Kill Bill, Vol. 1

Maximale bloeddorst

Kill Bill, vol. 1

Het wachten heeft lang geduurd, maar zes jaar na Jackie Brown (1997) is Quentin Tarantino terug. En wel met een bliksemslag. Het in twee delen uitgebrachte Kill Bill is een flitsende hommage aan de grote liefde van de regisseur: bikkelharde B-films uit Hongkong, Japan en Italië.

Uit onvrede met de als gezapig ervaren moderne genrefilm bracht een groep cinefielen aan het einde van de jaren tachtig een herwaardering van tegendraadse B-films en exploitatiefilms uit de jaren zestig en zeventig op gang. De interesse en het enthousiasme verspreidden zich op mondiale schaal en de zogenaamde fanzines, door fans geschreven en gedistribueerde filmbladen, vervulden daarbij de essentiële functie van aangevers.

Periodieken als Video Watchdog, European Trash Cinema, Asian Trash Cinema, Splatting Image en Giallo Pages boden bergen informatie over de wildste, vreemdste en kleurrijkste genrefilms uit alle windstreken. Bovendien werd er de moeite genomen om de makers van het fraais op te sporen en onthullende interviews af te nemen.

Het was pionierswerk, vooral vanwege de obscure status van de films. Soms kon van het desbetreffende werkje alleen een videokopie uit Venezuela of Griekenland worden opgespoord, die vervolgens via een wereldwijd netwerk verder werd verspreid. De verworven informatie over het goud van oud en de daarmee vooruitsnellende reputatie hebben hun nut inmiddels voor de hedendaagse dvd-branche bewezen: allerlei obscure films worden tegenwoordig met groot succes op de digitale schijf uitgebracht.

Camera Obscura #1

Ondergetekende deed in Nederland een bescheiden duit in het zakje met het fanzine Camera Obscura en verzorgde bijdragen aan enkele van de bovengenoemde bladen, waaronder het Britse Giallo Pages van B-filmgoeroe John Martin. Martin voerde in 1993 een gedenkwaardig vraaggesprek met regisseur Quentin Tarantino, die zojuist grote indruk had gemaakt met Reservoir Dogs (1992) en een groot fan van exploitatiefilms bleek te zijn. De wortels voor zijn nieuwe film Kill Bill werden daarbij al zichtbaar. Tarantino: “In Japan, Italië en Hongkong bezitten de B-filmers een unieke en uitzinnige visuele stijl, waarbij ze telkens een universeel verhaal vertellen: iemand draait een huurmoordenaar een loer, diens geliefde wordt vermoord, waarna de huurling zich op de grote baas wreekt. De waanzin en de lak aan conventies die daarbij in de films aan de dag worden gelegd zijn onweerstaanbaar en ik koester het idee dat ik bij een kleine selecte club hoor, die van films houdt die bijna niemand kent.”

Oplawaai
De puristen van de underground-filmscene schreeuwden vervolgens moord en brand toen in Pulp Fiction (1994) en Jackie Brown (1997) citaten en zelfs soundtracknummers uit gekoesterde B-juweeltjes opdoken; een aantal recensenten beklaagden zich over ’s mans opzichtige jatwerk uit bekendere films. Maar: hij die zonder zonde is, werpe de eerste steen. Door de geschiedenis van de cinema heen hebben cineasten elkaar beïnvloed, elkaars stijlkenmerken gekopieerd of genres door elkaar geschoven.

Akira Kurosawa kreeg tijdens zijn jeugd een enorme oplawaai van de westerns van John Ford en herschiep Monument Valley op het Japanse platteland, waar samoerai elkaar in naam van eer of uit plat winstbejag bevochten. In de woestenij rond het Spaanse Almería werden de zwaarden en kimono’s weer verruild voor pistolen en lange jassen, met eeuwige dank aan Sergio Leone. In de hedendaagse samplecultuur is het leentjebuur spelen zelfs de normale gang van zaken geworden. De oorsprong van invloeden en citaten vervaagt en doet eigenlijk niet meer ter zake. Het resultaat telt, en als het swingt, dan is het goed.

Kill Bill wordt in de generiek aangekondigd als ‘de vierde film van Quentin Tarantino’. Het is zijn hommage aan de Italiaanse spaghetti-westerns, de Japanse samoeraifilms en het Hongkongse martial arts-werk uit de legendarische Shaw Brothers-studio. Maar ook de invloed van wraakfilms uit de jaren zeventig is onmiskenbaar aanwezig, van bekende krakers als Pam Griers Coffy (1973) tot obscuriteiten als het Zweedse They Call Her One-Eye (1973).

