Nightmare Alley

Meer mens dan monster

  • Datum 27-01-2022
  • Auteur KEES Driessen
  • Gerelateerde Films Nightmare Alley
  • Regie
    Guillermo del Toro
    Te zien vanaf
    27-01-2022
    Land
    Verenigde Staten, 2021
  • Deel dit artikel

Nightmare Alley

Voor het eerst maakte Guillermo del Toro een film zonder bovennatuurlijke elementen. Geen menselijk monster dus dit keer, maar een monsterlijk mens. Het resultaat is minder uitzonderlijk, maar ziet er prachtig uit.

Never do a spook show.” Dat zeggen zijn collega’s van de kermis tegen Stan: niet doen alsof je geesten kunt oproepen. Stan Carlisle (Bradley Cooper) is een landloper die is komen aanwaaien, ergens eind jaren dertig, en blijven plakken. Hij heeft een verleden, maar op de kermis worden geen vragen gesteld. Stan blijkt buitengewoon handig in doen alsof hij gedachten kan lezen, een populaire kermisact. Maar, waarschuwen zijn leermeesters: doe niet alsof je kunt communiceren met de doden. Dat zijn te grote emoties om mee te spelen. Dat gaat mis.

Een wijze raad, die hij uiteraard in de wind slaat. En gelukkig maar – voor het verhaal. Zelf heeft regisseur Guillermo del Toro de raad wel ter harte genomen. Nightmare Alley is zijn eerste film zonder bovennatuurlijke elementen. Helaas? Ja, helaas. Waar Del Toro zich eerder, zoals in The Shape of Water (2017), onderscheidde als een meester van het menselijke monster, draait het dit keer om het monsterlijke van de mens. En dat is toch een stuk minder uitzonderlijk.

“Ik wilde doen wat ik niet eerder deed”, zei Del Toro tegen Rolling Stone. Het resultaat is een relatief rechtlijnig verhaal, met een hoofdpersoon die vooral slachtoffer is van zijn eigen koppige stommiteiten. Ondanks waarschuwing op waarschuwing. En vooruitwijzing op vooruitwijzing. Dat was expres: het moest om het hoe gaan, niet het wat, zei Del Toro in interviews. Maar ook dat hoe wil maar niet verbazen.

Wat niet wegneemt dat het er allemaal prachtig – werkelijk prachtig – uitziet. Met tweeënhalf uur voelt Nightmare Alley (naar William Lindsay Greshams boek uit 1946, door Edmund Goulding al eens tot film noir bewerkt in 1947) daarom toch niet te lang: het blijft een visueel genot. De uitgelichte sneeuwvlokken, de modderige kermis met z’n neonreclames, de glanzende art deco in de stad. Alle lof voor production designer Tamara Deverell (voor wie dit de eerste grote speelfilm is) en kostuumontwerper Luis Sequeira – ik wil ook een hoed die zo vanzelfsprekend zit als die waarmee Stan de kermis op loopt.

Del Toro verzocht Deverell de film noir-traditie te negeren en te kijken naar Amerikaanse schilders als Edward Hopper en Andrew Wyeth. De weelderige vormgeving, met spectaculair uitgelichte details en een altijd glijdende camera, roept ook weinig noir-gevoel op. In plaats van duistere dreiging biedt Nightmare Alley comfortabele schoonheid. Een full-colour glossy in plaats van een zwart-witte krant. Wel mooi – erg mooi zelfs – maar nauwelijks gevaarlijk.

In een interview met Turner Classic Movies zei Del Toro dat hij wilde teruggrijpen op de inspiratiebron van film noir, het Duits Expressionisme. En dat Stan zich daarom steeds deels in de schaduw bevindt. Maar dat is wel een erg magere interpretatie van het Expressionisme, waarin de verstoorde geestesgesteldheid van personages op veel radicalere manier wordt vertaald naar gestileerd spel en vaak schots en scheve decors, met slagschaduwen en silhouetten en hard, gewelddadig zwart-wit.

Ik ben daarom wel benieuwd naar de zwart-witversie van Nightmare Alley die Del Toro in een paar Amerikaanse theaters heeft uitgebracht. De trailer daarvoor werkt half: sommige beelden ogen inderdaad expressiever; andere lijken, bij gebrek aan onderscheidende kleur, juist onoverzichtelijker. Ik vermoed dat het beter werkt in het tweede deel van de film, als Stan met zijn act naar de stad is vertrokken en successen viert bij de rijke bovenlaag. Dat levert ook weer prachtige plaatjes op en bovendien het meest intrigerende personage, de fataal verleidelijke psycholoog (Cate Blanchett) die met Stan mentaal de degens kruist. Maar ondertussen verdwijnt de inhoudelijk rijkere wereld van de kermisbewoners wel uit beeld.

Ik was liever op de kermis gebleven, eerlijk gezegd. Er had nog zo veel meer in gezeten. Stan had dan daar ontspoord kunnen zijn, z’n grip op de werkelijkheid hebben verloren, in een steeds Expressionistischer vormgeving – en in zwart-wit, jawel, waarom niet. Dat kan ook zonder spooks, bewees de klassieke kermishorror van Freaks (Tod Browning, 1932) al – een film waaruit horrorliefhebber Del Toro nota bene twee personages, Koo-Koo the Bird Girl en Schlitzie, opvoert als figuranten.

Want nu blijft het toch een beetje zoals het spookhuis waar Stan op gegeven moment doorheen loopt: prachtig vormgegeven, heerlijk om naar te kijken, prijs voor de designer. Maar niet eng of spannend en dan sta je alweer buiten. De vorm wint het van de inhoud. En met zo’n mooie vorm komt Del Toro daar nog grotendeels mee weg ook.