Michael Middelkoop over Straatcoaches vs Aliens

'Genre is voor mij het nieuwe goud'

Michael Middelkoop. Foto: André Bakker

Met humor en flair weeft regisseur Michael Middelkoop onderwerpen als gentrificatie en kansenongelijkheid in een actiekomedie die zich prima laat genieten met een bak popcorn op schoot. “Genre is altijd het perfecte raam geweest om te kijken naar de maatschappij.”

Michael Middelkoop heeft zijn vorm gevonden. Begonnen als commercialregisseur werd hij na een aantal succesvolle korte films en tv-series gevraagd voor de serie Koolhoven presenteert. Dat resulteerde in de tv-film Trauma Porn Club (2024), waarin hij al flirtte met dystopische horror à la Black Mirror (vanaf 2011). Afgelopen september won zijn zwarte komedie Dit is geen kerstfilm (2024, uitgebracht op Prime Video) drie Gouden Kalveren, waaronder die voor beste regie. Een publieksfilm met een bite, wat je ook kunt zeggen van zijn tweede speelfilm Straatcoaches vs Aliens, die deze maand breed uitgaat in de bioscopen.

In deze energieke komedie moeten de inwoners van Schijndrecht – in beleidstaal zou het een ‘kanswijk’ heten – de krachten bundelen in de strijd tegen een snel om zich heen grijpend gevaar, afkomstig van een buitenaards wezen dat zich door de activiteiten van een ambitieuze projectontwikkelaar vanonder het plaveisel begint te roeren.

Als onwaarschijnlijke helden voert Middelkoop een trio slackers op: straatcoaches Mitch en Amin en hun buddy (annex dealer) Panter. Wat begint als een alien invasion mondt uit in een zombie apocalypse, die natuurlijk precies uitbreekt tijdens een nacht waarin onze helden flink aan het feesten zijn – een virtuoze montage versnijdt de beelden van twee synchroon gechoreografeerde, parallelle werelden, die elkaar spoedig zullen tegenkomen. Intussen dreigt voor de wijk een ander, nog veel groter gevaar.

Als ons gesprek begint, zijn Michael Middelkoops gedachten nog bij David Lynch – het is de ochtend nadat zijn overlijden bekend werd en hij is net door Dana Linssen voor NRC bevraagd over de betekenis die Lynch voor hem heeft gehad. “Zijn surrealistische, associatieve films hebben voor makers van mijn generatie een deur geopend”, vat hij samen. “We leven nu in een tijd waarin filmtaal en internetcultuur voortdurend worden hergebruikt. Door Lynch ben ik gaan nadenken over hoe je daarin nog veel abstracter en oorspronkelijker kunt zijn.”

Straatcoaches vs Aliens

Nu we het over referenties hebben: heb ik het goed gezien dat je in al jouw films minimaal één verwijzing naar The Shining [1980] stopt? “Haha, dat klopt. Steven Spielberg – ik ben een ontzettende Spielberg-fan – heeft een keer gezegd dat film gaat over oerangsten. Als ik mijn films terugkijk denk ik: o ja! Daar had ik die angst, dit gaat over mijn ouders die uit elkaar gingen, en ga zo maar door. En dat shot uit The Shining met die tweeling symmetrisch in het kader – misschien komt het doordat ik die film veel te jong heb gezien, maar ik heb daar jarenlang nachtmerries van gehad. Ik vind tweelingen niet eng, maar wel dat idee van dubbel zijn, of dat ik zelf uit twee exact dezelfde entiteiten zou bestaan. Op de een of andere manier zit dat nu altijd in mijn films. Enerzijds is dat mijn knipoog naar een van de mentors van mijn generatie, anderzijds voert het terug naar een angst die ik zelf ook niet echt begrijp.”

Je korte film Snor [2019] noemde je zes jaar geleden je ‘meest persoonlijke film tot nu toe’. Hoe zit dat met Straatcoaches vs Aliens, waarin je daar thematisch op voortbouwt?Snor is gedraaid in de wijk waar ik opgroeide, Crooswijk in Rotterdam. Ik kom uit een bijstandsgezin met een alleenstaande moeder. Zij was echt de buurtmoeder en al heel vroeg actief tegen de sloop van de wijk. Snor gaat daarover, maar ook over iets wat ik pas ging begrijpen naarmate ik ouder werd: dat zij houvast zocht bij concrete gevechten om persoonlijke tegenslagen niet onder ogen te hoeven zien.
“De onmacht van een kleine groep, dat is het gevoel dat ik in Straatcoaches vs Aliens doorzet. Als je jezelf onbegrepen voelt in een grote wereld, op wie ben je dan aangewezen? In mijn films merk ik dat ik heel vaak terugkom bij dat soort mensen en dat ik die dan graag een overwinning gun.”

