Cannes 2024, blog 8: hyperpersoonlijk

Cineasten als een open boek

Caught by the Tides

Niet alleen Jean-Luc Godard opende zijn boekje tijdens de 77e editie van Cannes. Zowel Jia Zhang-ke als Paul Schrader maakten hyperpersoonlijke films waarmee ze in hun eigen levenswerk graven. 

Aan de hand van de megalomane digitale productie Megalopolis en het laatste video-essay van Jean-Luc Godard schreef ik eerder over oude cineasten die nadenken over de materialiteit van film. Ook de nieuwe film van de Chinese filmmaker Jia Zhang-ke staat, al is hij ook totaal eigen, ergens in deze filosofische traditie, in die zin dat het filmkunst echt vooropstelt. Jia’s Caught by the Tides is tot nu toe de beste film in de hoofdcompetitie van Cannes, een werk waarin de samenstelling van textuur, kleur, beeldformaat, geluid en muziek belangrijker is dan het uiteenzetten van een narratief. 

Sommigen zullen zelfs beweren dat er amper sprake is van een narratief in Caught by the Tides, maar die kijken niet scherp genoeg naar deze film met weinig dialoog die alsnog ontzettend veel te zeggen heeft. Jia’s introspectieve tocht door het China van de 21e eeuw begint in 2001, met een korrelig shot gemaakt op een oude dv-camera die door een ruimte cirkelt en een groepje zingende vrouwen vastlegt. Vanuit dat weemoedige vertrekpunt ontspant zich een ingetogen odyssee door de recente geschiedenis van China, aan de hand van materiaal dat Jia in de afgelopen decennia heeft geschoten – zijn eigen beeldarchief.

Heel plat gezegd is dit Jia’s Boyhood (2014), een film waar hij meer dan twintig jaar aan werkte, en eentje waarin je China geleidelijk ziet opgroeien tot de hyperkapitalistische maatschappij die het nu is – een ontwikkeling waar Jia in films als Mountains May Depart (2015) al behoorlijk kritisch naar keek.

Dat opgroeien laat Jia voornamelijk zien aan de hand van veranderingen in de beeldformaten van de film, de kwaliteit van de camera’s, de modestijlen en de muziektrends in clubs en het straatbeeld. Veel plot is er niet, zeker in het begin niet. Het zijn de mensen en hun leefomgevingen die het verhaal vertellen van de ontluikende Chinese consumptiemaatschappij. Dat levert een prachtig filmmozaïek op. Mede door de focus op de arbeidersklasse doet het vooral denken aan de montagefilms uit de Sovjet-Unie zoals Oleksandr Dovzjenko’s Zembla (1930). Voor Jia is het ook een melancholische terugblik op zijn eigen oeuvre, een levenswerk opgebouwd uit films die min of meer als ad hoc de verschuivingen in zijn land probeerden te polsen. 

Caught by the Tides

Binnen die documentairewereld van de film zit toch een slim stukje fictie: Jia’s meest trouwe creatieve partner, de fenomenale actrice Zhao Tao, doolt en zweeft met een gebroken hart door dit historische materiaal. Altijd zwijgzaam is zij in de film op zoek naar haar verdwenen geliefde. Die zoektocht is de motor die Caught by the Tides in gang zet en door China laat dwalen als een experimentele roadmovie. Het voert Zhao uiteindelijk naar de oevers van de Yangtze, de rivier rondom de gigantische Drieklovendam die in 2006 in gebruik werd genomen. Hele gebieden moesten daarvoor onder water worden gezet, met als gevolg dat meer dan een miljoen inwoners uit hun huis werden geplaatst. Die ontheemding zie je al in Jia’s Still Life (2006), een van de films waaruit de Chinese cineast put als grondstof voor deze nieuwe. Nu struint Zhao opnieuw door die pijnlijke episode uit de geschiedenis van China. Haar gebroken hart wordt een echo van het verdriet van al die dolende zielen op zoek naar een nieuw thuis. 

Caught by the Tides is ambitieus in opzet, maar voelt verraderlijk klein in de manier waarop het allemaal op het grote scherm vloeit. Jia geeft voorrang aan sfeerbeelden en fragmentarische impressies, die opbouwen tot een van de beste films uit zijn rijke oeuvre. Dit is wat er gebeurt wanneer een meesterregisseur rigide narratieve structuren weet los te laten en durft te vertrouwen op de urgentie van de beelden die hij heeft vastgelegd.

Een andere ogenschijnlijk kleine film van een grote regisseur is Oh, Canada. Daarmee lijkt de Amerikaanse scenarist en regisseur Paul Schrader (77 jaar oud) zijn eigen sterfelijkheid recht in de ogen te willen kijken. Zoals in alle films van Schrader – van de gefrustreerde incel in Taxi Driver tot de stoïcijnse profgokker in The Card Counter – onthult hij ook hier stukjes van zijn intiemste gevoelens en ideeën via een filmische avatar.

Oh, Canada

Hier is dat Richard Gere als de Amerikaanse non-fictie filmmaker Leonard Fife, die kort voor zijn overlijden op camera wordt geïnterviewd door zijn vroegere studenten aan een filmacademie. Dat proces van interviewen is een techniek die uit Fife’s eigen repertoire komt en het meeste lijkt op wat Errol Morris met zijn werk doet: een systeem bouwen waardoor het subject (in dit geval Richard Gere als Fife) recht in de camera kijkt tijdens een nietsverhullend gesprek. 

Het levert een film op over wie de controle heeft tijdens het maakproces van een film. Dat wordt een gevoelig onderwerp wanneer blijkt dat Fife inconsistent is in zijn jeugdherinneringen, met name over wat hij deed rondom de militaire oproep voor de Vietnam-oorlog. Fife heeft misschien wel een mythe van zichzelf gemaakt, een fabeltje dat hij zijn hele leven is blijven vertellen, waar hij op den duur misschien ook zelf wel in is gaan geloven. Ik heb Schrader een keer uitgebreid geïnterviewd in Armenië, een gesprek wasruit bleek dat hij heel goed is in het cultiveren van een bepaald zelfbeeld. Sommige verhalen over hemzelf vertelt en reproduceert hij al zijn hele leven, waardoor hij soms – op een soort Herzogiaanse manier – meer icoon dan mens van vlees en bloed is. 

In Oh, Canada lijkt hij daarmee in het reine te willen komen. Zelden heeft hij zo’n onthullende, reflexieve film gemaakt. Schrader speelt continu met het construct film, en zoekt daardoor ook de grens tussen fictie en realiteit op. Net als Caught by the Tides is de film hyperpersoonlijk en totaal weemoedig, alsof je de sensibiliteit van de maker in zijn meest pure vorm te zien krijgt. En toch: het spannende aan Oh, Canada zit hem in hoe Schrader/Fife niet alles over zichzelf prijsgeeft. Beide mannen flirten met het onthullen van hun diepere geheimen, maar houden nog altijd in de hand hoe ze die persoonlijke waarheid willen vertellen. En precies in die vertelling schuilt genoeg mysterie om spannende cinema mee te maken.