De wortels voor Tarantino’s fascinatie met B-films liggen in het zuiden van Los Angeles, waar hij in de lokale grindhouses hele reeksen exploitatiefilms van divers pluimage tot zich nam. De regisseur trekt de opzet van die films consequent door. Kill Bill wordt in twee delen uitgebracht (en ieder deel is weer via tussentitels in hoofdstukken opgesplitst), bezit minimale karakterontwikkeling, maximale bloeddorst, rijgt visuele hoogstandjes aaneen en eindigt met een twintig minuten durend zwaardgevecht (choreografie: Yuen Woo-ping, Crouching Tiger, Hidden Dragon, 2000). Uiteraard wordt afgesloten met een soapachtige cliffhanger.

Black Mamba (een wervelende Uma Thurman) is het prominentste lid van een bende huurmoordenaars die in dienst is van de schimmige Bill (David Carradine). Wanneer ze zwanger raakt, besluit ze uit het gezelschap te stappen en te trouwen, maar haar collega’s bezoeken haar tijdens het trouwfeest en leggen iedereen bruut om. Vier jaar later ontwaakt Thurman uit een coma – ze overleefde de kogel in haar brein – en gaat op een oorlogspad dat haar van Amerika naar Japan brengt. Kill Bill, Vol. 1 toont de confrontaties met haar voormalige vrouwelijke collega’s California Mountain Snake (Daryl Hannah, met kinky ooglapje), Copperhead (Vivica A. Fox) en Cottonmouth (Lucy Liu, Charlie’s Angels, 2000). In het volgend jaar verschijnende tweede deel krijgt ze het in Mexico aan de stok met Michael Madsen en wordt het natuurlijk tijd om Bill zelf ter verantwoording te roepen.

Citaten
Op echte diepgang valt Kill Bill niet te betrappen – Tarantino maakt al snel duidelijk dat dit een achtbaanrit wordt en men de grijze cellen ongemoeid kan laten. De kracht van de film ligt in de bravoure en virtuositeit waarmee de regisseur gedeelten uit twee decennia mondiale genrefilm en popcultuur tot een stilistisch briljant geheel smeedt. Daarbij liggen sommige citaten voor het oprapen. Uma Thurmans gele outfit zat Bruce Lee in diens Game of Death (1978) eveneens als gegoten, de rol van Sinichi ‘Sonny’ Chiba is een saluut aan diens Street Fighter-trilogie (1974, te zien in het door Tarantino geschreven True Romance, 1993) en in het gebruik van splitscreen en nerveuze Bernard Herrmann-muziek herkent men Brian De Palma. Chiaki Kutiyama, goed op dreef als de gestoorde assistente van Cottonmouth, maakte eerder een onuitwisbare indruk in Kinji Fukasaku’s zwanenzang, de Aziatische superhit Battle Royale (2000). En de medewerking van David Carradine zal menig ruime dertiger een vlaag nostalgie ontlokken, want hij was in de jaren zeventig toch geweldig cool in de tv-serie Kung Fu (1972-75).

Andere verwijzingen staan verdekt opgesteld. De twee hoofdstukken Vengeance is a dish best served cold en The blood splattered bride zijn vernoemd naar de puike spaghettiwestern La vendetta è un piatto che si serve freddo (1971, met Klaus Kinski) en de Spaanse vampierfilm La novia ensangretada (1972). De plot is sterk beïnvloed door Lady Snowblood (1973) en Lady Snowblood: Love Song of Vengeance (1974), twee gestileerde Japanse producties uit het begin van de jaren zeventig, waarin een jongedame zich op de moordenaars van haar ouders wreekt. Die films blinken uit door een lyrische en bloederige verbeelding van de dood die deze melancholische heldin met haar onfeilbare samoeraizwaard zaait. Elders geeft Tarantino zijn eigen draai aan de spetterende popart-finale van Seijun Suzuki’s gangsterfilm Tokyo nagaremono/Tokyo Drifter (1966) en in een lugubere ziekenhuisscène bewijst de regisseur eer aan zijn Italiaanse horrorhelden Dario Argento en Lucio Fulci.

Keelgat
Wat Kill Bill van opzichtig jatwerk en mislukte remakes onderscheidt is Tarantino’s grote affiniteit met de door hem geciteerde films, waarin een pompende soundtrack net zo belangrijk is als een flamboyante visuele stijl. Tarantino is geen wandelende samplemachine waar je een kwartje in kan gooien. Hij heeft het talent om clichés om te vormen tot iets onweerstaanbaar hips en bezit daarnaast het lef om de raarste toeren uit te halen. Soms werkt dat, soms niet.

