Marco Bellocchio over Rapito
'Dit gaat om de vernietiging van een kinderziel'
In 1858 werd Edgardo Mortara door de Katholieke Kerk weggegrist bij zijn Joodse familie. In handen van Marco Bellocchio wordt dat verhaal een reflectie op de religieuze intolerantie van ons heden. “Ik neem een klein verhaal en verbindt dat met een grotere tragedie die zich nu afspeelt.”
De films van Marco Bellocchio gaan in de kern altijd over gefrustreerde buitenbeentjes, van de opstandige zoon uit I pugni in tasca (1965) tot Benito Mussolini’s tragische minnares Ida Dalser uit Vincere (2009). Machteloze rebellen, dat zijn bijna alle hoofdpersonages uit het veelzijdige oeuvre van deze Italiaanse cineast die, zoals Filmkrant-auteur Omar Larabi terecht opmerkte in zijn verslag van Bellocchio’s Talk tijdens het afgelopen IFFR, helaas te weinig waardering krijgt in hedendaagse filmkringen.
Onterecht, want er zijn weinig regisseurs die zo consistent laten zien wat grootse historische verschuivingen doen met een relatief machteloos individu. Bellocchio neemt de tumultueuze geschiedenis en plaatst er hopeloze mensen in die proberen te vechten tegen de gevestigde orde. Het tij doen keren lukt ze echter nooit. De geschiedenis haalt iedereen in moordend tempo in en ontvouwt zich als een farce.
Kijk naar de theatrale hysterie van het fascisme in Vincere, naar de psychoseksuele roes van Il diavolo in corpo (1986) of naar het bloederige machtsvertoon in Il traditore (2019) en je ziet dat voor Bellocchio de wereld één grote tragische poppenkast is. In die zin heeft de inmiddels 84-jarige regisseur nog altijd niets aan venijn ingeboet. Zijn films zijn uitvergrote verbeeldingen van onze cynische werkelijkheid, een filmisch equivalent van de politieke spotprenten van weleer.
Zo ook Rapito, Bellocchio’s 28ste speelfilm, die het waargebeurde verhaal vertelt van Edgardo Mortara. Dit Joodse jongetje werd in 1858 in het geheim gedoopt door zijn kindermeisje en vervolgens op bevel van de kardinaal door de Katholieke Kerk uit zijn gezin gerukt. Het is opnieuw een verhaal over underdogs: over de Joodse familie Mortara die het letterlijk tegen de paus moet opnemen om hun weggegriste zoon terug te krijgen.
Tegelijkertijd is het Bellocchio om zo veel meer te doen. Het verhaal van Edgardo is voor hem bovenal een vehikel om te reflecteren op immense verschuivingen in de Italiaanse politiek en cultuur. Via de strijd van de Mortara’s toont Bellocchio de grote scheuren in het land. Binnen een historisch moment waarin Italië zich probeert te verenigen als een natie met één centrale regering, benadrukt Bellocchio juist de politieke conflicten, een voorbode van de opmars richting het fascisme. Zo wordt het ontvoerde en vervolgens geïndoctrineerde jongetje Edgardo Mortaro een tragisch symbool voor de waanzin die Italië te wachten staat in de twintigste eeuw.
Met Rapito vertelt u het verhaal van een ontvoerd jongetje in het Italië van de negentiende eeuw. Tegelijkertijd gebruikt u dat als een symbool om grotere historische verschuivingen aan de orde te stellen. Hoe ziet u de relatie tussen wat u letterlijk vertelt in uw script en de betekenis die u impliciet nastreeft? “Het was inderdaad mijn intentie om terug te blikken op de geschiedenis van Italië. Het verhaal speelt zich af in een tijd van oproer. Italië was nog niet één land, maar een gebied opgedeeld in verschillende republieken en koninkrijken. In die tijd waren er ontzettend veel verschuivingen binnen Italië en ook in de rest van Europa. De oprichting van de socialistische bewegingen kan je bijvoorbeeld direct herleiden naar deze instabiele periode. We kijken hier dus naar de wieg van het moderne Italië, iets waar ik al heel vaak op heb gereflecteerd in mijn films. Waar Rapito voor mij over gaat is hoe mensen zich probeerden te verzetten tegen verandering. Zo is de paus een felle tegenstander van vernieuwing. In de film wordt hem letterlijk gezegd: ‘U bent tegen vooruitgang.’ De paus moet natuurlijk zijn macht beschermen, een macht die eigenlijk al aan het afbrokkelen is. Daarom gebruikt hij geweld bij de indoctrinatie van dat kind.”