Ik vond de vrouwenpersonages – onder wie buurtmoeder Marjolein – verfrissend origineel. “Ik vind het leuk dat je dat zegt, want ik was me heel bewust van het feit dat het een film zou worden die aantrekkelijk moest zijn voor een jongere doelgroep, en ook al hebben we het scenario met allemaal mannen zitten schrijven, we daagden elkaar wel uit om na te denken over de vraag: wat willen we vertellen over de vrouwen in deze film? Zo is Steph niet alleen de vriendin van Amin, maar maken haar carrière, de keuze die zij daarin moet maken en hoe zij met haar baas afrekent ook deel uit van het verhaal. Daardoor heeft zij zelf agency. Ik heb er ook een punt van gemaakt dat als haar vriend haar komt redden, zij zichzelf al heeft gered – de damsel is allang niet meer in distress.”

Je schept in je films een ongecompliceerd multicultureel universum dat voor mensen in de Randstad, zeker jongeren, een realiteit is, maar nog niet vaak te zien is in Nederlandse films. Is dit een missie van jou of gewoon hoe jij de wereld ziet? “Ik merk dat ik nu in een fase kom waarin ik me ervan bewust word dat dat een waarde heeft. Mijn vorige film, Dit is geen kerstfilm, speelt vanwege het onderwerp in een best witte wereld. Daar werd ik in mijn achterban op aangesproken: waar zijn onze mensen? Door mijn eerdere films en doordat ik een maker van kleur ben, zit ik kennelijk in een bepaalde kaartenbak. Maar voor mij was het nooit een missie, het was vanzelfsprekend. Ik zat in een klas die menig reclamebureau nu graag zou willen casten: onze ouders kwamen uit Joegoslavië, Turkije, Marokko, de Antillen, en dan ik met mijn Congolese vader… Dat is mijn nulpunt, dus als ik schrijf refereer ik aan die wereld.”

Dat wordt ook een beetje van je verwacht? “Zeker, en dat vind ik soms ook moeilijk. Vorig jaar bevond ik me ineens op het podium met een Gouden Kalf en toen heb ik me hier voor het eerst over uitgesproken. Door wie ik ben, heb ik een soort voorbeeldfunctie en aan de andere kant ben ik ook iemand die als kind gewoon verliefd werd op films als RoboCop [1987] en Jurassic Park [1993]. Natuurlijk ben ik me bewust van mijn achtergrond, dus het zal in mijn films misschien wel altijd gaan over kleur, klasse, bewijsdrang, het gevoel niet gezien te worden. Maar ik ben geen activistische filmmaker. Dat ik ter verantwoording word geroepen voor de verhalen die ik vertel is ergens goed, want ik voel zelf ook die verantwoordelijkheid. Maar het maakt me soms een beetje verdrietig als wat ik doe alleen maar op die manier gedefinieerd wordt.”

Privilege, en hoe dat verdeeld is tussen verschillende groepen mensen, zie ik als een terugkerend onderwerp dat jij in je films telkens vanuit een andere positie verkent. Wat fascineert je eraan? “Ik ben denk ik aan het uitzoeken wat het voor mij betekent en ik ben benieuwd hoe de ideeën erover zich de komende jaren gaan ontwikkelen. We zijn heel erg bezig met het creëren van gelijke kansen, maar wat komt daarna? Eigenlijk was Trauma Porn Club een manier om daarover na te denken. Een van de vragen die de film verkent, is of je je slachtofferschap ook kunt toe-eigenen. Dat zijn dingen waarover we het nu nog niet willen hebben, maar die wel om de hoek liggen.”

De laatste jaren wordt genrefilm omarmd door mensen die in de filmwereld nog altijd ondervertegenwoordigd zijn: vrouwelijke makers en makers van kleur. Wat maakt genre voor jou zo aantrekkelijk? “Voor mij is Get Out [2017] van Jordan Peele heel belangrijk geweest, in de zin van: je kunt al die maatschappelijke discussies heel serieus benaderen, maar je kunt ook je fantasie gebruiken. Iedereen kent de afspraken van de genrefilm. Ook Straatcoaches verloopt heel conventioneel: de spannende opening die een clou achterlaat, de status quo van de wereld – de beats zijn heel helder, je kan er zo een andere film onder leggen. En juist omdat het zo’n warm bad is voor de kijker kun je er makkelijk hele nieuwe ideeën in lanceren. Dat is de kracht van genre, dat je naar binnen gaat voor een leuke avond en naar buiten komt met de gedachte: shit, zo had ik er eigenlijk nog nooit naar gekeken.
“Het is gek dat dit zo lang geduurd heeft, want genre is altijd het perfecte raam geweest om te kijken naar de maatschappij, kijk maar naar klassiekers als Dawn of the Dead [1978] of Carrie [1976]. Er is een schatkist aan films waarin genre wordt gebruikt om ideeën bij een groter publiek te brengen, en recente films als The Substance [2024] en Babygirl [2024] laten zien: we kunnen al die blauwdrukken nu gebruiken om het over heel andere thema’s te hebben. Ik hoop dat meer mensen vanuit nieuwe perspectieven zich wagen aan dit soort vertellingen en dat fondsen dat ook zullen omarmen. Dit is voor mij het nieuwe goud.”


Straatcoaches vs Aliens draait vanaf 13 februari 2025 in de bioscoop.