Fabrice du Welz over zijn filmpassie

'Ik leerde alles van cinema'

Fabrice du Welz

“Cinema moet mensen uitdagen.” De Belgische filmmaker Fabrice du Welz blijft het als een mantra herhalen. En toepassen. Na bloedmooie nachtmerries en zoektochten als Calvaire, Vinyan, Alléluia en Adoration is er nu Inexorable. Een bevreemdende en uitdagende noir thriller.

Inexorable is doordrongen van cinefilie”, zegt Fabrice du Welz wanneer we hem in oktober spreken tijdens Film Fest Gent over zijn nieuwe film Inexorable. “Logisch, want ik eet, drink en adem film.” En ook: “Ik praat graag over cinema.” Vandaar dat we in maart naar Brussel afzakken om het interview voort te zetten. Ditmaal over zijn filmpassie.

Inexorable

De opnamen voor Inexorable begonnen in de Belgische Ardennen net na de eerste covid-lockdown. Met een bang hart? “Nee, we waren gewoon blij te kunnen draaien. De werkregels werden pas bij volgende golven strenger. Tijdens de opnamen was ik enkel bezorgd voor de acteurs en crewleden. Achteraf was het een fijne afleiding om de film te maken tijdens de pandemie. Met de jaren heb ik een vast team medewerkers met gelijklopende ideeën opgebouwd, zodat we vlot onafhankelijk konden werken.”

Tegelijk was u bezig met een nieuw filmproject. “Ik ben constant aan de slag met nieuwe ideeën en projecten. Mijn volgende film houdt het midden tussen film noir en thriller. Het verhaal is fictie maar gebaseerd op de affaire-Dutroux [de Belgische seriemoordenaar en -verkrachter die in de jaren negentig voor opschudding zorgde; IDK]. Maldoror vertrekt vanuit het standpunt van een jonge rijkswachter, gespeeld door de jonge Franse acteur Anthony Bajon, en we volgen zijn tocht van 1994 tot 2002. Het is een onderzoeksfilm, er zijn noir-aspecten, maar ook horror- en thrillerelementen.”

Met de obsessie van een speurder als motor. “Inderdaad, het gaat om frustraties en het verlangen zaken op te sporen. Maar het is wat te vroeg om er uitgebreid over te praten. De film moet nog gemaakt worden en het onderwerp blijft zeker in België delicaat. Maar het is tijd om deze traumatische gebeurtenissen frontaal te benaderen. Al blijft het fictie en geen feitelijke reconstructie. Er heerst grote terughoudendheid om belangrijke gebeurtenissen uit de Belgische geschiedenis, te beginnen met wat er in Congo is gebeurd, onder ogen te nemen en ik hoop dat Maldoror op dat vlak iets los zal maken.”

Vinyan

Tijdens de lockdowns kwam er plots tijd vrij om via blu-ray meesterwerken zoals Narciso Ibáñez Serradors ¿Quién puede matar a un niño? (Carlotta Films) te ontdekken. Een Spaanse film uit 1976 die u in een bonusdocumentaire omschrijft als “een metafysische en existentiële horrorfilm”. Wat doet denken aan Vinyan (2008). “Ik wou net na mijn debuut Calvaire [2004] een remake maken van Serradors film, maar door een rechtenprobleem is dat er niet van gekomen. Het scenario van Serrador was gebaseerd op een roman van Juan José Plans en ook al door het enorme commerciële succes in Spanje waren er spanningen tussen de filmproducenten en de auteur. Serrador heeft niet veel bioscoopfilms gemaakt, maar was in eigen land een grote ster. Hij was zowat de Spaanse Alfred Hitchcock en dat compliceerde de zaken verder.”

Serrador zegt dat hij zich identificeerde “met wilde kinderen in een gek geworden wereld”. Dat klink vertrouwd met Vinyan en Adoration (2019) in het achterhoofd. “Wat me boeit aan ¿Quién puede matar a un niño? is dat het een donkere film is die speelt op een door licht overspoeld eiland. In tegenstelling tot Serradors met zijn kleurenpallet, widescreen-beelden en kostuums meer gotische, Hammer-achtige La residencia (1969). Er is met de kinderen en de waanzinnige wereld zeker een link met mijn films, maar het is niet zo dat het gecamoufleerde remakes van ¿Quién puede matar a un niño? zijn. Toen bleek dat ik de remake niet kon maken heb ik het losgelaten.”

