Filmjaar 2022

Helden en slachtoffers

Illustratie: Lae Schäfer

Willen we terug naar de ongecompliceerde films van weleer, waarin zielige slachtoffers werden gered door moedige helden? Of zien we graag films die reflecteren op de woelige tijd waarin we leven en die ruimte bieden aan ambiguïteit? Filmjaar 2022 laat zien dat we er nog niet uit zijn.

Ooit was er geen discussie mogelijk over wie goed was en wie slecht. Helden droegen witte cowboyhoeden en slechteriken zwarte. Een slachtoffer zag eruit als Fay Wray in King Kong (1933): mooi, teer en passief. Met een zachtaardige ziel als Charlie Chaplins Tramp leefden we mee, maar een vreemdeling met getinte huid was altijd bad news.

Vanaf de jaren dertig begon de realiteit zich echter op te dringen aan droomfabriek Hollywood: eerst door de Grote Depressie en daarna door de Tweede Wereldoorlog. Ambiguïteit begon zijn weg te vinden naar de verhalen die Hollywood produceerde, met de nihilistische film noir uit de jaren veertig en vijftig. Hierin waren de rechtschapen helden van weleer vervangen door wanhopige mannen die zich lieten verleiden door fatale vrouwen, door harde criminelen of anders door hun eigen hebzucht. De trend zette zich door in het New Hollywood van de jaren zestig en zeventig, waarin de antiheld zijn hoogtijdagen vierde.

En daarna? De blockbuster werd uitgevonden en daarna de megablockbuster. De studio’s die eind jaren zestig het stokje hadden overgedragen aan nieuwe filmmakers, in een wanhopige poging om een jong publiek te trekken, verruilden nihilisme weer voor happy endings, en ambiguïteit voor een helder onderscheid tussen goed en kwaad.

Onvervalste held
Maar hoe zit dat nu? In 2022 vragen we ons af of Charlie Chaplin, met zijn voorkeur voor minderjarige meisjes, wel zo zachtaardig was. In 2022 zien we dat de antihelden van New Hollywood altijd witte heteromannen waren. In 2022 zijn we voorbij het MeToo-tijdperk, waarin helden neergingen en slachtoffers emancipeerden, en blijven we achter met vragen.

We vragen ons af of we nog ongecompliceerd kunnen genieten van onze filmhelden, en wat dat eigenlijk is: een held. We vragen ons af of we in de verhalen van slachtoffers moeten focussen op het leed of juist op de emancipatie. We vragen ons af of we Wonder Woman in slowmotion uit de loopgraven willen zien klimmen, om in een strak pakje het slagveld te domineren, of dat we bevestigd willen zien wat een hashtag als ‘MeToo’ impliceert, namelijk dat alle vrouwen, in meer of mindere mate, slachtoffer zijn.

In 2022 stellen we vragen, maar de antwoorden blijven uit. We willen terug naar het entertainment van weleer, naar de eenvoud van echte mannen en mooie vrouwen, en tegelijkertijd willen we reflecteren op de tijd waarin we leven, een tijd waarin dat allemaal ter discussie staat: wat we verstaan onder ‘mooi’, wat we verstaan onder ‘een echte man’, wat we verwachten van vrouwen en mannen, wat gender überhaupt is.

Top Gun: Maverick

We willen, kortom, terug naar 1986, toen Tom Cruise de lucht doorkruiste in zijn straaljager, in Top Gun. En dus deed Cruise dat gewoon nog een keer, in Top Gun: Maverick (Joseph Kosinski). Dat de film wereldwijd de hoogste recette van 2022 haalde, lijkt een antwoord te geven op al onze vragen.

Kennelijk hebben we behoefte aan overbekende verhalen. Kennelijk verlangen we naar personages die passen binnen heldere kaders: de ruziezoeker, de gevoelige jongen, de autonome vrouw, de onvervalste held. Laat die reflectie maar zitten, zegt het succes van Top Gun: Maverick – wij willen vermaakt worden.

Toch is er ook behoefte aan een nieuw soort held. Zie bijvoorbeeld een heel ander type reboot, namelijk die van de whodunnits van Agatha Christie. In de handen van de beroemde Britse misdaadschrijver was de Belgische speurneus Hercule Poirot een onderkoelde mensmachine die logica prefereerde boven emotie, maar bij Kenneth Branagh, die inmiddels twee Christie-verfilmingen regisseerde en in beide gevallen zelf de hoofdrol op zich nam, is hij juist uiterst emotioneel.

In Death on the Nile, de meest recente toevoeging aan wat een heus Poirot-filmuniversum moet worden, wordt Poirot geschetst als een gekwetste ziel. De man die vanbuiten een machine lijkt, blijkt vanbinnen te smachten naar liefde. Een verklaring voor die tegenstelling heeft de film ook: Poirot is getraumatiseerd. Maakt zijn trauma hem heldhaftig of meelijwekkend? Gek genoeg is het allebei waar: juist zijn slachtofferschap maakt van Poirot een held, iets wat hij in de boeken van Christie nooit was.

The Batman

Emo-Batman
Hebben we behoefte aan platte helden of gelaagde? Aan Tom Cruise met zijn straaljager of Poirot met zijn trauma? En hoe maak je een personage eigenlijk gelaagd?

Ten tijde van New Hollywood werd er complexiteit gezocht in subversiviteit; inmiddels worden helden opgezadeld met psychische problemen en trauma’s. Zie superheld Batman, die altijd al duister en melancholisch was, maar in The Batman (Matt Reeves) neigt naar het overgevoelige. ‘Geen vergissing mogelijk’, schreef Wired, ‘dit is de meest emo Batman-film ooit.’

