David Lynch (1946-2025)
De dromer die leeft in zijn droom

David Lynch
Op 15 januari overleed David Lynch op 78-jarige leeftijd aan de gevolgen van longemfyseem. De zonderlinge Amerikaan wiens werk zodanig indringend, onvoorspelbaar en vooral eigenzinnig was, dat we er de term ‘Lynchiaans’ aan overhielden. Dan Hassler-Forest eert zijn favoriete filmmaker.
David Lynch is dood. Sinds ik het nieuws gehoord heb, loop ik rond als verlamd. Er is geen filmmaker, schrijver, muzikant of kunstenaar geweest die mijn perspectief zo sterk gevormd heeft als deze man.
Hij was daarom zoveel meer dan de regisseur van een flink aantal van mijn favoriete films: hij was de belichaming van het idee dat creativiteit, artistieke vrijheid, en radicale empathie fundamentele waarden zijn die we na moeten blijven streven. Hij was het levende bewijs dat briljante makers geen pretentieuze hufters hoeven te zijn, maar met empathie, humor en oprechte blijdschap in het leven konden staan. En hij was een van de belangrijkste pleitbezorgers van film als meer dan enkel een commercieel wegwerpproduct. Geen wonder dat zijn overlijden zo hard aankomt.
Dit overweldigende gevoel van verlies wordt breed gedeeld: er zijn maar weinig filmmakers die zo’n sterk gevoel van toewijding hebben opgewekt als deze zonderlinge Amerikaan, wiens werk indringend, onvoorspelbaar, en vooral eigenzinnig was. Zijn films vielen consequent buiten elke categorie: ze hebben de grootsheid, de energie, en het vakmanschap van Hollywood, maar ook de uitdaging, het persoonlijke temperament, en de gelaagdheid van arthouse. Voor ontelbare filmliefhebbers was het dan ook een Lynch-film die hun ware passie voor film deed ontwaken.

Ik ben ook zo iemand. Toen ik in 1990 als zestienjarige voor het eerst Wild at Heart in het filmhuis zag, voelde het voor mij als een aardverschuiving. Waar andere arthousefilms voor mij als tiener vaak te sloom, te ondoorgrondelijk en te humorloos waren, voelde dit juist als een adrenaline-shot, vol seks, geweld, kleur, muziek en humor.
Lynch had de meest iconische elementen uit de Hollywood-geschiedenis bij elkaar gebracht en daar een ongrijpbare dimensie van gevaar, mysterie en dromerigheid aan toegevoegd. Wild at Heart voelde daardoor veel groter dan de meeste andere films: het was niet zozeer een verhaal, maar een droomwereld waar je graag naar terugkeerde.
Het typeert de aanpak van iemand die altijd in de eerste plaats kunstenaar is geweest, en pas in de tweede plaats filmregisseur. Lynch begon zijn loopbaan als schilder, en zag in cinema een manier om beweging en geluid toe te voegen aan de beelden die hij maakte. Vanaf zijn debuutfilm – de magistrale culthit Eraserhead (1978) – nodigden zijn films je dan ook bovenal uit om een andere wereld te verkennen.