U werkte ook mee aan andere blu-ray-edities van Carlotta Films, zoals die van Guillermo del Toro’s The Devil’s Backbone (2001). “Carlotta’s medeoprichter Vincent Paul-Boncour is een oude vriend van mij en als fervent verzamelaar ben ik ook fan van fysieke dragers. Bovendien ben ik geobsedeerd door cinema en doe ik niet liever dan kijken naar en commentaar geven bij films. Bij voorkeur werk van anderen.”

Ernest et Célestine

Vandaar Des cowboys et des indiens (2018), uw documentaire over de Belgische animatiefilmers Vincent Patar en Stéphane Aubier (Panique au village, 2009; Ernest et Célestine, 2012). “Ik ken hen al lang. Vincent Tavier is zowel mijn als hun producent en coscenarist. Ik hou ontzettend van hun werk. Ze ontwikkelden een unieke animatiestijl, het zijn ware iconoclasten, maar in mijn portret wil ik vooral tonen hoe intensief ze bezig zijn met hun werk en hoe belangrijk vriendschap daarbij is.”

Televisieprogramma’s over film zijn een zeldzaamheid geworden maar met Home Cinema maakt u voor BeTV een heel cinefiel programma. “Ik werk al 25 jaar voor BeTV, toen ik jong was maakte ik nog een gek programma over comics, dus mijn relatie met hen is uitstekend. Negen jaar geleden begon ik aan Home Cinema met een doelstelling: het samenbrengen van mensen die over film willen praten. Producenten, scenaristen, DoP’s, acteurs, regisseurs… Ik ben filmmaker, maar eerst en vooral ben ik een groot cinefiel met een enorme nieuwsgierigheid. Daarom ontmoet ik graag andere mensen die heel passioneel met cinema bezig zijn. Ik steek daar veel van op.”

Die gesprekken verlopen aan de keukentafel of in het salon bij u thuis in de Brusselse Dansaertwijk. “In de langere versie. Van de maandelijkse uitzending zijn we tijdens de pandemie echter overgeschakeld op een wekelijks regime met kortere gesprekken die verlopen via Zoom. We moeten nog bekijken hoe we het verder aanpakken nu corona lijkt weg te gaan. Voor de langere versie ontmoette ik onder meer Volker Schlöndorff, Guillermo del Toro, Claude Lelouch, Abel Ferrara, Paul Verhoeven, Vincent Lindon, Matthias Schoenaerts, Bouli Lanners, Monica Bellucci en Charlotte Rampling. Met Benoît Poelvoorde maakte ik een sterke aflevering waarin hij zich extreem blootgaf. Maar ook anderen houden het niet op vrijblijvende promotiepraatjes.”

Is dat omdat ze weten dat u filmmaker bent? “Misschien. Al kent niet iedereen mij of mijn werk. Guillermo del Toro wel, ik was heel vereerd. Los daarvan is het gewoon ontzettend leuk om over film te praten. Er zijn inderdaad, op televisie of online, te weinig dergelijke programma’s en ik zou het idee van zo’n uitzending graag verder ontwikkelen. Want film gaat over transmissie, het overdragen van ideeën en emoties, en je hebt gepassioneerde mensen nodig om dat idee van cinema uit te dragen.”

Nightmare Alley

Na de pandemie weten we het zeker, niets werkt daarbij beter een live one on one interview. Getuige uw Home Cinema-gesprek met Del Toro, te vinden op de blu-ray van The Devil’s Backbone. “Dat is, grotendeels dankzij hem, het beste interview dat ik gedaan heb. Ik ben sinds Cronos [1993] een groot fan van zijn werk. Voor mij is Guillermo del Toro een van de belangrijkste levende filmmakers. Nightmare Alley [2021] vond ik geweldig, de zwart-wit versie die ik in Parijs zag is subliem. Het is geen toeval dat tarotkaarten er op zo’n dramatische wijze centraal staan. Net als een kaartlegger tracht een filmmaker het publiek te doen geloven in iets dat er niet is. Cinema is magisch: een idee wordt een reeks bewegende beelden die kijkers emotioneel raken.”

