Cannes 2015 (2)
De grote verdwijntruc

Abrazo de la Serpiente
Terwijl een paar honderd kilometer verderop bootvluchtelingen de Middellandse Zee overstaken om onder water of met een beetje geluk in Europa te verdwijnen, werden in Cannes de belangrijkste films van de wereld vertoond. En ook die gingen over verdwijnen.
Was de jury overvallen door een vlaag van actualiteit of vond men het echt de beste film? Op de slotavond van het 68ste Filmfestival Cannes ging de Gouden Palm naar Jacques Audiards migrantendrama Deephan, een film die in de exit-polls van critici tijdens het festival steeds ergens in het midden was geëindigd.
Misschien dat de behoefte aan sociale relevantie dit jaar door meer mensen werd gevoeld want de pers reageerde kalm op het oordeel van de jury. Laurent Cantets Entre les murs over een probleemklas in Parijs was in 2008 de laatste winnaar met een openlijk maatschappelijk thema. Sindsdien namen meer introspectieve en contemplatieve drama’s als Amour en Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives de prijs mee naar huis. Misschien voelde de jury onder leiding van filmmakers Joel en Ethan Coen het gewicht van de actualiteit aan de grens met de Middellandse Zee ook wel extra sterk, hetzelfde water waar zich een paar honderd kilometer verderop onder bootvluchtelingen dagelijks helse drama’s afspelen.
Kamikaze
Wat het motief van de jury ook was en wat je verder ook vindt van het einde, waarin Dheepan plotseling verandert in een Rambo-doet-de-banlieues-genre-kamikaze, de verder terughoudende en observerende film raakt een zenuw. Af te leiden aan de films in Cannes wordt de pijn van culturele en emotionele vervreemding in een wereld waarin alles en iedereen aan het schuiven is dwars door continenten en ideologieën heen gevoeld. Een wereld waarin identiteit meer dan ooit iets vloeibaars is geworden, als een netvlies dat loslaat waardoor je niet meer scherp kunt kijken.
Het zou in het gesprek over Dheepan dan ook niet moeten gaan over die bizarre slotakte. En ook niet over de Parijse buitenwijken, die veel weg hebben van het oorlogsgebied dat de hoofdpersoon kent uit Sri Lanka, wat de film tot een soort omgekeerde Heart of Darkness maakt waarin jungle en gekte nou eens niet in Afrika of Azië liggen maar in Europa. De kracht van de film ligt in de manier waarop hij de ontheemde vluchtelingenproblematiek introduceert.
We zien een jonge vrouw door een vluchtelingenkamp rennen op zoek naar een meisje zonder moeder. Is die van jou, is die van jou, roept ze naar de vrouwen. Wanneer ze eindelijk een meisje vindt, neemt ze haar mee naar een tent. “Dit is mijn dochter”, zegt ze tegen een beambte. “Dit is jouw nieuwe gezin”, zegt de beambte tegen Dheepan, die in een hoek staat te wachten. Voilà, een geïmproviseerd gezin om de kans op toelating in Frankrijk te vergroten. En daar zitten ze dan even later in die Parijse buitenwijk. Als mensen zonder verleden, met een nieuwe identiteit. Hoeveel mensen leven inmiddels zo? Mensen die de wereld over reizen en noodgedwongen iemand anders worden. Voor wie iedereen een vreemde is. Op zo’n kale en nietsontziende manier is dit nog niet eerder in een mainstream film aan de orde gebracht.
Ze noemden hem Dollar
Audiard was niet de enige filmmaker die gevoelig bleek voor de nieuwe werkelijkheid. Jia Zhang-ke’s Mountains May Depart is minder furieus over recente ontwikkelingen in China dan zijn vorige film A Touch of Sin maar is juist meer doordrongen van de pijn van emotionele en culturele vervreemding.
In drie delen kijkt de filmmaker naar verleden, heden en toekomst van het land. Hij begint in 1999 met een driehoeksverhouding waarin een vrouw moet kiezen tussen een arbeider en een rijke investeerder. In het tweede deel wordt een zoon geboren die de naam Dollar krijgt, als symbool voor zijn vaders vooruitgangsgeloof. Het derde deel speelt zich af in Australië in 2025 waarin vader en zoon vooral Engels met elkaar praten en de moeder is teruggekeerd naar het stadje in China waar ze lang geleden woonde. Dollar zegt zich zijn moeder niet meer te herinneren.
In interviews noemt Jia deze meest melancholische van al zijn films een waarschuwing. Zo kan het gaan, zegt de filmmaker, hoewel hij de gevolgen nog niet kan overzien. Net als Audiard schetst hij een toekomst waarin niet alleen nationale maar ook persoonlijke en emotionele identiteit oplossen in een massa van geleende en gekopieerde identiteiten. Het blijft dus niet bij vervreemding, zegt Jia, uiteindelijk verdwijnen we.