Uw films gaan vaak over de relatie tussen de machthebbende en de machteloze. “Mijn eerdere film Vincere gaat over de opkomst van het fascisme, over Mussolini die aan de macht komt en daarna steeds machtiger wordt. In Rapito laat ik juist de aftakeling zien, om het maar zo uit te drukken, van de pauselijke macht. De paus had vroeger niet alleen spirituele, maar ook wereldlijke macht. Door de politieke omwentelingen van die tijd moet hij toezien hoe hij die macht verliest. Ik denk dat het neerkomt op Nietzsche’s idee dat God dood is. Vervolgens zie je de verschijning van de sociale klassen en de gevolgen van de industriële revolutie opdoemen.”
In Rapito laat u al deze omwentelingen deels zien vanuit het perspectief van een kind. Het doet me denken aan uw ontroerende Fai bei sogni (2016), waarin een jongetje een traumatiserende gebeurtenis probeert te weren uit zijn herinneringen. Als ik zo brutaal mag zijn: u wordt er niet jonger op, dus hoe is het voor u om de blik van een kind te vangen in film? “Nou, dat is geen gemakkelijke taak. Allereerst is het lastig om een kind te vinden dat al deze gevoelens kan overbrengen op film. Kinderen zijn natuurlijk geen acteurs. Ze zijn nog pril en kijken naar de wereld met onschuldige ogen. Zowel in Rapito als in Fai bei sogni wilde ik inderdaad de trauma’s van zo’n kind onderzoeken. Die twee jongetjes maken iets anders mee, maar delen een zekere pijn. Ik heb ook totaal andere trauma’s en herinneringen dan die jongetjes, maar ik heb de gevoelens die ik in mij draag wel proberen te verwerken in deze personages. Je zou kunnen zeggen: deze films zijn gevoed door herinneringen aan mijn eigen gevoelswereld. Voor zover ik dat kon, heb ik geprobeerd die diepgewortelde herinneringen weer te geven door de ogen van een kind, eigenlijk dus ook omdat het mijn persoonlijke herinneringen zijn.”
U bent een meester in het vangen van hysterie en oproer, van hoe het voelt om grootse historische gebeurtenissen mee te maken. Ik neem aan dat u met een film als Rapito ook de waanzin van ons heden probeert te vangen. Hoe ziet u die relatie tussen een film die zich in het verleden afspeelt, maar net zo goed over onze tijd gaat? “Wat ik zeker niet wilde doen met deze film is zomaar de Katholieke Kerk of de paus aanvallen, dat niet. Ik wilde mij voornamelijk focussen op de vernietiging van de ziel van een kind. Dat kan gebeuren door geweld, door religieuze intolerantie, of door machtsmisbruik. Voor mij is Edgardo artistiek gezien te vergelijken met de pakweg elfduizend onschuldige Palestijnse kinderen die nu vermist of vermoord zijn. Dus ik neem een klein verhaal en verbind dat met een grotere tragedie die zich nu afspeelt. En het is inderdaad een kwestie van perspectief. Want kijk: wat Hamas op zijn eigen gewelddadige manier heeft gedaan, is in de ogen van bepaalde mensen te rechtvaardigen. Ondertussen is de echte tragedie, die ik hier in het klein heb willen laten zien, die vernietiging van de ziel van een kind. Dus de religieuze intolerantie van ons moment zit ook in deze film.”