Il traditore

Alfa en omertà

Het beruchte Maxi-proces betekende vanaf 1986 een zware klap voor de Siciliaanse Cosa Nostra. De Italiaanse regisseur Marco Bellocchio houdt met dit waargebeurde verhaal van maffiaverklikker Tommaso Buscetta de Italiaanse samenleving een spiegel voor.

Marco Bellochio’s maffiafilm annex rechtbankdrama Il traditore ging eerder in première dan Scorsese’s The Irishman, maar inmiddels voelt het alsof de Italiaanse regisseur voortborduurt op de thematiek van zijn Amerikaanse vakgenoot. Als The Irishman het graf is waarin de tough guy maffiosi begraven worden, dan toont Il traditore het gerechtshof waar ze daarvoor idealiter veroordeeld worden.

Het punt van beide biografiefilms is dat er een houdbaarheidsdatum op de georganiseerde misdaad zit, maar Scorsese weet dat pijnlijke verstrijken van tijd beter te verbeelden. Ook Il traditore omvat meerdere decennia om de opkomst en ondergang van maffiosi te illustreren. De openingsscène toont een maffiameeting in het Sicilië van 1980 waar drugsbazen de internationale heroïnemarkt met elkaar verdelen. Tommaso Buscetta (Pierfrancesco Favino) heeft als soldato niet de macht van zijn meesters, maar wordt genoeg in vertrouwen genomen om ook op dit moment aanwezig te zijn. Het tafereel zit ergens tussen een zakenmeeting en een pompeus feest in. De onvermijdelijke groepsfoto toont precies dat: feestelijke, mooi geklede mensen met ernstige grafgezichten.

Dat kan natuurlijk niet goed aflopen. Het gaat al goed mis wanneer Buscetta met zijn familie naar Rio de Janeiro verhuist om het drugsvervoer in goede banen te leiden. Sommige Sicilianen verliezen hun vertrouwen in de omertà van de Cosa Nostra en beginnen te schieten. Onder de slachtoffers zijn enkele van Tommaso’s achtergebleven zonen. Een minstens even huiveringwekkende episode is het moment waarop Buscetta gearresteerd wordt en vanuit een helikopter moet toekijken hoe agenten dreigen zijn vrouw uit een andere helikopter te smijten.

Wie zou daarna niet praten? In het controversiële Maxi-proces dat begint in 1986 lapt Buscetta zijn oude vrienden en collega’s erbij. In samenwerking met rechter Giovanni Falcone (Fausto Russo Alesi) gaat hij zo de geschiedenis in als de maffioso die het bestaan van de Cosa Nostra bevestigt. De groepsfoto van de openingsscène blijkt dan een veelzeggend beeld: dit is een film over nalatenschap, over de behoefte om een invloedrijke periode in de Italiaanse geschiedenis vast te leggen. Pas in de rechtbank krijgt Buscetta, de meest rechtschapen maffiaman van Italië, de erkenning die hij in de Cosa Nostra ontbeerde. Bellocchio houdt de (Italiaanse) samenleving zo een slimme spiegel voor: Buscetta klikt niet alleen uit noodzaak, maar ook omdat hij nu van een status geniet die hij daarvoor nooit had kunnen krijgen.