Het verkennen van die wereld vergeleek hij zelf vooral met een droomproces: wat daarbinnen gebeurt, heeft wel degelijk een zekere logica, maar het zijn niet de lineaire schakels van oorzaak en gevolg die we in onze vertelcultuur gewend zijn. Zijn in 2018 verschenen autobiografie (met co-auteur Kristine McKenna) heet dan ook heel toepasselijk Room to Dream.
Na het mainstream-succes van zijn tweede film The Elephant Man (1980) was het bijna onvermijdelijk dat Lynch als hot young director aan het werk gezet zou worden in de blockbuster-industrie die Hollywood in de jaren tachtig domineerde. George Lucas benaderde hem voor de derde film in zijn Star Wars-trilogie, maar Lynch maakte liever zijn eigen wereld en stortte zich op een grootschalige bewerking van sf-roman Dune. Het leverde een prachtig resultaat op, maar nadat de producent hem dwong om zijn bijna drie uur durende epos terug te brengen tot 136 minuten, werd Dune een kritisch en commercieel fiasco. Lynch trok een allesbepalende les uit de ervaring: maak nóóit meer een film waar je geen volledige artistieke controle over hebt.
Deze filosofie was slecht te rijmen met het Hollywood van de jaren tachtig, waar juist steeds meer in vastomlijnde genres en formules werd gedacht. Na de ellende van Dune maakte Lynch een triomfantelijke comeback met het compromisloze Blue Velvet (1986), een kleine film die zijn publieke imago voorgoed zou bepalen als een filmmaker die de onderbuik van “normaal” kleinburgerlijk Amerika blootlegt. Die perceptie werd een paar jaar later bevestigd door het gigantische succes van de tv-serie Twin Peaks, waarvan de pilot in 1990 alle records brak en die van Lynch opeens een wereldster maakte. Zijn gezicht stond op de voorpagina van Time, waar hij werd neergezet als “the Wild-at-Art Genius behind Twin Peaks.” Datzelfde jaar won het onafhankelijk geproduceerde Wild at Heart de Palme d’Or in Cannes: de wereld lag heel even aan zijn voeten.

Maar het succes bleek van korte duur. Na de hype rondom de fenomenale eerste acht afleveringen, stagneerden de kijkcijfers in het tweede seizoen. Lynch en Frost werden daarom gesommeerd om een antwoord te geven op het mysterie waar de serie mee begonnen was, en de moordenaar van Laura Palmer te onthullen. Het mocht niet baten: de vaart ging uit de serie, de kijkcijfers raakten in een vrije val, en zender ABC maakte al voor de seizoensfinale de beslissing om verdere productie te staken.
Toch was David Lynch nog niet klaar met de wereld van Twin Peaks. Met geld van het Franse productiebedrijf Ciby 2000 maakte hij de prequel Twin Peaks: Fire Walk with Me (1992), die de laatste dagen in het leven van Laura Palmer genadeloos in beeld bracht. Zonder de beperkingen van een Amerikaanse tv-serie maakte hij een van zijn heftigste, meest onthutsende films – een psychologische horrorfilm waarin incest, seksueel misbruik en trauma centraal staan. De hype van twee jaar eerder was inmiddels omgeslagen in een ware backlash: de filmpers deed de film af als een naargeestige en zinloze invuloefening, terwijl Twin Peaks-fans de excentrieke humor en gemoedelijkheid van de serie misten.
Hiermee was een definitief keerpunt bereikt in zijn filmcarrière. Twee keer leek het alsof David Lynch een massapubliek zou weten te bekoren: eerst in de aanloop naar de blockbuster Dune, en in de vroege jaren negentig met het onverwachte succes van Twin Peaks. Maar steeds opnieuw liet hij zien dat hij simpelweg geen interesse had in het najagen van commercieel succes of het behagen van het grootst mogelijke publiek.

