Prénom Carmen #61
Met Lynch verlangen naar het onbekende

Wild at Heart
Carmen Felix schrijft over mainstream, genre en niche.
Het internet, de dode bomen: alles stond de afgelopen weken volkomen terecht in het teken van David Lynch. Een bijzondere regisseur – zacht in de omgang, bizar in het brein – is niet meer.
Het was ergens in de late jaren negentig dat Twin Peaks (1990-91) in Nederland op de buis verscheen, denk ik. Ik was nog net geen tiener en een fervent fan van Disney en Spielberg. Die glimmende werelden van avontuur en comfort boden me de perfecte ontsnapping. Mijn donkerste favoriet uit die tijd? Jumanji (1995) – go figure.
Tussen de vertrouwde films door waagde ik me af en toe aan stiekeme, duistere avonturen. Ik sloop regelmatig naar mijn ouders’ slaapkamer om The X-Files te kijken – dat werk. Maar toen kwam David Lynch. En daarmee kwam alles wat ik dacht te weten over film op losse schroeven te staan.
Die eerste keer dat ik Twin Peaks keek, viel ik ergens middenin en vond ik Leland Palmer meteen de engste man ooit. Ik herinner me de betoverende muziek van Angelo Badalamenti, de kleuren die zowel mysterieus als dreigend waren, de personages die tegelijk warm en vervreemdend waren. Dit was geen gewone televisie. Dit was een universum waarin niets was wat het leek en emoties zich in de vreemdste vormen ontvouwden. Ik was verward, maar vooral extreem geprikkeld.
Na Twin Peaks volgde Wild at Heart (1990), een film die me compleet uit balans bracht. Films konden dus verschrikkelijk raar, doodeng, prachtig en sexy tegelijk zijn. Laura Dern die haar seksualiteit als een wervelwind omarmt, Diane Ladd met haar lippenstiftgezicht; beiden staan voor altijd op mijn netvlies getatoeëerd. Het was chaos, maar het was ook briljant. Ik realiseerde me dat film veel meer kan zijn dan wat je ervan verwacht: soms is het gewoon een gevoel, onbenoembaar en ontregelend.
Vanaf dat moment zocht ik hongerig verder naar Lynch’ werk. Mijn zoektocht leidde me van videotheken naar schimmige, illegale websites, waar ik Blue Velvet (1986), Eraserhead (1977), Lost Highway (1997) en later Mulholland Drive (2001) ontdekte. Van al deze films leerde ik dat logica er niet toe doet. Kunst leeft in de grijze gebieden van verlangen en angst, waar goed en kwaad geen betekenis hebben. Je kunt je nooit zeker voelen, en dat was precies de bedoeling.
Het was alsof je met een vergrootglas naar de chaos van je eigen onderbewuste keek, waarin alles vaag en onverklaarbaar bleef. Lynch bood geen antwoorden (die zocht ik later op treurige fora), maar hij stelde vragen. Wat is realiteit? Wat is verlangen? En wat gebeurt er als je je ogen niet sluit voor dat wat je het liefst niet zou willen zien?
Nu weet ik: de magie van Lynch ligt in het verlangen naar het onbekende. En dat is precies waarom we blijven kijken, zelfs nu onze goede vriend er fysiek niet meer bij is.