Trekt u zoals Del Toro een parallel tussen alchemie en filmmaken? “Absoluut. Ik leerde veel van hem. Alchemie, esoterisme en hoe een film je een beter mens kan maken. Hoe je een beter mens kan worden door een film te maken. Hoe je je angsten of je donkere kant kan uitdrijven via film. Ook voor mij is dat de uitdaging van cinema. Elke film is voor Guillermo ‘not a date but a fucking marriage’ en dat is ook voor mij zo. Telkens ik een film maak is het een huwelijk, een totaal engagement.”

Werkten nog andere filmmakers inspirerend? “Ik leer de hele tijd. Zo was ik erg onder de indruk van mijn ontmoeting met Jacques Doillon. Dat was een filmmaker die ik niet goed kende. Hij zei me dat wanneer je erin slaagt je protagonist goed te portretteren, je film een succes wordt. Ik geloof dat hij gelijk heeft en hou dit telkens in gedachten. Daarom is casting ook zo belangrijk.”

Del Toro beklaagt zich ook over het feit dat subsidiërende instellingen meer gericht zijn op auteurfilms en niet overweg kunnen met genrecinema. “Inderdaad, en dat is dwaas. De essentie van cinema is genre. Er bestaat eigenlijk geen auteurcinema of genrecinema. Je kan perfect een auteur zoals David Cronenberg, Martin Scorsese of Michael Mann zijn en genrefilms maken. Maar dat is iets typisch Frans, die nood om de wereld op te delen, om overal opinies over te hebben en filmmakers tegen elkaar op te zetten.”

Auteurcinema wordt vaak gelinkt met de Nouvelle Vague, maar regisseurs als Godard en Truffaut waren juist geïnteresseerd in genre. “Absoluut. En kijk naar de Marvel-films vandaag, dat is genre. Die films zijn erfgenamen van de exploitation cinema van de jaren zeventig. Alleen is het nu mainstream geworden. Cinema is genre, er bestaat geen onderscheid tussen cinema en genre. Die neerbuigende houding van ‘ik ben een auteur en jij maakt idiote genrefilms’ slaat nergens op en wijst enkel op totale onwetendheid.”

Zijn de negatieve reacties op sommige van uw films daar niet mee verbonden? “Het is moeilijk om films als Calvaire, Vinyan, Alléluia [2014] en Adoration te plaatsen en dat leidt vaak tot negatieve reacties. Ik heb van Inexorable [2021] een rechttoe rechtaan thriller gemaakt, weliswaar met elementen van film noir, om mensen niet te verwarren. Maar mijn eigen interesse gaat meer alle richtingen uit. Mijn smaak zet me aan om van alles en overal wat te stelen. Helaas wordt dat niet meer aanvaard.”

Wanneer is een film cinema voor u? “Wanneer er een point of view is. Mijn cinefiele smaak gaat van Jess Franco naar Ozu. Cinema en seks ervaar ik als geruststellend en comfortabel, de rest van de wereld vind ik eerder angstaanjagend. Daarom ben ik ervan overtuigd dat wanneer je een groot filmliefhebber bent, je geobsedeerd moet zijn door seks. Beiden worden, op verschillende niveaus, gedreven door eenzelfde verlangen. Film draait rond kijken naar mensen. Je zit geïsoleerd in een donkere ruimte te gluren en je kan denken over de mensen waarnaar je kijkt, dingen projecteren in hen, verschillende fantasieën beleven terwijl je daar zit. Een kijkervaring is heel intens. Daarom ga ik ook zo graag naar de bioscoop.”

Claudia Cardinale in Otto e mezzo

Om er ondergedompeld te worden. “Je plaatst jezelf in een zeer sensuele situatie door naar de bioscoop te gaan. Je kan contact leggen met de personages op het witte doek, dingen van hen stelen, zaken van het scherm naar je wereld, je geest en je hart brengen. Ik zal mijn kennismaking als tiener met Romy Schneider, Sophia Loren, Claudia Cardinale of Gina Lolobrigida nooit vergeten. Deze geweldige actrices betoverden me en deden mijn tienerfantasie op hol slaan. Het waren shocks voor mij. Mijn obsessie voor cinema gaat samen met mijn impulsen. Mijn filmpassie is verbonden met een neiging tot fetisjisme en voyeurisme die nooit verdwenen is. Voor mij kan je enkel regisseur worden wanneer je ook voyeur bent. Ik hou ervan dat de seksuele spanning van het scherm spat, dat provoceert mij als kijker, roept vragen op die me doen evolueren.”