De vier films die hij daarna nog maakte, waren dan ook stuk voor stuk persoonlijke projecten waar geen enkele Hollywoodstudio zich aan zou wagen. Lost Highway (1997), The Straight Story (1999), Mulholland Drive (2001) en Inland Empire (2006) werden allemaal met Europees geld gefinancierd en waren commercieel gezien weinig succesvol. Ook filmcritici bleken zijn films slecht in te kunnen schatten: de eerste recensies waren maar al te vaak onverschillig of zelfs geïrriteerd. Maar in de loop van de jaren vond er steeds opnieuw een proces van kritische herziening plaats – zelfs Dune ervaren steeds meer mensen niet als miskleun, maar als gemankeerd meesterwerk.
Steeds opnieuw bleek dat zijn films nu eenmaal tijd nodig hebben. Het zijn droomwerelden die tijdens een eerste kijkbeurt moeilijk te bevatten zijn, maar die zoveel zeggingskracht hebben dat ze onderhuids beklijven en je weigeren los te laten. Ze zijn tegelijkertijd uitnodigend en uitdagend: uitnodigend omdat ze zo overweldigend zijn als audiovisuele ervaringen, en uitdagend omdat de betekenis van wat je ziet nooit vanzelfsprekend lijkt. Voor Mulholland Drive, inmiddels zijn meest universeel gelauwerde film, is er in de loop van de tijd een soort consensus ontstaan over hoe de plot geïnterpreteerd kan worden – maar dat is ook maar één theorie, die bovendien lang niet alles in de film verklaart.
Voor wie film alleen maar ziet als een vehikel voor een verhaal, zijn de meeste David Lynch-films een bron van ergernis en frustratie. Maar voor wie zich open wil stellen voor cinema als vrije droomplaats, waar je werelden verkent die jou als kijker de vrijheid geven om op allerlei verschillende manieren verbanden te leggen, is zijn werk het allergrootste geschenk. Het loslaten van de dwangmatige manier waarop we alles in een film willen kunnen verklaren is dan ook de mooiste bevrijding – een bevrijding die je ook helpt om andere films te ervaren als een wereld die je betreedt in plaats van alleen een verhaal dat je volgt.

Het mooiste voorbeeld is wellicht zijn laatste grote werk. Zesentwintig jaar na Fire Walk with Me keerde Lynch nog één keer terug naar Twin Peaks met de achttiendelige serie Twin Peaks: The Return. Wie een nostalgische terugkeer naar het verleden verwachtte, kwam bedrogen uit. In plaats daarvan kregen we een caleidoscopisch epos waarin je nooit kunt voorspellen hoelang een scène zal duren of wat precies het verband is met wat je vlak daarvoor hebt gezien. Je kunt het vergelijken met een legpuzzel die je op allerlei verschillende manieren in elkaar kunt passen, waarbij je telkens weer stukjes overhoudt. Precies zoals in zijn eerste film Eraserhead kun je er steeds opnieuw naar terugkeren en er volledig in opgaan, zonder dat je uit hoeft te kunnen leggen wat er precies gebeurt.
Zijn manier van denken, werken en filmmaken – misschien zelfs de volledige filosofie die van David Lynch zo’n inspirerende figuur maakte – wordt het mooist samengevat in één scène uit The Return. In aflevering 14 vertelt Gordon Cole, de slechthorende FBI-agent die Lynch zelf speelt, dat hij die nacht van Monica Bellucci heeft gedroomd. In die droom zegt ze tegen hem: “We are like the dreamer who dreams, and then lives inside the dream”, gevolgd door de vraag: “But who is the dreamer?”
Veel Twin Peaks-fans grepen dit moment aan als een soort sleutel die ze in staat stelde om het mysterie van de reeks eindelijk op te lossen. Is Dale Cooper de dromer? Speelt de hele serie zich af in zijn onderbewustzijn? Is er een moment waarin hij de realiteit verlaat en zichzelf in een droomlandschap verliest? Of zit hij juist vast in de droom van een ander, waar hij uit probeert te breken? Het mooie is natuurlijk dat elke theorie je weer een andere manier biedt om naar zijn werk te kijken. Zoals Lynch het zelf zo vaak zei: het gaat in het leven om de vragen die je stelt, niet om de antwoorden die je vindt.
Dat is ook precies het bijzondere van het oeuvre van David Lynch. Zijn films bieden een onuitputtelijke rijkdom aan beelden, ideeën, personages, klanken en verhalen die je de ruimte geven om er elke keer weer in rond te dwalen en er toch weer iets anders uit te halen. Ze zijn een uitnodiging om een wereld te betreden waarin Lynch misschien wel de dromer is, maar wij net zo hard mee mogen dromen.
David Lynch is dood. Gelukkig hebben we zijn werk nog als blijvende bron van inspiratie – niet alleen voor film als ruimte om te dromen, maar voor een levenshouding waarin creativiteit, nieuwsgierigheid en empathie allesbepalend zijn. Ik kan me eerlijk gezegd geen mooiere nalatenschap voorstellen.