Realistisch kun je het Gotham waarin Robert Pattinson als Batman rondloopt niet noemen, en toch voelt de depressie van de held alleszins echt aan, net als het zinloze geweld en de nietsontziende machtswellust waarmee hij te maken krijgt. Je zou kunnen zeggen dat The Batman het logische vervolg is op de grimmige Batman-films van Christopher Nolan, en daar wat betreft somberte en nihilisme een schepje bovenop doet. Maar je kunt ook zeggen dat deze emo-Batman als gevoelige held misschien ons antwoord is op toxic masculinity.

Nope

In Nope (Jordan Peele) speelt Daniel Kaluuya een held die aanzienlijk minder on the nose is: de introverte paardentrainer OJ. Het woord voeren laat hij aan zijn zus Em. Maar als de twee worden geconfronteerd met agressieve aliens, ontpopt OJ zich als vanzelfsprekend tot held. Terugkijkend realiseer je je dat de eigenschappen die hem altijd in de weg zaten, hem nu juist van pas komen; dat hij altijd al een held was, geen bovennatuurlijke maar een alledaagse. Even moedig als verlegen.

Hulpeloos wezen
Je zou OJ kunnen zien als een anachronisme. Hij is de lonesome cowboy die zwijgend het juiste doet, in een tijd die juist het schreeuwerige en sensationele beloont. Maar wat voor soort held zou dan wel passen bij deze tijd? De klimaatactivist die op de barricaden klimt? De klokkenluider die misstanden aan de kaak stelt? De vrouwelijke acteur die ‘ik ook’ zegt of de journalisten die haar citeren in de krant?

She Said

She Said (Maria Schrader) geeft het woord aan zowel de acteurs als de journalisten en vertelt daarmee een verhaal dat gaat over slachtofferschap én heldendom, over onderdrukking én emancipatie. De pijnlijke verhalen van vrouwen die monddood werden gemaakt, worden gecontrasteerd met een verhaal dat juist gaat over spreken – zie alleen al de titel van de film.

Het risico van een verhaal over emancipatie is dat het verzandt in het pamflettistische. Maar laat je de emancipatie weg, dan ligt traumaporno op de loer. In de fictieve biopic Blonde (Andrew Dominik) wordt Marilyn Monroe (Ana de Armas) gereduceerd tot het ultieme slachtoffer – een zwak en hulpeloos wezen. Ze is niet gelaagd, of zelfs maar menselijk, maar een symbool voor alles wat mannen vrouwen aandoen. Haar slachtofferschap roept geen compassie of nieuwsgierigheid op, maar wordt verheerlijkt en gefetisjeerd.

Corsage

Gouden kooi
De vraag is: wat willen we dan? Moeten slachtoffers altijd emanciperen zodat de kijker kan wegzwijmelen bij een happy end, bij de illusie dat het hoe dan ook goed komt? In Corsage, Marie Kreutzers vrije interpretatie van het leven van keizerin Elisabeth van Oostenrijk (Vicky Krieps), zien we hoe de meest geprivilegieerde vrouw van haar tijd ook een van de meest onvrije is. Elisabeth zal zichzelf uiteindelijk bevrijden uit haar gouden kooi, maar een happy ending is het geenszins. Waarom, lijkt Kreutzer ons te vragen, zou emancipatie niet bitterzoet kunnen zijn?

Zo opent Corsage de deur naar nieuwe vormen van catharsis, maar de hoofdpersoon past ook in een trend van films waarin celebrities opklimmen om vervolgens ten onder te gaan aan hun eigen roem. Zie ook Elvis, Baz Luhrmanns levendige biopic van The King. We zien hoe Elvis Presley als jongetje werd gegrepen door de muziek, doorbrak en een sensatie ontketende. We zien hoe hij de weg kwijtraakte, belazerd werd, fouten maakte. We zien hoe hij stierf, eenzaam en depressief – jong, maar eigenlijk al te laat.

Elvis

Op het eerste gezicht zijn Blonde en Elvis met elkaar te vergelijken: beide scharnieren op het lijden van hun hoofdpersoon, beide lijken meer geïnteresseerd in de mythe dan de mens. Maar er is ook een belangrijk verschil: in Elvis wordt noch Presley’s slachtofferschap noch zijn heldendom verheerlijkt. In plaats daarvan probeert Luhrmann een vinger te krijgen achter wat er toch zo opwindend was aan deze man door een film te maken die minstens zo opwindend is.

De Presley die hier wordt opgevoerd (Austin Butler) is meer onderbuik dan hersens; een gevoelige jongen die zich met die gevoelens geen raad weet. Dat maakt hem nogal ongrijpbaar, zoals dat ook het geval is met de vrouwen uit Blonde en Corsage. Maar omdat Luhrmann zich niet blind staart op zijn passiviteit en zich juist concentreert op wat hij dééd, krijgen we toch een gelaagd personage te zien. Een personage dat niet wordt gedefinieerd door zijn slachtofferschap, noch door zijn heldendom; dat zowel actief als passief was, zowel machtig als onmachtig. Hij lijkt niet op ons, maar hij is wel een mens.


Zie ook filmkrant.nl/lijstjes voor alle topvijfs van Filmkrant-medewerkers en uitgebreidere overdenkingen bij het Filmsterren-jaaroverzicht.