Claude Barras over Mijn naam is Courgette (Ma vie de Courgette)

Net aapjes

Waarom belandt een regisseur voor zijn eerste lange animatiefilm bij een live-actionscena­rist? Claude Barras vroeg Céline Sciamma, gespecialiseerd in verhalen over jongeren, voor de uitzonderlijk volwassen kinderfilm Mijn naam is Courgette (Ma vie de Courgette). “Eigenlijk hebben we eerst een fictiefilm gemaakt, en daarna een animatiefilm.”

Onlangs werd in de Filmkrant een discussie gevoerd over de lange animatiefilms die sinds 2012 weer in Nederland gemaakt worden. Peter Lindhout, animatieconsulent van het Filmfonds, stelde dat regisseurs nog veel kunnen leren van ervarener scenaristen en producenten van live-actionspeelfilms. “Het schrijven van een goed verhaal heeft weinig met animatie te maken”, aldus Lindhout.

Dat was tegen het zere been van Michiel Snijders en Arnoud Rijken van il Luster producties (van de lange animatiefilms Trippel Trappel Dierensinterklaas, 2014, en Woezel & Pip: Op zoek naar de sloddervos!, 2016): “De scripts van door Lindhout geroemde films als The Red Turtle en Waltz with Bashir zou het Fonds niet goedgekeurd hebben als hij zich aan die regel had gehouden. Want hun specifieke animatiestijl bepaalt vijftig procent van de kwaliteit.”

Kortweg: is animatie een getekende variant op live-action of een aparte kunstvorm? Ma vie de Courgette, dit jaar een van de verrassingen in Cannes (waar hij draaide in de Quinzaine des Réalisateurs) en winnaar van de hoofdprijs en publieksprijs op het animatiefestival van Annecy, biedt een geweldige testcase.

De stijl van deze stop-motionanimatie is kinderboekvriendelijk, met het soort grappige poppetjes dat kinderen graag verzamelen. De inhoud is daarentegen loodzwaar en realistisch, over jonge opvanghuiskinderen die vreselijke dingen hebben meegemaakt met hun ouders (alcoholisme, misbruik, deportatie). Die twee aspecten zijn in Ma vie de Courgette complementair. Zo wordt de realistische inhoud verzacht en versterkt door de ontwapenende schattigheid: het lijkt allemaal minder erg, maar komt tegelijkertijd des te onweerstaanbaarder binnen.

Cannes
Ik spreek regisseur Claude Barras in Cannes, waar scenarist Céline Sciamma helaas verstek moet laten gaan. Ma vie de Courgette (in Nederland uitgebracht als Mijn naam is Courgette) begon met een roman voor volwassenen van Gilles Paris, vertelt Barras. “Maar wij wilden per se een kinderfilm maken. Samen met scenarist Cédric Louis, met wie ik korte films had gemaakt, heb ik zeven jaar gewerkt aan de boekbewerking en het figuurontwerp.” Het was uiteindelijk niet, zoals bij speelfilms, het script, maar een korte teaser waarmee de financiering rondkwam. Dus: toen de animatiestijl zichtbaar werd. Barras stelt eenvoudig: “Daarvoor was het moeilijk, daarna was het makkelijk.”

Toen Cédric Louis zich niet wilde vastleggen voor de volgende drie jaar productietijd, kwam Céline Sciamma in beeld, bejubeld live-actionscenarist van intens jongerendrama als Naissance des pieuvres (2007), Tomboy (2011) en Girlhood (2014). “Zij heeft de narratieve lijn voor de personages gecreëerd, zodat iedereen z’n momentje heeft en elk personage het verhaal op een heldere manier doorloopt. En ze heeft veel gedaan voor de architectuur van de boekbewerking. Zoals de beslissing om na een korte proloog direct naar het opvanghuis te gaan.”

Maar Sciamma’s live-action-sensibiliteit en de research die reeds aan het boek ten grondslag lag, waren niet de enige bronnen van realisme. “Ik ken zeker vier vrienden en enkele kennissen die met kinderen werken, op straat of in instellingen”, zegt Barras. “En ik heb zelf een paar weken in een opvanghuis stage gelopen.” Gewapend met die kennis verzet hij zich in Ma vie de Courgette tegen clichés. “In films over internaten en opvanghuizen vinden daar vaak juist de mishandelingen plaats. Terwijl het tegenwoordig eerder een plek is waar je hulp vindt.”

Aapjes
Een ander deel van het realisme komt van de jonge stemacteurs. “We hebben alle kinderen tegelijk opgenomen, zodat ze met elkaar konden spelen. En we hebben gefilmd hoe ze bewogen en daarvan een montage gemaakt. Zo zagen de animatoren wie er beweeglijk was en wie kalm bleef. Samen met de stemmen gaf dat meteen iets aparts, een eigen kleur aan elk personage. Daarvan hebben we veel behouden.” Hij voegt toe: “Eigenlijk hebben we eerst een fictiefilm gemaakt, en daarna een animatiefilm.”

Wat niet wil zeggen dat de animatoren de beelden gingen overtrekken, zoals bij rotoscopen. Daarvoor zijn Barras’ figuurtjes veel te gestileerd, met hun grote ogen en hoofden (“de helft van hun lengte”), enorm lange armen (“net aapjes”, glimlacht Barras, “maar anders konden ze niet met hun handen bij hun gezicht”), felle kleuren (“ook om een beetje bij Tim Burton uit de buurt te blijven”) en minimale maar zeer expressieve gezichtsuitdrukkingen: “Het idee was om het heel eenvoudig te houden, met gerichte details. De gezichten hebben een simpele vorm, maar dankzij de texturen geeft de belichting toch een realistisch aspect.”

Terwijl de gefilmde bewegingen van de stemacteurs, maar ook het scenario van Sciamma, juist weer tot hun essentie moesten worden vereenvoudigd — wat haar bewonderenswaardig goed is gelukt. “Ik weet niet hoe ik het beter kan uitleggen”, zegt Barras, “maar het is uit dit contrast dat ik geprobeerd heb dit universum te creëren.” Licht en zwaar, stijl en inhoud, fantasie en realisme: Ma vie de Courgette is een indrukwekkend voorbeeld hoe de tradities van animatie en live-action complementair kunnen zijn. Is dit de oplossing? Natuurlijk niet. Maar het is wel een oplossing.