Elvis
The King als verdwaalde rebel
Een rocksterrenleven vol excessen krijgt van Baz Luhrmann een eerbetoon dat al net zo bol staat van excessen. De vertelling vanuit het perspectief van de louche manager Colonel Parker overtuigt niet, maar een sterke hoofdrol van Austin Butler maakt de kermisrit door leven en carriere van The King alsnog de moeite waard.
Nonchalant leunend op een van de afgetakelde letters van The Hollywood Sign wijst Elvis Presley naar The Observatory, een Los Angelaanse heuvel verderop. Daar is Rebel Without a Cause (1955) opgenomen, vertelt hij, met zijn favoriete acteur James Dean.
Elvis was ook graag een serieuze acteur geweest, volgens het scenario van Baz Luhrmanns rocksterrenepos Elvis. In plaats daarvan liet zijn manager Colonel Parker hem opdraven in ruim dertig uiterst onserieuze muziekfilms, berucht om hun onnozele plots en de zotte musicalnummertjes waarin vanuit alle hoeken en gaten muzikanten en zangers opduiken. Of er in Elvis daadwerkelijk een tweede James Dean school, zullen we dus nooit weten.
Wel weten we – maar daar hadden we Luhrmann niet voor nodig – dat Elvis op zijn beste momenten een uiterst gedreven muzikant was. En al was hij zeker niet de eerste die in zijn rock ’n’ roll elementen van blanke countrymuziek koppelde aan zwarte genres als gospel en rhythm & blues, weinigen wisten deze nieuwe mengstijl zo energiek aan de man te brengen als hij.
Vriend en vijand zijn het erover eens dat het Colonel Parker was die Elvis met beloftes van roem en rijkdom verleidde het rebelse rock ’n’ roll-pad te verlaten. Luhrmann omarmt de Parker-als-boeman-mythologie door de in 1909 te Breda als Andreas Cornelis van Kuijk geboren Parker (Tom Hanks) op te voeren als de – niet al te betrouwbare – verteller van het verhaal. Die opzet slaagt nauwelijks, omdat Luhrmann geen duidelijke visie biedt op Parkers karakter. Er zijn wat verwijzingen naar ’s mans onduidelijke immigratiestatus. Zijn schimmige verleden als circusmanager wordt aangeroerd, evenals een desastreuze gokverslaving. Daarbij is het heel goed denkbaar dat Luhrmann het als leverancier van de camp-festijnen Romeo + Juliet (1996) en Moulin Rouge (2001) helemaal niet zo kwalijk vindt dat Elvis door Colonel Parker jarenlang in Las Vegas werd geparkeerd als een veredelde circusact. Niet voor niks begint en eindigt zijn film in het klatergoud van de gokstad.
Hanks krijgt nauwelijks een coherent personage om mee te werken en probeert dat te maskeren met dikke lagen grime, een fikse portie geschmier en een bespottelijk accent. Wel biedt het perspectief van een gehospitaliseerde en stevig gedrogeerde Colonel Parker een mooi excuus aan Luhrmann om als een dronken matroos langs alle bekende diepte- en hoogtepunten te zwieren. Luhrmann pakt de uit vele lagen anekdotiek en fake news opgebouwde Elvis-mythe en smeert daar in dikke en kleurrijke lagen zijn eigen versie overheen. Hij doet dat met zijn gebruikelijke hyperactieve stijl, met voortdurend bewegende camera’s, een ultradrukke montage en een voorkeur voor glanzende decorstukken. Het levert een wilde kermisrit op die, door de vele indrukken en de respectabele filmlengte, de kijker op het randje van de uitputting brengt.
Dat je toch bij de les wordt gehouden is de verdienste van Austin Butler, die zich vol overgave stort op een immense opgave: een frisse versie neerzetten van de vaakst geïmiteerde beroemdheid uit de vorige eeuw. Vooral in zijn vertolking van de jonge Elvis, met make-up en doorkijkbloesjes androgyner gemaakt dan ooit, weet Butler de seksuele aantrekkingskracht tastbaar te maken. De scène waarin we Elvis the Pelvis geboren zien worden, en waarin hij met zijn heupgezwaai een ontembare hysterie aanwakkert bij witte tienermeiden (en hier ook enkele tienerjongens), is een hoogtepunt van de film.
Als zelfverklaard bewonderaar van James Dean moet het Butler een goed gevoel geven dat hij Elvis Aaron Presley in zijn vertolking een stukje dichter bij beider idool weet te brengen. Misschien niet als een rebel without a cause, maar toch zeker als een verdwaalde rebel die nooit echt wist wie of wat hij wilde zijn: een rebel without a clue.