De openingsscène is simpelweg opgehangen aan Nancy Sinatra’s bloedstollende ballade ‘Bang Bang (My Baby Shot Me Down)’ en hakt er gelijk ongenadig in. Ook het gebruik van de titelthema’s uit drie fraaie Italiaanse films, de westerns The Big Showdown (Il grande duello, 1972) en Death Rides a Horse (Da uomo a uomo, 1967) en de thriller Murder to the Tune of the Seven Black Notes (Sette note in nero, 1977) betaalt zich driedubbel uit. Anderzijds begeeft Tarantino zich op heel glad ijs met de James Last/Georghe Zamfir-panfluitverschrikking ‘The Lonely Shepard’. En de flamenco-popklassieker ‘Don’t Let Me Be Misunderstood’ tijdens het afsluitende hoofdstuk schiet bijkans het verkeerde keelgat in. Maar Quentin durft, zoveel is zeker.

Een andere grote verdienste van de zelfverklaarde filmnerd is zijn geslaagde eerbetoon aan Japanse samoeraifilmseries als Kozure ôkami (Lone Wolf and Cub, 1972-74), Nemuri kyôshirô (Son of the Black Mass, 1956-73) en Zatôichi (The Blind Swordsman, 1962-73). Het zijn hypergestileerde films waarin zwaardvechters doodsballetten opvoeren en ware bloedfonteinen naar de hemelsblauwe lucht spuiten. En als het even kan in slow-motion.

Daarnaast wordt er uitgebreid stilgestaan bij de rol die de dood in het leven van een zwaardvechter vervult – de grootste en laatste wijsheid die een samoerai dient te leren, is de dood zonder te knipperen in het gezicht te staren. In Kill Bill heeft Uma Thurman uit winstbejag mensen vermoord, wil daarna het goede pad op, maar het verleden haalt haar in en ze verandert uiteindelijk in een op wraak beluste moordmachine. Zoals Nemuri Kyôshirô plechtig sprak: “Samurai or not, life is a battle.

Bombardement
Kill Bill kwam in de Verenigde Staten met een zeer succesvol openingsweekend op één in de hitlijst terecht en ontving overwegend positieve kritieken. Of dat ligt aan de grote honger na zes Tarantino-loze jaren is de vraag, maar het staat vast dat de film geen knieval voor de commercie is. De hoeveelheid bloedvergieten is absurd en maakt het tot de meest gewelddadige film die ooit door Hollywood is afgeleverd. Let wel: hier wordt niet met automatische vuurwapens een hoop kabaal gemaakt, het is hier zwaard tegen zwaard, waarbij afgehakte armen, benen en hoofden in het rond vliegen en bloedfonteinen spuiten dat het een aard heeft.

Ook het minimum aan komische Tarantino-dialogen is opmerkelijk; slechts enkele keren wordt het audiovisuele bombardement door een kwinkslag onderbroken. Maar het meest tegendraads is een lang anime-intermezzo, verzorgd door de befaamde Japanse tekenfilmstudio Production I.G. Dit gedeelte geeft Kill Bill een grote meerwaarde, niet alleen door het desoriënterende effect, maar ook omdat het een van de weinige scènes van de film bevat die emotionele zeggingskracht heeft: hier wordt getoond hoe de verderfelijke Lucy Liu door een gruwelijk voorval tijdens haar jeugd werd wie ze is. Het is wederom een verwijzing naar de tragische heldin in Lady Snowblood en zorgt ervoor dat de climax, een duel tussen Uma Thurman en Liu, extra cachet krijgt.

De kans dat Tarantino op deze ingeslagen weg verdergaat lijkt groot. De laatste jaren werkte hij aan het script voor de oorlogsfilm Inglourious Basterds, die volgend jaar moet worden opgenomen. Welnu, Inglourious Basterds is tevens de (verbasterde) titel van Tarantino’s favoriete Italiaanse exploitatiefilm. Het is een komisch en actierijk werkje waarin blaxploitation-held Fred Williamson de show steelt als een opstandige Amerikaanse soldaat die aan de krijgsraad ontsnapt, zich met een paar kameraden in nazi-uniformen hijst en de meest krankzinnige avonturen achter de frontlinie beleeft. Me dunkt, materiaal waarmee Tarantino prima uit de voeten kan. Maar vooruit, eerst nog even een deeltje Kill Bill.