast was op het filmfestival van Rotterdam en ‘die vreemde Hongaar’ op aanraden was gaan kijken.

Hukkle barst bijna uit zijn voegen van originaliteit, en het genot waarmee György Pálfi aloude genreconventies te lijf gaat, valstrikken uitzet en fabuleert – zonder ook maar een enkel woord te gebruiken – doen onmiddellijk naar meer verlangen. De ooievaar die als een koning op zijn troon zit, uitkijkend over de plattelandsgemeenschap en de mysterieuze zaken die daar – tussen het gras en tussen de mensen – gaande zijn.

Op het filmfestival van Cottbus – een perfecte plek om eens wat meer uit Oost-Europa te zien dan de oude coryfeeën – werd het Hongaarse vijfluik Jött egy busz… (2003) vertoond, met een knettergekke vingeroefening van György Pálfi. Het simpele uitgangspunt is een hobbelende Hongaarse stadsbus die op een dag in beslag wordt genomen door supermannen. Ook hier de magie.

Ik hoop dat Pálfi’s tweede, inmiddels voltooide speelfilm Taxidermia (2006) straks in Cannes te zien zal zijn en daarna in de filmtheaters. Variety-journalist Eddie Cockrell toog (even verwachtingsvol?) afgelopen februari al naar de Hongaarse Filmweek in Boedapest en deed alvast veelbelovend verslag. We moeten geloof ik rekening houden met een kruising tussen droom en nachtmerrie, tussen Monty Python en David Cronenberg. ‘Nothing in the Hungarian cinema’s history can be compared to this’, aldus Cockrell. En: ‘Taxidermia sets a benchmark for body horror in the cinema. In some scenes it reminded me of Pasolini’s Salò.’

De romans van de Hongaarse schrijver Lajos Nagy Parti waarop Pálfi zijn nieuwste film baseerde, heb ik nooit gelezen, maar het lijkt me een aardige voorbereiding op Pálfi’s taxidermie.

Belinda van de Graaf

Overschat

Star Wars: A New Hope

Acht regisseurs die van hun voetstuk mogen worden gehaald

George Lucas
Auteur van intergalactisch testosteron-epos waarin ‘de’ strijd tussen goed en kwaad lachwekkend pompeus en oppervlakkig is vormgegeven. Heeft z’n plaats in de filmgeschiedenis te danken aan hordes dwepende scifi-fans. RR

Apichatpong Weerasethakul
De oud-Siamese vertaling van ‘de nieuwe kleren van de keizer’ luidt ‘Api chat pong weera setha kul’. Kul en gebakken lucht, daarin grossiert deze Thaise filmmaker, die onevenredig veel prijzen in de wacht sleepte met zijn monumentale slaappillen Blissfully Yours (2002) en Tropical Malady (2004). FdJ

Quentin Tarantino
Afscheid van een held. Cinefiele vadermoord op iemand die zelf met goesting bloedschande pleegt met zijn eigen filmische verwanten. Briljante cinema zonder hart. Een verbluffend bijdehand citaat dat alleen nog naar zichzelf verwijst. Virtuositeit zum Kill Bill. DL

Jean-Luc Godard
Tuurlijk, veertig jaar geleden was het allemaal reuze opwindend wat u deed. Want uw gefilosofeer bracht u met flair en humor. Nu geeft u slechts colleges in pretentie. RH

Tom Tykwer
Na twee hypnotiserende films (Winterschläfer, 1997; Lola rennt, 1998) volgden twee opvallend zelfgenoegzame en gekunstelde exercities (Der Krieger und die Kaiserin, 2000; Heaven, 2002). Van Tykwers Süskind-verfilming Perfume: Story of a Murderer — waarschijnlijk klaar voor Cannes 2006 — zal een boel afhangen. BvdG

Jane Campion
Was The Piano (1993) eigenlijk niet gewoon een quasi-artistieke film die zogenaamd de grens opzocht maar wel in veilig vaarwater bleef? Om over het potsierlijke Holy Smoke (1999) maar te zwijgen. Arme Harvey Keitel. MG

Pedro Almodóvar
De enorme waardering voor het werk van de Spanjaard is het beste bewijs dat je filmcritici niet moet vertrouwen. Zijn films zijn belabberde, gekunstelde, hysterische melodrama’s, waarin geen authentieke emotie is te vinden. JvdB

Werner Herzog
Wie is toch die man met die belerende stem die steeds in beeld staat? Aan de kant! Zonde, al dat celluloid dat met beeldvullende ego’s en spektakelstukken in dienst staat van een minderwaardigheidscomplex. KW

Onderschat

Buffy the Vampire Slayer

Acht regisseurs voor wie een standbeeld mag worden opgericht

Joss Whedon
Whedons probleem: de verslavende sf- en horroruniversa van Buffy (1997-2003), Angel (1999-2004) en Firefly (2002-3) creëerde hij voor televisie en daar houden genrefilmsnobs niet van. De unieke ruimtewestern Serenity (2005) werd alleen op waarde geschat door trouwe Firefly-fans. Maar Whedon zal terugslaan, met de horrorfilm Goners en zijn versie van de campklassieker Wonder Woman. FdJ

Lynne Stopkewich
Een veelbelovende carrière die in de knop werd gebroken toen haar debuut, het morbide sprookje Kissed (1996) met Molly Parker in de hoofdrol, als fantasy werd aangemerkt en afgeschreven. Haar tweede en tevens laatste film Suspicious River (2000) werd niet eens in Nederland uitgebracht. KW

Lodge Kerrigan
Maakte na Clean, Shaven (1993) en Claire Dolan (1998) met Keane (2004) opnieuw een verpletterend meesterwerk dat pijn doet, en weer niemand die het zag. Beste Tsai en Hou, zo maak je dus films over de grote stad die je voelt! RH

Joe D’Amato
Deze Italiaanse pornoregisseur verdient het om als meer dan aaibare tietenfilmer bekend te staan, want hij maakte ook een van de gruwelijkste horrorfilms ooit, Antropophagus (1980), waarin een kannibaal zijn eigen ingewanden verslindt. Zo zout heb je ze nog nooit gegeten. MG

György Fehér
Hoe zou het met de Hongaarse filmmaker György Feher gaan? Acht jaar geleden maakte de vriend van Béla Tarr in schitterend zwart-wit de grimmigste verfilming van The Postman Always Rings Twice (1998). Zijn Passion maakte van overspel geen geil avontuur, maar een inktzwart drama. Natuurlijk deed de film niets in Pretnederland: een film waar je niet om kunt lachen? Het moet niet gekker worden! JvdB

Valerio Zurlini
De om mysterieuze redenen vergeten Italiaanse filmmaker Valerio Zurlini heeft de schijnwerpers verdiend. Meesterlijke optredens van Jacques Perrin, Alain Delon en Marcello Mastroianni dwarrelen zomaar onder het stof van de filmgeschiedenis vandaan. BvdG

John Sayles
Geestverwant van John Cassavetes en de Roger Corman Survival Academy of Filmmaking. Onafhankelijk chroniqueur van alledaagse strubbelingen met metafysische gevolgen: het persoonlijke is altijd politiek. Vallen, compromissen sluiten, opstaan en nooit bang zijn de volgende dag weer met een hoofd vol dromen en idealen te ontwaken. DL

Animatie
Nee, geen regisseur, maar een onderschat genre: de animatiefilm. En dan niet de Pixar-producties, hoewel die over het algemeen erg goed zijn, maar de ten onrechte tot kleine festivals veroordeelde animaties die met vaak beperkte middelen een fantastisch eigen universum en diepgang in verhalen creëren. RR