Cannes 2023, blog 7

De geheime filmfabriek van Godard

Phony Wars

Natúúrlijk moest Cannes de afgelopen september overleden filmtitaan Jean-Luc Godard eren. De geest van Godard werpt zijn schaduw over de 76e editie van festival, waar zijn laatste filmwerk Phony Wars afgelopen weekend postuum in première ging.

Jean Luc Godard en Cannes hadden niet bepaald de beste relatie. Als jonge hond van de Franse nouvelle vague ging de radicale filmfilosofie van Godard lijnrecht in tegen de ook in Cannes gevestigde orde van de cinema du papa. Godards vroege films, zoals À bout de souffle (1960), Une femme est une femme (1961) en Vivre sa vie (1962), gingen in première (en wonnen prijzen) in Berlijn of Venetië.

Godards groeiende marxistisch-maoïstische engagement — de intellectuele drijfveer achter het nog steeds verbluffende La Chinoise (1967) — zette zijn toch al haperende relatie met het belangrijkste filmfestival ter wereld verder op scherp, en leidde in 1968 tot een confrontatie. Terwijl arbeiders en studenten in heel Frankrijk staakten en demonstreerden, was het in het bourgeois bolwerk van Cannes business as usual. “Wij hebben het over solidariteit met studenten en arbeiders en jullie spreken over dolly shots en close-ups”, protesteerde Godard naast compagnon François Truffaut tegenover een geïrriteerd publiek van collegae en andere filmprofessionals. Voor wat extra gravitas en agitatie voegt hij er nog aan toe: “klootzakken!” Kort na dit iconische moment uit de filmgeschiedenis werd officieel aangekondigd dat Cannes 1968 vroegtijdig werd beëindigd.

Het is nooit meer helemaal goedgekomen tussen de tegendraadse cineast en Cannes. “Ik wil geen deel uitmaken van de familie”, antwoordt Godard blasé als hem in een interview wordt gevraagd waarom zijn films amper voor de hoofdcompetitie van het festival werden geselecteerd en hij nooit werd uitgenodigd om in de jury plaats te nemen. Daar legt Godard de vinger op een zere plek, want de familiebanden van Cannes zijn nog altijd sterk.

Met ‘De Familie’ doelt Godard op de regisseurs wiens films ongezien mogen rekenen op een plek in de competitie van het festival — oude getrouwen als Ken Loach, Hirokazu Kore-eda en Nanni Moretti. Cannes-veteranen die in het keurslijf van het festival passen, volgens de regels spelen en films maken die hier graag gezien worden: Arthouse met hoofdletter A, het liefst met wat Frans geld en grote gebaren. Het meest recente voorbeeld is tweevoudig Gouden Palm-winnaar Ruben Östlund, dit jaar jurypresident, met zijn publieksvriendelijke vorm van zogenaamd subversieve film.

Club Zero

Toegegeven, Östlund maakt tenminste indruk met zijn semi-scandaleuze crossover-films. Meestal leveren de makers van ‘De Familie’ de zwakste films van de competitie af, wat de terechte vraag oproept waarom ze steeds weer worden uitgenodigd. Zijn ze hier vanwege de kwaliteit van hun films of vanwege hun innige band met het festival? Dit jaar is Jessica Hausners extreem teleurstellende Club Zero het beste voorbeeld van een film die een competitieplek eigenlijk niet verdient maar wel krijgt, omdat een Hausner nu eenmaal thuishoort in Cannes. De Hausner-signatuur is er weer — gekantelde kaders die de scheefheid van de wereld benadrukken, artificieel spel van de acteurs, schurende muziek op de soundtrack — alleen de inhoud ontbreekt. Zo staat deze satire zonder bite, over alternatieve feiten en extreme dieet-lifestyles, symbool voor Cannes’ neiging tot plichtmatige programmering.

Aangezien Godard afgelopen september overleed, ontkomt Cannes er niet aan de verloren filmrebel te eren. Afgelopen zondag ging een soort twintig minuten lange work in progress-versie van Godards laatste film Phony Wars (volledige titel: Trailer of the film that will never exist: Phony Wars) in première. Daarvoor draaide de documentaire Godard par Godard, volledig opgepouwd uit eerdere interviews met Godard en mensen die met hem gewerkt hebben. Ondanks de conventionele opzet blijkt Godard par Godard enorm de moeite waard door al het gouden interviewmateriaal dat de cineast in zijn leven opleverde. Elk interview met deze recalcitrante filmvisionair staat onder spanning. Als iemand Godard vraagt of hij regisseur zijn ziet als beroep verzucht hij: “We beginnen hier op de verkeerde voet.”

Godard par Godard

Misschien wel de meest interessante overpeinzing in de documentaire is wanneer Godard zegt dat hij geen films maakt, maar cinema. Dat geldt ook voor het onvoltooide Phony Wars, dat voelt als een kalere versie van zijn laatste lange werk Le livre d’image (2018). Ook dit is een intellectuele montagefilm waarin knipsels uit boeken, lang vergeten foto’s en flarden van ideeën een collage vormen die de methodiek van Godard als onderzoeker naar de kern van cinema verbeelden. Het is ruw werk, met amper bewegend beeld — een geestig antwoord op het moment in Godard par Godard waarin de meester fulmineert dat televisie alleen maar fotografie zou moeten uitzenden. En toch is het cinema, omdat het vol zit met overpeinzingen over de materialiteit van een beeld, de verborgen betekenis van een zin en het mysterie van een losstaand woord. Je krijgt hier een direct inkijkje in het skelet van Godards filmtaal, tot het meest minimale gereduceerd, maar nog steeds vol vitaliteit en urgentie.

In Godard par Godard noemt de invloedrijke Franse criticus Serge Daney Godard een “geheime filmfabriek.” Mensen waarderen zijn late cinema te weinig in het moment zelf, maar achter de schermen werken Godards ideeën door in het bewustzijn van nieuwe generaties regisseurs die zich op de een of andere manier laten inspireren door zijn wilde cinematheorieën. Precies zo voelt Phony Wars: onaf en ontoegankelijk in het moment zelf, maar daarna een gul beeldreservoir voor ideeën die zich zullen uiten in nieuw werk. Hopelijk is dat werk van nieuwe, radicale makers die het heilige huisje van Cannes durven te bestormen en ‘De Familie’ aan te vechten met ambitie, nieuwsgierigheid en vernieuwingsdrang.