Ruben Östlund over Triangle of Sadness
'Arthouse-films zijn mij te stijf'
Tweevoudig Gouden Palm-winnaar Ruben Östlund maakte met Triangle of Sadness een hilarische en smerige satire over hoe de allerrijksten ten onder gaan met het narrenschip van het kapitalisme. “Dat je een intellectueel stimulerend gesprek wil hebben, betekent niet dat het niet leuk kan zijn.”
Een lawine die van de skipiste raast. Een agressieve primaat als performance in een museum. Een peperduur jacht dat met de rijkste mensen aan boord wegzinkt in de oceaan. De recente films van Ruben Östlund gaan voor grote gebaren.
Tegelijkertijd heeft de perfectionistische Zweedse regisseur ook oog voor de details, zoals de verborgen betekenissen in Triangle of Sadness die we eerder uitplozen. Minutieus legt Östlund hedendaagse kwesties onder het vergrootglas en drukt hij op maatschappelijke pijnpunten. De krimpende machtspositie van de witte man wordt haarfijn ontleed tijdens de mislukte skivakantie van Turist (2014) en The Square (2017) weet de hypocrisie van de kunstwereld overtuigend over te brengen.
The Square leverde Östlund zijn eerste Gouden Palm op. Met Triangle of Sadness, zijn eerste Engelstalige film, won hij in 2022 voor de tweede keer de hoofdprijs in Cannes: een bijtende satire in drie delen over rijkdom en ongelijkheid. De relaties tussen man en vrouw, knap en lelijk, oud en jong, rijk en arm, wit en van kleur worden tijdens een gedoemde cruisetocht op scherp gezet. Östlund schetst de wanstaltige welvaart van de allerrijksten, die na een even hilarisch als smerig incident hun machtspositie aan de top van de voedselketen verliezen. Östlund dekt uitgebreid de tafel, om precies op het juiste moment het bestek en servies met kleed en al venijnig weg te rukken en zich te vermaken met de rondvliegende scherven.
In Cannes stond Östlund met plezier stil bij de ideeën achter Triangle of Sadness en het type film dat hij nu vooral wil maken: groots van opzet, diep van betekenis en aantrekkelijk voor een zo breed mogelijk publiek.
Triangle of Sadness begint met een satire op de mode-industrie. Was er ooit een idee om de hele film in dat milieu te plaatsen of was de drietrapsstructuur er van meet af aan? “Al sinds Turist denk ik heel bewust na over wat mensen graag zouden willen aanklikken als ze in het vliegtuig een film uitzoeken. Ik wil geen grijze, saaie arthousefilms maken. Zo dacht ik bij deze film: modewereld, luxecruise, onbewoond eiland – wie wil dat nou niet zien tijdens een lange vlucht?”
Ziet u humor als de beste vorm om zware thema’s te behandelen? “Het is niet per definitie de beste benadering, maar op dit moment is komedie voor mij de meest interessante vorm. Ik weet nog dat toen Michael Haneke Happy End [2017] maakte, hij zei dat je de wereld van nu het beste via farce kan vangen. Ik denk dat Don’t Look Up [2021] ook heeft laten zien hoe geschikt humor is om iets urgents te zeggen over onze wereld.
“Met Turist, The Square en Triangle of Sadness heb ik mezelf tot doel gesteld het genre van de arthousefilm te ontstijgen. Want dat is gewoon een genre, net als de romantische komedie. Dat je een intellectueel stimulerend gesprek wil hebben, betekent nog niet dat het niet leuk kan zijn. Ik haal veel inspiratie uit de Europese cinema van de jaren zeventig, toen regisseurs als Luis Buñuel en Lina Wertmüller intellectuele films in een vermakelijke verpakking stopten.
“Ik heb het idee dat we in Europa die combinatie uit het zicht zijn verloren. In die zin is de Amerikaanse film nu veel belangrijker voor me – net als Hollywood wil ik mijn publiek een goede reden geven een bioscoopkaartje te kopen.”
U blijft wel films maken over sociaal onrecht. “Ik ben opgevoed door een marxistische moeder. Mijn broer groeide op tot een conservatieveling op de rechtse vleugel. We hadden dus altijd luide en wilde discussies aan de eettafel over deze conflicterende ideologieën.”
Waar staat u in dat debat? “Ik denk dat er goede kanten aan het kapitalisme zijn die we niet moeten vergeten. Zowel Marx als Lenin zei zinnige dingen over het kapitalisme. Maar als je kijkt naar de grote problemen in onze samenlevingen, dan zijn het structurele problemen waar we als collectief een oplossing voor moeten verzinnen. Niet als individuen.”
Uw film geeft een letterlijke vorm aan hoe misselijkmakend extreme welvaart kan zijn. Hoe zag uw research naar die elite eruit? “Ik wil geloven in wat ik film, maar het was moeilijk om me te verplaatsen in de rijkste mensen van de planeet. Ik heb veel mensen gesproken die werken op zo’n luxecruise. Ze hadden te maken met een vorm van welvaart die ik me amper voor kan stellen. Wat me het meest aansprak, waren hun haast sociologische inzichten. Om een voorbeeld te geven: ze vertelden me dat ze een fout hadden gemaakt door een jacuzzi te plaatsen in een van de duurste vertrekken. Het probleem was namelijk dat elke gast het bad wilde laten vullen met champagne. De spreekwoordelijke druppel was toen een gast de jacuzzi wilde vullen met champagne én goudvissen. Een ander interessant inzicht was dat meerdere gasten hadden voorgesteld om een avond van rol te wisselen – dat de miljardairs dus het personeel gaan bedienen. In de film zie je hoe fout dat kan gaan.”
De film drijft op dat soort (schijnbare) tegenstellingen – tussen man en vrouw, jong en oud, rijk en arm, enzovoort. Dat geldt ook voor uw eerdere films. Waarom blijft u daarop terugkomen? “Ik denk dat het belangrijk is om stil te staan bij identiteitspolitiek en de rollen die we ons aanmeten in de samenleving. Er schuilt iets treurigs in het feit dat we van jongs af aan worden grootgebracht als slachtoffers van de samenleving, alsof de omgeving de enige bepalende factor is. Dat witte mannen bijvoorbeeld bij voorbaat als dader worden gezien. Ik stel mezelf steeds weer de vraag: hoe uiten dit soort dingen zich op gedragsniveau?”
Is het niet erg makkelijk voor een witte man om zo moeilijk te doen over identiteitspolitiek? “Misschien wel. Maar begrijp me niet verkeerd: ik denk dat identiteitspolitiek belangrijk is. Representatie gaat me aan het hart en ik denk dat in veel gevallen quota een belangrijke volgende stap zijn in het werken aan inclusiviteit. Waar ik niet tegen kan, is hoe dit debat is gekaapt door commerciële bedrijven. Wat het debat juist afstompt in plaats van verheft.”
U had het over het wisselen van rollen. Heeft uw film niet een soortgelijke functie? Dat wij ook een paar uur met de allerrijksten mogen doorbrengen? “Absoluut! Mijn film hoeft geen revolutie te ontketenen, maar ik hoop wel dat mensen zich door mijn werk meer bewust worden van de verschillen in de samenleving. Ik hoop dat welvarende mensen daar na het zien van mijn film ook bij stilstaan.”