Director’s Talk Céline Sciamma op Film Fest Gent

'Wat als we over film spreken als een illusie van beweging?'

Céline Sciamma in gesprek met Lukas Dhont. Foto: Jeroen Willems

In een volle bioscoopzaal en na een straffe, ruim anderhalf uur durende Director’s Talk op Film Fest Gent, overhandigde regisseur Lukas Dhont woensdagavond 12 oktober de Joseph Plateau Honorary Award aan Céline Sciamma. “Voor de cinema die je maakt. Jouw films tonen ons een heel inspirerende, andere manier van kijken. Je wijst ons de weg en dat is mooi.”

Hoe adembenemend mooi en magisch Petite maman (2021) wel is – “mijn tijdreisfilm zonder tijdreismachine”, zou Sciamma achteraf zeggen – werd woensdag nog eens duidelijk bij de vertoning voorafgaand aan de Director’s Talk van Lukas Dhont en Céline Sciamma op Film Fest Gent.

De scenarist-regisseur van La naissance des pieuvres (2007), Tomboy (2011) Girlhood (2014) en Portrait de la jeune fille en feu (2019) heeft amper 72 minuten nodig om ons te betoveren met een lofzang op de kindertijd die speelt met illusie, geheugen en tijd. Met een perfect getimed slot, een ‘au revoir’ dat doet dromen van een nieuw begin en een terugkeer naar een plek die je als kijker niet wil verlaten.

De houten boshut van de moeder-dochter-vriendinnen stond niet opgesteld in de zaal, maar de festivalorganisatoren hadden wel met knusse zetels een warme plek gecreëerd voor de twee filmmakers. Hun gesprek bleef onder de speelduur van het door Sciamma en Dhont omstandig geprezen Titanic (“een immens geschenk voor een negentienjarige”, dixit Sciamma), maar klokte alsnog af op 100 boeiende minuten.

Na benadrukt te hebben dat hij absoluut met zijn “heldin” wilde spreken (“jouw cinema betekende veel voor mij zowel op persoonlijk als op professioneel vlak”), opende Dhont met aan te geven dat Sciamma en hij iets gemeen hebben. Namelijk het feit dat ze beiden al op jonge leeftijd met broers en zussen films maakten. “De spelletjes die je ziet in Petite maman, met de detective die een misdaad onderzoekt, was de plot van mijn eerste film als achtjarige”, reageerde Sciamma. “Sommige kledingstukken in de film dateren trouwens ook van toen.”

Na het uitwisselen van gedeelde gemengde gevoelens bij hun optredens voor de camera kwam Sciamma’s passie voor schrijven en literatuur aan bod. Die ontstond volgens Sciamma in de Parijse buitenwijk waar Nobelprijswinnaar Annie Ernaux ook schreef. “Een plek die, in contrast met de oude steden met hun bourgeois centrum, gebouwd werd vanuit een utopische gedachte van gelijkheid waardoor kinderen zich vrij konden bewegen. Het beïnvloedde mijn relatie met de buitenwereld en het werk van Ernaux gaf mij als filmmaker een ander perspectief.”

Verder in het gesprek zou Sciamma dit illustreren door het benadrukken van haar horizontale werkwijze die draait om samenwerking. Ze vond Ernaux’ recente bekroning met de Nobelprijs voor de Literatuur bovendien “erg belangrijk, omdat een feministisch auteur veel weerstand ondervindt en zij alle lof verdient. Het was tussen haar en een reactionair schrijver wiens naam ik niet wil uitspreken, dus ik ben heel blij.”

Het gesprek ging verder over Sciamma’s engagement, haar voortrekkersrol in de 21ste-eeuwse queer cinema en de female gaze. Dit anders-doen-kijken zowel naar als via vrouwelijke ervaringen, en het benadrukken van “de kracht van vrouwelijk verlangen”, stond centraal in Portrait de la jeune fille en feu, waar verleiding loopt via schilderkunst en de blik. Observatie, begrip en intimiteit verstrengelen, benadrukt Sciamma, wiens moeder zorgde voor kennismaking met cinema “waar een plaats was voor vrouwen” en die mensen “samenbrengt in een ruimte die veiliger aanvoelt dan de rest van de wereld”. Al herkende zij zich als lesbienne niet in de films: “Ik voelde me eerder gehaat.”

Sciamma worstelde met een dubbel gevoel: “Het was een toxische relatie, ik voelde me afhankelijk maar ook geschaad. Het was vreemd om zoveel te houden van iets waar je je ook ongemakkelijk bij voelt.” Die tweestrijd werkte door toen Sciamma als cineast moest omgaan met een filmtaal die botst met feministische ideeën. Uiteindelijk zette het haar aan om van aanpak te veranderen. “Bij mijn eerste drie films werkte ik met genres, bracht ik geweld in beeld en liet ik dat mijn personages bepalen”, stelt ze. “De kloof tussen de taal die ik wilde spreken en de taal van de filmgemeenschap kleurde mijn werk.”

Ze ging nadenken over de impact van film en die impact centraal in haar scenario’s plaatsen. “Het gaat me niet langer om wat de personages doormaken, maar om hoe het aanvoelt voor de kijker. En die beleving kan, zoals bij Petite maman, anders zijn.” Het doel is dat de kijker zich “vrij en gerespecteerd” voelt. Dhont: “Jouw films tonen hoe helend het is om het onzichtbare zichtbaar te maken.” Hij sluit vervolgens af met de vraag naar het beste filmmakers-advies dat Sciamma ooit kreeg. “Dan denk ik aan Pascale Ferran [Lady Chatterley et le homme de bois], de regisseur die jou voorging als winnaar van de Camera d’Or”, reageerde Sciamma. “Haar advies was om ‘te doen wat gemakkelijk is’, want het eenvoudige is wat bij jou past, waar je je goed bij voelt. Met een gebrek aan ambitie heeft dat niets te maken.”

Meteen na hun Director’s Talk reikte Dhont de Joseph Plateau Honorary Award uit aan Céline Sciamma. Op de prijs, eerder vergeven aan onder meer Andrea Arnold en Ken Loach, staat een fenakistiscoop afgebeeld, het toestel waarmee Plateau een reeks opeenvolgende tekeningen doorlopend in beweging wist te brengen. “Deze uitvinding staat voor de illusie van beweging, en dus een wetenschappelijke definitie van cinema”, benadrukte Sciamma. “Ik vroeg me af: wat als we over film gaan spreken als ‘een illusie van beweging’? Zou dat onze ethiek veranderen, de manier waarop we over film denken? Cinema mag dan stervende zijn, dit beeldje herinnert eraan dat ik werk met een illusie. En dat we moeten blijven nadenken over voor welke illusies we staan en welke illusies we reproduceren.”