Is er een film of een beeld dat u daarbij meer dan alle anderen is bijgebleven en het verlangen voedde om regisseur te worden? “Zolang ik me kan herinneren wou ik in cinema werken. Eerst als acteur en later als regisseur. Als tiener keek ik dwangmatig naar VHS-banden die ik van mijn moeder mocht lenen uit videotheken wanneer ik thuiskwam van het jezuïeteninternaat in Ardennen waar ik studeerde. De veelkleurige hoesjes van de horrorafdelingen, met naakte vrouwen, vreemde wezens en gruwelijke monsters, spraken me ontzettend aan. Ik keek eindeloos naar Argento, Fulci, Spaanse horror en Hammer-films. Tot The Texas Chainsaw Massacre [1974] me als een mokerslag trof. Dat veranderde me compleet. ‘Wat is dat?’, vroeg ik me af, ik was compleet in de ban van Tobe Hoopers film. Voor mij was dat kunst. En poëzie. Ik ontdekte ook Hitchcock, Buñuel, Francis Bacon en een hele nieuwe wereld ging voor mij open. Een dwaze obsessie werd daarbij een creatieve vorming. Ik leerde alles van cinema!”

The Texas Chainsaw Massacre

Het barokke slot van Vinyan baadt in de sfeer van The Texas Chainsaw Massacre. “Ik ben nog altijd fan van de subversieve horrorfilms uit de jaren zeventig maar de wereld is nu totaal anders. Mijn barokke gevoeligheid botst daarmee. Hedendaagse horrorfilms zijn zo plat en commercieel, zo weinig subversief geworden dat ze me niet meer interesseren. Ik hou ervan om te provoceren met film en zelf in de bioscoop uitgedaagd te worden, maar ik stel vast dat mensen niet meer geprovoceerd willen worden. Ze willen gerustgesteld, getroost en entertained worden en niet uitgedaagd. De kloof tussen mij, mijn films en het publiek ligt daar. Ik maak films zoals ik ze zelf wil zien en dat spreekt niet iedereen aan.”

Wijzigde u daarom met Inexorable toch ietwat uw aanpak? “Ik tracht eenvoudiger te zijn, dankzij mijn ervaring probeer ik meer aan het publiek te denken. Daarom ben ik bij Inexorable bezig geweest om meer plezier en spanning te creëren voor het publiek. En neem ik ook de tijd om ze in de film te trekken. Ik denk dat deze film daarom het einde van een eerste periode is voor mij. Ook al sluit hij aan bij mijn Ardennen-trilogie. Ik wil grotere en meer ernstige onderwerpen aansnijden op een rechtlijnige manier. Wat niet belet dat ik de kijker wil blijven prikkelen. Provoceren, maar op een andere manier. Het was wel de bedoeling om met Inexorable meer aan te sluiten bij het werk van Claude Chabrol [Le boucher, 1970; Poulet au vinaigre, 1985; L’ivresse de pouvoir, 2006]. Een cinema die meer geconstrueerd, minder intuïtief is. Ik besef dat wanneer ik wil evolueren als filmmaker, ik tegen mijn natuur in moet gaan. Minder grillig, onevenwichtig en improviserend op de ingeving van het moment te werk gaan. Met complexe personages, verschillende verhaallagen en een locatie met een eigen karakter moest ik ook doordachter werken. Dat is uitdagend, maar ook stimulerend.”

Bij Chabrol denken we ook aan humor. “Hij was een meester in hybride cinema, onder meer in het combineren van film noir en humor. Wat men vaak vergeet is dat Chabrol enorm precies te werk gaat. Chabrol was zo’n veelfilmer dat ik het twintig jaar geleden nog niet doorhad wat een immens cineast hij was. En daarmee bedoel ik dat hij het niveau van Alfred Hitchcock haalt. Ze bezitten eenzelfde gevoeligheid en humor. Ook indrukwekkend is de manier waarop Chabrol spreekt over zijn werk. Waarom hij een bepaalde camerabeweging maakt of een bepaalde acteur gebruikt.”

Terwijl zijn films van een schijnbare eenvoud zijn. “Inderdaad. Wat bewijst dat onderwerpen ‘onderwerpen’ zijn maar dat wat telt, en wat films een lang leven bezorgt, cinema is.”

