Claire Denis over High Life
'Dit ruimteschip is ook een gevangenis'
Claire Denis maakte op 72-jarige leeftijd een zinnelijke sciencefictionfilm die zich afspeelt op een ruimteschip. “In sciencefictionfilms van nu is alles wit: de kleur van zuiverheid, glorie. Ik wilde een donkerder toon, om te laten zien dat dit geen glorieuze missie is.”
In een carrière die ruim dertig jaar en twintig films omspant, heeft Claire Denis haar naam gevestigd als een van de meest toonaangevende en eigengereide filmmakers in Europa. Met haar tegendraadse benaderingen van liefdeskomedie (Un beau soleil intérieur, 2017), film noir (Les salauds, 2013) en vampierthriller (Trouble Every Day, 2001) liet ze eerder al zien niet terug te deinzen voor genre-experimenten; toen ze een paar jaar geleden aankondigde dat ze een sciencefictionfilm in de maak had, keek niemand daar dus echt van op. En ook viel al te voorspellen, dat het resultaat volkomen onvoorspelbaar zou zijn.
High Life begint met een man en een baby, alleen in de ruimte. Die baby is het resultaat van een grensverleggende conceptie, net als de film zelf. Naast een ontginning van volslagen onbekend terrein, blijkt High Life óók weer een onversneden Denis te zijn: een film die een verkenning van machtsverhoudingen verpakt in een zinnelijk en zintuiglijk avontuur, meer studie dan verhaal, een reis naar het onkenbare dat binnenin ons huist. Tijdens haar bezoek aan IFFR beantwoordde ze een aantal vragen.
High Life wijkt op bijna elk niveau af van de films die u eerder heeft gemaakt: het is uw eerste sciencefictionfilm, uw eerste Engelstalige film. “Behalve: vader en dochter. Dit is nu mijn derde film over een vader en dochter.”
Dat is zo, maar dit keer in een heel andere omgeving. Waarom wilde u de ruimte in? “Jaren geleden vroeg producent Oliver Dungey of ik het aan zou durven om een film in het Engels te maken. Met mijn gebrekkige Engels vond ik dat ik dat alleen maar moest doen als het verhaal daarom vroeg; ik hoef in Parijs geen Engelstalige film op te nemen. Maar in de ruimte bestaan maar twee voertalen: Engels en Russisch – en Russisch spreek ik niet. Ik moest ook meteen denken aan een beeld dat al langer door mijn hoofd speelde: van een man alleen in de ruimte, met een baby.”
Waar kwam dat idee vandaan? “Het was maar een heel simpel idee, een zaadje, ik weet niet hoe zoiets ontstaat. Iedereen vult zich in zijn leven met verhalen, boeken, films… Ik ben ook geïnteresseerd in wetenschap, in astrofysica en ruimtevaart, en ik las dat voortplanting momenteel een van de problemen is die we moeten oplossen om in de ruimte te kunnen bestaan.”
Voortplanting is ook de obsessie van Dr. Dibs, het personage gespeeld door Juliette Binoche. Zij is het andere centrale personage. Was ze dat al vanaf het begin? “Ja, zeker. Zij is een soort Medea: ze heeft de ergst mogelijke daad begaan en verlangt nu zelf naar de dood. Maar voordat ze gaat, wil ze die ene grootse missie voltooien.”
En om dat te kunnen doen, neemt zij haast volledige controle over de lichamen van de gevangenen. “Op een ruimtemissie denk ik dat een arts inderdaad de leiding neemt over het lichaam.”
Met Binoche had u al eerder samengewerkt, maar hoe kwam u bij Robert Pattinson terecht? “Het hoofdpersonage stelde ik mij altijd voor als een man van in de veertig, iemand die in de dodencel zat en deze missie heeft aanvaard als een alternatieve manier om te sterven. Een man die het leven al moe is. Toen Jean-Pol Fargeau en ik begonnen met schrijven, had ik Philip Seymour Hoffman in gedachten voor deze rol; verdrietig genoeg bleek later dat hij waarschijnlijk ook echt levensmoe was. Toen vertelde mijn producent dat Robert Pattinson mij graag wilde ontmoeten. Ik vond hem een intrigerende acteur, maar veel te jong voor deze rol en te iconisch; toch spraken we af. En tijdens de hele periode waarin we de financiering rond probeerden te krijgen, bleef hij mij telkens weer opzoeken in Parijs. Hij zei: ‘Ik word elke maand ouder, op een dag zal je me accepteren.’ Tegen de tijd dat we het budget bij elkaar hadden, kon ik me de film niet meer zonder hem voorstellen.”
U werkt al twintig jaar met componist Stuart Staples. Hoe ziet die samenwerking eruit, in het bijzonder voor deze film? “Voor deze film wilde hij het hele geluid doen, niet alleen de muziek. Hij is er tijdens het hele proces voortdurend bij betrokken geweest. Al tijdens de scriptfase begon hij te componeren, dus er was al muziek voordat de filmopnamen begonnen. Tijdens de shoot luisterden we er soms naar. Het liedje dat Robert Pattinson zingt, Willow, was het eerste dat we opnamen, nog voordat we begonnen met filmen.”
Kunt u iets vertellen over het ontwerp van het ruimteschip? Dat ziet er bijna anti-futuristisch uit. “Het is ook een gevangenis, een gevangenis die de ruimte in is geschoten. In sciencefictionfilms van nu is alles wit: de kleur van zuiverheid, glorie. Ik wilde een donkerder toon, om te laten zien dat dit geen glorieuze missie is. Het is ook een beetje verwaarloosd, omdat het schip al jaren onderweg is. Ze zijn voorbij het zonnestelsel geraakt en het duurt een hele tijd om daar te komen.”
Uw bouwt het verhaal op uit geïsoleerde gebeurtenissen, waarmee u regelmatig achteruit en vooruit in de tijd springt. Wat is de rol van die vertelstructuur? “Het is niet mijn bedoeling om een doolhof te creëren voor de kijker. Ik geloof in wat er op een bepaald moment als eerste in mij opkomt. Daarom begint de film met een man en een baby in de ruimte. Die beginscène moest eruitzien alsof dit al bijna het einde van het verhaal was. Hij is als laatste van zijn crew op dit ruimteschip achtergebleven, heeft niets meer om voor te leven, behalve dat er nog een ander menselijk wezen is dat hem nodig heeft, dat door hem gevoed en gekoesterd moet worden.”