Lynne Ramsay over You Were Never Really Here

'Deze hele film was een waanzinnige koortsdroom'

Lynne Ramsay. Foto: Brigitte Lacombe

In Lynne Ramsay leeft de geest van punk. You Were Never Really Here heeft een wilde, chaotische, anarchistische energie en is tegelijkertijd beeldschoon. Met Joaquin Phoenix deelt ze een afkeer van bullshit. “Ik ben liever kort en goed dan lang en saai.”

Lynne Ramsay is punk. Niet qua haar, maar qua houding. Ze werkt intuïtief, snel en direct, met naar verhouding lage budgetten. En ze triomfeert onder tijdsdruk, zoals bij de afronding van You Were Never Really Here, die tijdens het laatste weekeinde van Cannes, met de hakken over de sloot, in première ging. Tot haar verrassing, in eerste instantie. “Het festival had mijn film gezien zonder dat ik het wist. Mijn productiemaatschappij had hem laten zien. Een versie nog met storyboards erin. Tekeningen. Zelf dacht ik dat we misschien op tijd klaar zouden zijn voor Venetië.”

Het werd niet Venetië in september, maar Cannes in mei. Dat werd aanpoten. Maar, zoals haar hoofdrolspeler Joaquin Phoenix zei tegen Vulture: “Ze werkt zo goed onder druk! Ik kreeg na een tijdje juist een voorkeur voor de momenten waarop ze het gevoel had dat ze met haar rug tegen de muur stond. […] Omdat ze dan zo fokking goed is.”

Niet dat het niet spannend was. Het waren lange, lange dagen om de film af te monteren. Tijdens het groepsinterview op een dakterras in Cannes, de dag na de perspremière van de film, twijfelt Ramsay nog steeds. Misschien moet haar film nog getweakt worden. Misschien schuift ze nog wat met de soundtrack van componist en Radiohead-gitarist Jonny Greenwood: “Ik heb zijn muziek niet eens echt allemaal goed kunnen beluisteren.”

Maar na het festival, als ze alle loftuitingen, de gedeelde scenarioprijs en de acteerprijs voor Phoenix heeft verwerkt, laat ze weten dat ze niets aan de film zal veranderen. Alleen de eindcredits worden toegevoegd — daar was ze nog niet aan toegekomen. Zodat de persvertoning abrupt eindigde met een zwart vlak. Prachtig, eigenlijk.

You Were Never Really Here

Hamer
Ik weet natuurlijk niet wat er gebeurd zou zijn als Ramsay er nog wél aan zou hebben gesleuteld. Maar ik ben blij dat ze de wilde, chaotische, anarchistische energie van het tegelijkertijd vaak beeldschone en precieze You Were Never Really Here niet heeft veranderd. Dat ze niet alles heeft opgepoetst en netjes gemaakt. Want het is die punky energie waarmee You Were Never Really Here raak slaat. Als een hamer.

Dezelfde energie kenmerkt zijn maker. Ramsay lijkt misplaatst, op dat pijnlijk witte dakterras in Cannes met zijn goedkope sjiek en dure drankjes. Ze heeft ook zelf het gevoel dat ze er niet bij hoort. En niet alleen hier in Cannes. “De filmwereld discrimineert volledig op sekse en klasse”, zei ze in 2011 tegen The Guardian. “Het is wezenlijk betuttelend, zo van: ik weet het beter dan jij. En dan heb ik ook nog dat Glasgow-ding. Volgens mij haken ze af zodra ze m’n Schotse accent horen.”

En inderdaad, haar accent is sterk — Joaquin Phoenix gaf tegen Vanity Fair toe dat hij haar soms niet verstond en dan maar “yeah” zei — maar ook aanstekelijk en de groep journalisten in Cannes is duidelijk op haar hand. Alleen: Ramsay geeft niet de standaardantwoorden die je bij zo’n interview verwacht. Veel van haar beslissingen voor You Were Never Really Here, die in de film weloverwogen overkomen, blijken gebaseerd op gevoel, improvisatie, last-minute invallen of nauwelijks te verwoorden intuïtie. In een babbelende woordenstroom met een ontelbaar aantal you knows en I means tast Ramsay naar verklaringen waar wij misschien wat mee kunnen.

Snoepjes
“Joaquin hoorde me zeggen: ik houd van groene snoepjes. Omdat ze zuurder zijn, weet je? Daarom zegt hij in de film: ik wil het groene snoepje. Zulke rare shit. Of toen ik na een dag van vijftien uur opeens tegen mijn cameraman zei: hou er soms een paar lege frames in. Gewoon, lege ruimte. Voor het gevoel dat die man onzichtbaar is, weet je? Hij wil er niet zijn. Dat vond ik opeens een heel goed idee! Maar goed, dat deed Yasujirō Ozu ook al.”

“Bij Judith Roberts, die de moeder speelt — ik vind haar fantastisch, ze zat ook in Eraserhead [1977] — moest ik denken aan m’n eigen moeder. Die kijkt op tv naar klassiekers. Turner Classic Movies enzo. En dan met het geluid knetterhard. Dus ik vroeg Roberts: welke film vind je mooi? Zij zei: Psycho [1960]. Dus zei ik: oké, dan kijk je Psycho, haha! Dat bedachten we ter plekke.”

“De film is gebaseerd op een hard-boiled novelle en die zijn compact, weet je? Ik ben liever kort en goed dan lang en saai.”

“De hoofdpersoon is mislukt. Beschadigd. Ik bedoel, hij woont bij z’n moeder. Een verlopen figuur, weet je wel? Dat vond ik fantastisch. Toen ik begon met schrijven heb ik een foto van Joaquin op m’n computer gezet. Hij is de film. We hebben veel gepraat over het personage. Hoe we alle bullshit eruit konden krijgen. Ondertussen hadden we de grootste lol van de wereld. Ik ging elke dag met enorme zin naar m’n werk, weet je? Ook al waren het dagen van vijftien uur en was het bijna vijftig graden in New York. Een smerige, plakkerige zomer.”

“Omdat New York zo duur was, heb ik twintig pagina’s uit het script geschrapt haha! Dat was best eng. Maar niks belangrijks hoor. Ik bedoel, deze hele film was gewoon een waanzinnige koortsdroom. Gemaakt op een punkrock-manier. De houding van de film is: oké, zo doen we het.”

“De song I’ve Never Been to Me zit erin omdat mijn vader het zo mooi vindt. Hij is behoorlijk macho en ik vond het altijd grappig als hij meezong met dat nummer en emotioneel werd. Maar dat afkappen van de muziek bij elke cut bedachten we pas vorige week bij de geluidsmix haha! Ik dacht, als we van de ene surveillancecamera naar de andere springen, zit er eigenlijk een tijdsprong in. Dus dat probeerden we even en toen dacht ik: oh, dat is cool.”