La mort de Louis XIV

Het mysterie van de Zonnekoning

Is het star gazing of zijn we om een andere reden zo gefascineerd door de laatste weken van Lodewijk de Veertiende?

Ook al is Louis XIV een verre voorloper van Andy Warhol in het manipuleren van zijn imago – de Zonnekoning, “De staat, dat ben ik”, etc. – en het manipuleren en creëren van een persoonlijke entourage, en is er veel over hem geschreven, hij is en blijft een onbekende. Waar Warhols leven zo ongeveer integraal op YouTube is te vinden, hebben we van de Zonnekoning niet één foto en niet één bewegend beeld. Hij zal voor altijd een mysterie zijn.

Alleen al omdat je je bij het kijken voortdurend bewust bent van dat mysterie en van je eigen verlangen naar dat ontbrekende beeld, is Albert Serra’s bijna twee uur durende, nauwkeurig observerende en prachtig uitgelichte La mort de Louis XIV (‘De dood van Lodewijk de Veertiende’) een uitzonderlijke ervaring.

De titel beschrijft het gebeuren perfect: de film beperkt zich na een nachtelijke wandeling in de tuin tot het slaapvertrek van de koning, waar hij omringd door een lijfarts, bedienden en een deel van de hofhouding twee uur lang monumentaal ligt te sterven. Maar dat is niet waar je als kijker mee bezig bent. Je bent bezig met details: hoe zou deze koning om zich heen hebben gekeken, hoe zou hij hebben gegeten, geslapen, gelopen, geroken? Juist omdat we daar geen beelden van hebben. En is dat dan star gazing of reflecteert het een dieper verlangen, iets wat met onze eigen sterfelijkheid te maken heeft?

Een ander royaal genot bij het kijken naar Serra’s film is dat het aura van de stervende koning niet los te zien is van het aura van de acteur die hem speelt, Jean-Pierre Léaud. Je zou die casting een meesterzet van Serra kunnen noemen. Net als Lodewijk de Veertiende, die vanaf zijn vierde koning was, groeide Léaud op voor het oog van de wereld. Op zijn veertiende debuteerde hij in Truffauts Les quatre cents coups en sindsdien is hij niet meer weggeweest van de camera. Twee levens voor de camera, twee mensen die meer bestaan (bestonden) via hun ‘public persona‘, hun publieke maskers, dan als privé-persoon. Ze zijn de uitvergroting, de levende (en dode) overdrijving van het idee dat we vooral als fantasie bestaan.

Wie bij Léaud trouwens de rillingen krijgt vanwege het gekunstelde (laten we zeggen Brechtiaanse) acteren dat hem lange tijd typeerde, kan gerust zijn. In Serra’s film beweegt en praat hij nauwelijks. Steeds minder, naarmate de laatste seconde dichterbij komt.