Annette

Zou u uw twee favoriete films kunnen aangeven? “Dat is moeilijk. Ook al omdat het elke dag verandert. Twee weken geleden was ik compleet geobsedeerd door Nightmare Alley, ik zag de film vier keer in de bioscoop. En momenteel ben ik volledig in de ban van Annette [2021] nu ik de film van Carax opnieuw zag. Ik hou van zoveel films en soms ontdek je een film pas bij een tweede visie. Het is net zoals met mensen: soms klikt het meteen, op andere momenten moet het groeien. Ik hou enorm van Pasolini en van Rossellini, Europa ’51 [1952] is een van de mooiste films ooit. Ik ontdekte onlangs het werk van de Japanse Kinuyo Tanaka, de actrice van Ozu die ook een sterke regisseur is en van wie nu in Frankrijk een pak gerestaureerde films worden uitgebracht. Vooral La nuit des femmes [1961] en Maternité eternelle [1955] bliezen me omver. Twee zuivere meesterwerken! Er zijn te veel films om me te beperken tot enkele titels in een persoonlijk pantheon.”

Toegegeven, het is arbitrair maar ik zou het bij films met de letter ‘V’ houden: Vertigo (1958) en Videodrome (1983). “Da’s cool!’

En als derde zou ik er Vinyan aan toevoegen. “Te gek (lacht). En te vriendelijk.”

Ik zag Vinyan voor het eerst in de screeningroom van verdeler Imagine in Brussel en was toen zwaar onder de indruk. Het is pure, visuele en emotionele cinema. “Weet je, eens gemaakt is een film voor mij verleden tijd, maar ik zag Vinyan toevallig drie jaar geleden nog eens terug in de Brusselse Cinematek. Na mijn introductie wou ik maar vijf minuten blijven maar uiteindelijk bleef ik de hele film zitten. Het was tien jaar geleden en ik was verbaasd door de kracht van sommige scènes en door de politieke observaties die er onbewust zijn in beland. Als filmmaker is het goed om een film met afstand van tijd te bekijken. Ik heb alles gedaan voor mijn tweede film. Er waren immens veel problemen, praktische ook met de wind en regen; maar er was ook zoveel enthousiasme en passie. Je leert als filmmaker van dergelijke ervaringen. Ook van de negatieve reacties. De pers haatte Vinyan en het publiek liep niet meteen storm. Ik had heel obsessief mijn Apocalypse Now [1979] gemaakt, maar mijn passie botste frontaal op die negativiteit. Dat was een opdoffer. Maar het maakt deel uit van het proces. Je smijt je, probeert dingen uit en door confrontatie met de buitenwereld kan je groeien en sterker worden. Zonder je passie te verliezen.”

Apocalypse Now

Bij de release van Vinyan toonde u zich verbaasd toen men de parallel trok met Coppola’s Gouden Palm-winnaar. “Je vroeg naar mijn favoriete film. Wel, Apocalypse Now is de film die ik waarschijnlijk het vaakst gezien heb. Ik ken de film van buiten. Elke scène, alle dialogen, ieder beeld en de kleinste details.”

Van de originele in Cannes bekroonde versie? “Ik heb natuurlijk alle versies gezien maar mijn voorkeur gaat nog altijd uit naar die van 1979. Ik hou van Apocalypse Now Redux [2001], het is leuk om te zien wat Coppola voor ogen had, maar de originele versie blijft het sterkst. Dat is ook zo voor The Exorcist [1973], de effecten en geesten die William Friedkin enkele jaren geleden vanuit commercieel oogpunt toevoegde vind ik maar niets. Apocalypse Now is de pure uitdrukking van het idee van cinema. Een idee dat ook belichaamd wordt door een Werner Herzog of John Huston en dat volledig en voor altijd verdwenen is. Wat ik heel diep betreur.”

Komt het ooit terug? “Ik hoop het, maar ik ben niet zeker. Om eerlijk te zijn: ik betwijfel het. Wie wil nog vier of vijf jaar op een set vertoeven? Dat is te veel. Filmmaken als avontuur, film als allesverslindende passie, da’s veel gevraagd. Apocalypse Now was een avontuur voor, tijdens en na de opnamen. Erg slopend, maar extreem bevredigend. Je wordt als filmmaker met jezelf geconfronteerd en dat is enorm verrijkend. Dat is het idee van cinema waar ik hartsgrondig zal van blijven houden. En waar ik met passie kan blijven over praten.”


Lees ook ons voorgaande gesprek met Fabrice du Welz: ‘Deze film had ik als adolescent willen zien’.