Albert Serra over Pacifiction

'Ik wilde het slechte van binnenuit opzoeken'

Albert Serra. Foto: André Bakker

De Catalaanse regisseur Albert Serra staat bekend om zijn subversieve en experimentele films. Pacifiction is zijn equivalent van een blockbuster: grootse cinema over een paranoïde Franse opzichter op Tahiti. “Ik maak films met een fragiele balans, ergens tussen te veel en te weinig.”

Politieke revoluties, sinistere mensenhandelaren en militaire atoomtesten – gevaar ligt overal op de loer in Pacifiction. De ironie van Albert Serra’s achtste speelfilm is dat al die paranoia zich manifesteert tegen het prachtige decor van het Frans-Polynesische eiland Tahiti.

Pacifiction

Daar struint de Franse prefect De Roller (Benoît Magimel) rond als een koloniale bewindsvoerder, de lokale autoriteit die zijn domein in het gareel moet houden. Door bijna altijd De Roller te volgen bij zijn schimmige politieke verhandelingen, construeert Serra een geheimzinnige en zelfs macabere film over controle en surveillance, waarin het water van de Stille Oceaan die hen omgeeft niet alleen dient als spiegel, maar ook als morele afgrond. Dit is een plek die je op kan slokken.

De Catalaanse regisseur Serra is dan ook een meester in het suggereren van geweld – psychologisch, politiek, fysiek en seksueel. Met Pacifiction perfectioneert hij de experimentele stijl die hij al toepaste bij films als Honor de cavalleria (2006), La mort de Louis XIV (2016) en Liberté (2019). Op de set laat hij meerdere camera’s gelijktijdig en onafgebroken draaien, om zo honderden uren materiaal te vergaren die zich pas in de montage vormen tot het grotere geheel van een film. Zo schuift Serra bekende narratieve en stilistische conventies opzij en ontstaan spontanere scènes waarin de personages geen plot voortstuwen, maar slechts de contouren van een narratief belichamen.

Die experimentele methode is hier toegepast op wat voelt als een arthouse blockbuster. Pacifiction is ambitieus, fascinerend en mooi. Weinig regisseurs kunnen zo compromisloos werken en toch zo’n grootse film afleveren. Kort na de première in de hoofdcompetitie van Cannes spraken we Serra vorig jaar in Armenië, waar het Golden Apricot International Film Festival een klein retrospectief rond de radicale en roekeloze filmmaker vertoonde.

Door uw unieke manier van werken krijgen uw films vloeiende, haast organische eigenschappen. In Pacifiction bijvoorbeeld de meanderende dialogen, die juist daardoor fascineren. “Ik waardeer het dat je hiermee begint, want aan het begin van mijn carrière zeiden mensen dat ik niet met dialoog kon omgaan – dat ik zwijgende films maakte. Ik schaamde me daar bijna voor. Ik denk juist dat ik een meester van de dialoog ben en het is bepaald niet zo dat mijn films ‘kijken naar hoe verf droogt’, zoals de kritiek op arthouse wel eens gekscherend wordt verwoord. Ik ben altijd geïnspireerd geweest door Godard en het idee dat dialoog een lyrisch en poëtisch pad kan volgen. Dialogen in mijn films voelen daardoor tegelijk organisch en artificieel. Iemand kan iets enorm banaals zeggen en vervolgens iets totaal visionairs.”

Pacifiction

De titel is veelzeggend: dit is een film over fictie én over de oceaan. Er bestaat voortdurend het gevoel dat een groter verhaal dreigt aan te spoelen aan de kust van uw narratief. “Maar wat betekent dat, een groter verhaal? Alle grote dingen die nu gebeuren, zoals het feit dat de rijken alleen maar rijker worden en de armen alleen maar armer, gebeuren in het klein. Er zijn geen grote narratieven meer. Geen duivels die vanachter de schermen het kwaad manifesteren in de wereld. Het zijn de kleine verhalen, waarvan je niet weet waar ze vandaan komen, die de wereld om ons heen besturen. Het idee van de film is dat zelfs een nucleaire dreiging – ik bedoel, is er iets groters dan dat? – zo klein kan zijn als het hier is afgebeeld. De wereld is inert; je hebt geen grote verhalen meer nodig. Ik speel liever met groteske ideeën, zoals dat de admiraal van een nucleaire onderzeeër jonge jongens probeert te verleiden in een vervallen discotheek. Het is grotesk en stupide, maar het plant ook een zaadje in het hoofd van de kijker: ‘Misschien is de werkelijkheid zo grotesk en stupide’.”

De oceaan heeft in uw film een symbolische functie. Het is een spiegel en een afgrond. “Je gaat er dingen op projecteren. Externe narratieve logica houdt op te werken – we zitten op een eiland – dus je wordt gedwongen om in de innerlijke logica van de film mee te gaan. Dat was mijn hoofddoel met deze film: met normale beelden de abnormale innerlijke staat van het hoofdpersonage vangen. Dat gevoel dat je in het hoofd van het personage zit, terwijl je kijkt naar een behoorlijk afstandelijke en objectieve mise-en-scène. Polanski’s Chinatown (1974) doet dat ook heel goed.”

Net als die film heeft Pacifiction sinistere, seksuele onderlagen. “Die seksuele corruptie in Chinatown is fascinerend. Dat John Huston – overigens een briljant acteur – in die film zegt: ‘Een man moet doen wat hij moet doen’, en daarmee suggereert dat hij zijn eigen dochter moet neuken, is gestoord.”

Pacifiction

U noemde de objectieve beelden. Er is een verschil tussen mooie natuur filmen en natuur mooi filmen. Met welke onderliggende ideeën richtte u de camera op het landschap van Tahiti? “Dat is een moeilijke vraag om te beantwoorden, omdat er inderdaad een groot verschil is tussen een mooi shot en een shot van iets moois. Ik moet toegeven dat mijn idee ook belachelijk had kunnen zijn, maar ik wilde Tahiti eigenlijk alleen maar filmen als decor. Het eiland is decoratie. Vaak heeft dat de negatieve connotatie van ‘oppervlakkig’ en ‘artificieel’, maar juist dat idee fascineert me.”

Het roept ook allerlei koloniale associaties op. “Tegelijkertijd probeerde ik het cliché te vermijden van ‘een paradijs op aarde dat vernietigd werd door westerse kolonisten’. Dat is het standaardverhaal, maar dat zou niet werken binnen de interne logica van de film. Ik probeerde daar een subversieve draai aan te geven door de hele plek an sich als slecht te beschouwen en het slechte van binnenuit op te zoeken.”

De Roller is een kwaadaardige aanwezigheid daar, maar hij is ook fascinerend. Wat zegt dat? “Hij is misschien ook gewoon zoals de literaire idioot, waar we geboeid naar kijken. Maar het is waar dat ik letterlijk alle middelen inzet – de dialogen, de kostuums, de art direction, alles – om hem fascinerender te maken dan hij is. Ondertussen moest zijn ‘verhaal’ steeds duisterder worden. Dat was mijn obsessie: om dat gevoel van duisternis en kwaadaardigheid uit te diepen. Misschien had ik nog verder moeten gaan, denk ik soms… Het kan altijd duisterder.”