Top Gun: Maverick

Stoppen? Niet vandaag

Top Gun: Maverick

Tom Cruise stapt weer in de straaljager en doet als Maverick alles wat je van hem verwacht. Deze opvolger van de decennia oude klassieker Top Gun is opgepompt, grotesk, voortrazend, formulematig en toch ook amusant.

“De toekomst is nabij en jullie horen er niet in thuis”, klinkt het stellig. En vlak daarna: “Jullie soort is aan het uitsterven.” En dan is Top Gun: Maverick nog maar net begonnen.

De teruggetrokken toppiloot Pete Mitchell, bijnaam Maverick, heeft een onverantwoorde stunt uitgehaald in een hypermoderne straaljager en wordt nu berispend toegesproken door zijn meerdere (Ed Harris). Het brengt Maverick amper uit zijn evenwicht. Slechts een paar tellen heeft hij nodig om tot een antwoord te komen. “Dat kan zijn”, zegt hij. “Maar niet vandaag.”

Top Gun: Maverick is eigenlijk een lange uitwerking van dit gesprek. Voortdurend, en veelal ongevraagd, laat de masculiene stuiterbal Maverick zien wat hij nog allemaal in huis heeft – aan stunts, aan energie, aan levenslessen voor jongere piloten. Deze opvolger van de klassieker Top Gun (1986) is nostalgisch, gelikt, formulematig, glad, opgepompt, ongeloofwaardig, voortrazend, amusant, voorspelbaar en natuurlijk doordrenkt van machismo.

Het is eenvoudig de film op allerlei niveaus aan flarden te schrijven. Natuurlijk is de karakterontwikkeling dunnetjes, natuurlijk is de plot mechanisch en uitgekauwd. Kort samengevat (al valt er moeilijk een veel uitgebreidere samenvatting te geven) komt het erop neer dat de roemruchte straaljagerpiloot Maverick wordt verleid om nog één keer zijn kunstjes te vertonen en een jonge groep piloten te helpen. En dat doet hij met overgave.

Waar Daniel Craig in zijn laatste Bond-film No Time to Die (2021) voortdurend bevangen leek door treffende melancholie en roestigheid, wekt Tom Cruise de indruk dat hij mentaal niet heeft geaccepteerd dat sinds de eerste Top Gun bijna drie decennia zijn verstreken. Af en toe is er een glimp heimwee – geaccentueerd door beelden uit de vorige film, retro-decors, de verschijning van een zoon van een vroegere kompaan – maar er wordt geen tijd genomen om dat verleden echt uit te diepen. Strijkers van Hans Zimmer eronder, fijngeknepen ogen bij wijze van overpeinzing – en dóór. Subtiliteit en suggestie zijn vanzelfsprekend ver te zoeken, maar die opgejaagde, opgepompte houding past wel bij Maverick, wanneer hij de jonkies uitlegt hoe het is om onder hoge tijdsdruk een levensgevaarlijke missie uit te voeren. Of wanneer hij weer eens in een cockpit plaatsneemt om de boel te redden.

Top Gun: Maverick weet goed wat voor film het wil zijn: een door adrenaline en herkenning voortgedreven actie-epos, met – het moet gezegd – prachtige scènes in de lucht. Er is duidelijk een flink budget tegenaan gegooid, naar verluidt het tienvoudige van het origineel, en dat is te merken.

Sowieso is het interessant om Maverick nog eens naast dat eerste deel te leggen, niet zozeer voor een kwalitatieve vergelijking, maar omdat op die manier sommige veranderingen in de tijdsgeest en in Hollywood duidelijk zichtbaar worden. Zo ligt het tempo hier beduidend hoger dan dertig jaar terug; alles glimt meer, er is meer spektakel en ook is er duidelijk geprobeerd om de cast wat diverser te maken, qua sekse en achtergrond. Maar zoals het een hedendaagse blockbuster betaamt, wordt daar vervolgens weinig mee gedaan. Het is variatie voor de buitenkant, uiteindelijk bepalen de strapatsen van Maverick de teneur van de film. Ook als er een romance opbloeit, is die ondergeschikt aan de stuiterende avonturen vanuit de cockpit; alleen in dode uurtjes zoekt Cruise contact, verder staan zijn grillen op de eerste, tweede en derde plaats.

Af en toe schiet de film in zo’n theatrale bocht dat het bijna een parodie lijkt. Tijdens een zoveelste doldwaze actie van de manisch lachende Maverick – behalve in een straaljager uiteraard ook op de motor. Of, kort daarna, wanneer alle piloten met ontbloot bovenlijf, completely ripped, lachend met hun felwitte en liniaalrechte tanden, beschenen door een prachtige ondergaande zon, een potje dogfight football spelen op het strand. De kabbelende zee aan hun voeten, lekker muziekje op de achtergrond, Maverick die uiteraard ook zonder T-shirt toekijkt hoe vrolijk zijn pupillen heen en weer hollen. Een leidinggevende informeert bij hem waarom ze hier in hemelsnaam hun tijd aan besteden, gezien de toch al krappe voorbereidingstijd voor de belangrijke missie. Maverick antwoordt uiterst tevreden, alsof hij iets zegt wat hij na lang tobben heeft bedacht: hier is sprake van teambuilding. En grijnzend kijkt hij weer naar het tafereel voor zich – het lijkt bijna een reclamespot voor een nieuwe Tommy Hilfiger-lijn of het nieuwe model Ford, voor iets heel erg Amerikaans in elk geval.

Het wonderlijke van die momenten: ze zijn zo onbeschaamd, zo grotesk dat ze ook weer vermaken. Eigenlijk geldt dat voor de hele film. Tegen het einde spreekt een personage geïntimideerd over “one last ride”, maar wie Maverick zo bezig ziet denkt: die fastest man alive wil nooit ophouden met vliegen en het procedé dat hij in volgende films kan volgen ligt reeds vast.

Toch onttrekt het meest memorabele moment uit Top Gun: Maverick zich juist aan Hollywood-wetmatigheden. Het ernstig zieke personage Tom ‘Iceman’ Kazansky, gespeeld door de ernstig zieke acteur Val Kilmer, die in de vorige film nog een grote rol had, wordt door Maverick thuis opgezocht. Praten lukt Kilmer amper nog, hij is alleen hoorbaar door technische foefjes. Maar de pijn die in zijn tranerige ogen opvlamt zegt genoeg, en Maverick lijkt amper te weten wat hij daarmee aan moet. Opeens, in een flits, staat hij tegenover nostalgie die zich niet in formules laat vangen.