Babygirl

Clichés zijn er om mee te spelen

Babygirl

Speels, zelfbewust en ongrijpbaar. Met Babygirl levert Halina Reijn een film af die even verleidend als frustrerend is.

Wie is de babygirl in de verboden affaire tussen de perfectionistische CEO van een automatiseringsbedrijf en haar knappe, jonge stagiair? Halina Reijn hult haar derde film in een dikke laag ironie, die het op het oog eenvoudige verhaal opzettelijk vertroebelt.

In het erotische Babygirl draait Reijn de dynamiek van onderdanigheid en dominantie om: hier verlangt de machtige CEO Romy (Nicole Kidman) naar onderwerping. Wat aanvankelijk weer op een ander cliché lijkt, wordt door Reijn subtiel ondergraven.

Het spel met verwachtingen begint al bij de titel. Online wordt ‘babygirl’ de laatste jaren gebruikt voor mannen die zowel zacht als mannelijk zijn; ‘baby girl’ daarentegen, is al veel langer een koosnaampje voor vrouwen. Het lijkt vanzelfsprekend dat de succesvolle en autoritaire Romy (Nicole Kidman) ernaar verlangt iemands baby girl te zijn. Maar waar je een ruige, dominante tegenpool verwacht, blijkt Samuel (Harris Dickinson) iets heel anders: hij straalt dan wel autoriteit uit, maar is ook zachtmoedig, met grote ogen en een ontwapenende onervarenheid.

Dit spel met ambiguïteit maakt Babygirl haast ongrijpbaar. De acteurs brengen een gelaagdheid aan die het verder eenvoudige en rechtlijnige verhaal overstijgt, terwijl Reijn speelt met genreverwachtingen. Zo balanceert de film voortdurend tussen thriller en komedie. Wanneer Samuel bijvoorbeeld stelt dat de kritiek dat mannen die vrouwen domineren seksistisch zijn, zelf seksistisch is, laat de film in het midden of die redenering serieus genomen moet worden of niet.

Reijn lijkt minder geïnteresseerd in de existentiële implicaties van het verhaal dan in de spanning tussen haar personages. Romy’s baanbrekende werk in robotica heeft haar in zekere zin tot een machine gemaakt; haar affaire met Samuel wekt haar weer tot leven, maar dreigt haar carrière te vernietigen. De dynamiek hint op iets diepgravends over de moderne tijd, maar is tegelijkertijd overduidelijk, soms op het lachwekkende af.

Achtergrondinformatie, zoals het gegeven dat Romy haar jeugd doorbracht in sekten, wordt aangestipt, maar niet uitgewerkt. Dat de film geen psychoanalytische verklaringen zoekt voor Romy’s seksuele verlangens is op zichzelf een verademing, maar roept wel de vraag op waarom die achtergrond überhaupt wordt genoemd. Het is duidelijk dat Babygirl accepteert in plaats van analyseert, al wekt het ongrijpbare, speelse karakter soms de wens naar meer diepgang.

Die diepgang wordt overigens bewust ondermijnd. Reijn strooit rijkelijk met verwijzingen. Zo is er de gestileerde scène waarin Kidman een botoxbehandeling ondergaat, gevolgd door een venijnige sneer van haar dochters over haar onnatuurlijke uiterlijk (“je lijkt op een dode vis”). Zelfs de knipoog naar Hedda Gabler, een rol die Reijn eerder zelf speelde, voelt tongue in cheek. Het zijn speldenprikjes die laten zien dat Babygirl niet bang is om met zijn eigen clichés te spelen.