Cannes 2017, blog 9

Komedies in Cannes

The Beguiled

Humor wordt in de serieuze cinema helaas onderschat. Veel komedies kom je in Cannes dan ook niet tegen — ook dit jaar niet. Wat wel opvalt: in veel dramatische producties kan dit jaar ook gelachen worden. Of vergist de zaal zich?

Bij The Killing of a Sacred Deer (hoofdcompetitie) is het duidelijk: om de rare, verontrustende, wrede werelden van Yorgos Lanthimos mag altijd ook gelachen worden. De pijnlijk droge en alledaagse opmerkingen op de meest dramatische momenten vormen een natuurlijke uitlaatklep. Zeker met hoofdrolspeler Colin Farrell, die terugkeert na The Lobster (2015) en in Lanthimos’ absurde universum zijn ideale plek gevonden lijkt te hebben.

Maar geldt dat ook voor Sofia Coppola’s southern gothic The Beguiled (hoofdcompetitie)? Bij de persvoorstelling werd regelmatig gul gelachen om de verwikkelingen in een sjieke Zuidelijke meisjesschool, die tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog een gewonde Noordelijke soldaat verpleegt. Het voelde meestal op het randje. Had Coppola die flirterige blikken van de Zuidelijke vrouwen (onder wie Nicole Kidman, Kirsten Dunst en Elle Fanning) naar de Noordelijke korporaal (Farrell weer) niet gewoon sexy bedoeld, in plaats van grappig? En was die overgang naar het horroridioom niet gewoon heftig en bedreigend bedoeld, in plaats van hilarisch? Kidmans “Bring me the anatomy book” als ze een tamelijk brute chirurgische ingreep moet doen, kreeg in elk geval de grootste lach – de lekkerste oneliner van de Cannes-competitie tot nu toe.

Of speelde misschien een rol dat Farrells uitspraken soms opeens uit de mond van zijn Lanthimos-personage leken te komen? Een van die verwarrende uitwisselingen tussen films die optreden tijdens de hogedrukpan van een festival.

Happy End

Omdat we met drie Filmkrant-journalisten in Cannes zijn, kunnen we soms verschillende screenings van dezelfde film vergelijken. Zo werd in de vertoning van Michael Haneke’s aardige (en dus tegenvallende) competitiefilm Happy End die Ronald Rovers bijwoonde, regelmatig gelachen door het publiek. Bij mijn vertoning, in een kleinere maar eveneens volledig gevulde zaal, bleef het doodstil. Ook zelf zag ik de komedie niet: alle momenten waarbij ik me achteraf kon voorstellen dat die voor sommigen absurd of droogkomisch hadden gevoeld, had ik ervaren als volstrekt serieus. Ongemak, is het sleutelwoord. En daar kun je verschillend op reageren – ook als groep.

Voor de ervaring van de film maakt het natuurlijk uit of de mensen om je heen lachen. Zoals een tv-komedie verandert als je de lachtrack verwijdert en er dramatische muziek onder zet.

Hebben Ronald en ik dan eigenlijk wel dezelfde film gezien?

Abbas Kiarostami stopte in zijn zwanenzang 24 Frames, dat in Cannes buiten competitie postuum in première ging, zeker een paar grapjes. Toch werd er niet hoorbaar gelachen. Het experimentele werk, waarvoor Kiarostami één schilderij en 23 foto’s elk ruim vier minuten had geanimeerd (vooral met dieren en dan vooral vogels), bleek helaas een conceptuele mislukking: de drukte van de animaties (zowel in beeld als geluid) ondermijnde de schoonheid van de stilstaande beelden, zonder iets zinvols toe te voegen.

Voor de duidelijkheid: ik heb het niet over het uitlachen van dramatische producties die de plank misslaan. Het gaat hier dus niet over films als Rodin (in hoofdcompetitie) van Jacques Doillon en openingsfilm Les fantômes d’Ismaël van Arnaud Desplechin.

The Square

Maar wel over een film als The Square (hoofdcompetitie): zijn de momenten waarop Ruben Östlund zijn verhaal over een moreel verwarde museumcurator over de schreef laat gaan humor (zoals het lachende deel van het publiek ervoer), een intellectueel confronterende uitvergroting (wat ook de bedoeling geweest kan zijn) of gewoon een pijnlijke versimpeling (waar ik het op houd)? Zo’n vraag maakt, net als bij de andere voorbeelden, nieuwsgierig naar wat de filmmaker bedoelde — al bepaalt uiteindelijk uiteraard niet de regisseur, maar de kijker zelf wat hij ervaart.

Ik sprak eerder voor Vrij Nederland met regisseur Noah Baumbach over zijn oeuvre — en in The Meyerowitz Stories (New and Selected), ook opgenomen in de hoofdcompetitie, betreedt hij hetzelfde grensgebied van drama en humor. Ik beschouw Baumbach als een zeer goede, maar tragischer erfgenaam van Woody Allen. Maar zelf bleek hij zijn verhalen minder zwaar op te vatten. Zelfs het meest hartverscheurende moment in zijn meest tragische film (The Squid and the Whale, 2005), waarop een jong zoontje, lijdend onder de vechtscheiding van zijn ouders, in de kelder uit protest bier drinkt, bleek hij zelf grappig te vinden: “Dat was volgens mij ook een komedie. Ik dacht dat het grappig was toen de jongste bier ging drinken. Maar in de zaal werd niet gelachen.”

Dus is de oorspronkelijke intentie van de maker niet altijd het hele verhaal. Zoals ook collega Hugo Emmerzael ontdekte in zijn gesprek met Claire Denis. Haar onkarakteristiek geestige Un beau soleil intérieur was eerst als drama bedoeld; pas toen Juliette Binoche, die schittert als vrouw met een problematisch liefdesleven, de rol kwam lezen, kwam de humor in het verhaal naar boven. En zo is het soms niet een regisseur, maar een acteur als Binoche of Farrell die het publiek over het randje tilt van drama naar humor — en liefst ook weer terug.