Eurydice
Die tijding was alleen nauwelijks hoorbaar in Cannes, waar men vooral bezig was met aanwezig zijn, met acte de présence geven. Want dat is film natuurlijk ook: de kunst van transformatie en verdwijnen, maar ook de kunst van het verschijnen. Dat geldt voor de films zelf maar ook voor de artistiek-filosofische gedachten die filmmakers daarin opvoeren. In de aanloop naar het festival wordt achter de schermen keihard strijd gevoerd over de films die wel of niet de uiteindelijke selectie halen – een strijd waarin enkele Franse productie/distributiehuizen oppermachtig zijn, beweren sommigen – maar voor de filmkritiek en de toeschouwer is vooral belangrijk wat die films te zeggen hebben. Zelfs als dat onbedoeld is, of ongewild zelfs. De selectie mag dan willekeurig zijn, maar op het moment dat het een selectie is heeft hij betekenis.
Zo verschijnt ineens Maiwenns Mon roi naast Dheepan en Mountains May Depart, omdat die ook over verdwijnen gaat. Op z’n Frans dan wel, als een verhaal over een allesverzengende, waanzinnige liefde. Emmanuelle Bercot vecht zich in Mon roi een weg terug nadat ze bijna aan haar geliefde ten onder is gegeaan, als een Eurydice die voor één keer de bepalende rol heeft, en niet mag omkijken naar Orpheus, in plaats van andersom. Helaas is Vincent Cassel sexy as hell, in de woorden van een Amerikaanse collega, dus zo makkelijk is dat niet voor Bercots personage.
Zo zie je ineens Macbeth met Michael Fassbender als een verhaal over een verdwijnen in de gekte, Trois souvenirs de ma jeunesse van Arnaud Desplechin als een mijmering over het verdwijnen van jeugd, en Chronic van Michel Franco als een verdwijnen in de pijn van verlies, met Tim Roth als een verpleger van doodzieke patiënten. Over het algemeen redelijk conventionele films, al verraadt dat oordeel misschien vooral dat we nogal verwend zijn als kijkers. Sowieso zijn de oordelen op zo’n festival vaak nogal extreem omdat je in korte tijd zoveel films tegen elkaar moet afzetten. Maar verwend of niet, toch waren er een paar films die echt met vorm speelden.
Kannibalisme
De meest ambitieuze verdwijntruc was misschien Miguel Gomes’ zes uur durende Arabian Nights. De maker van Our Beloved Month of August en Murnau-hommage Tabu gebruikt het sprookje van Duizend-en-een-nacht om over de dreigende economische ondergang van zijn thuisland Portugal te praten.
In het oorspronkelijke verhaal vertelt Scheherazade aan de sultan eindeloos verhalen met cliffhangers om haar executie steeds een nachtje uit te stellen. Hier speelt Gomes zelf de rol van Scheherazade, alsof hij door het vertellen van verhalen de verdwijning van Portugal hoopt uit te stellen. Gomes vertelt er een stuk of tien in Arabian Nights, in de docufictiestijl uit Our Beloved Month of August die hem bij een groter publiek bekendmaakte. De film is zo ambitieus dat ‘ie onvermijdelijk steken laat vallen. Maar wat doet het er toe? Wat zijn fouten nog als een film zoveel handreikingen doet om anders naar de werkelijkheid te kijken?
Apichatpong Weerasethakuls Cemetery of Splendour was ook minder evenwichtig dan z’n vorige, de genoemde Palm-winnaar Uncle Boonmee. Maar wat een ervaring. De Thai heeft niet eens decors nodig om je mee te voeren door de dromen en paleizen van z’n personages. Hij gebruikt het licht en het ritme van de film om je mee te nemen door de transmeditatiedroomwereld van een oude vrouw die aan het bed zit van een soldaat met een mysterieuze slaapziekte. En misschien was dit ook weer een onbewuste variant op de Orpheus-mythe, met weer een vrouw die een strijder uit de onderwereld moet terughalen in plaats van daar te moeten wachten totdat haar vent eindelijk komt opdagen.
Ciro Guerra’s El abrazo de la serpiente is zo’n film die in het massale aanbod op een festival het risico loopt te verdwijnen en daarna pas echt op waarde wordt geschat. Dit is een echte Heart of Darkness, feit en fictie in widescreen zwart-wit mixend, die de reizen van twee wetenschappers over de rivier Amazone op verschillende momenten in de vroege twintigste eeuw aan elkaar spiegelt en langzaam niet alleen de rivier afzakt maar daarbij ook de realiteit achter zich laat. Guerra speelt met het kolonialisme als de ontkenning en het uitwissen van de ander — tegenwoordig hebben we daar virtuele oplossingen voor — en maakt er net als Conrad een slang van die zichzelf in de staart bijt, wanneer beide wetenschappers uiteindelijk in zichzelf oplossen en gek worden.
Guerra’s vorige film Los viajes del viento, een mythologische western gefilmd op winderige Colombiaanse vlakten, met als revolverheld een zwervende accordeonist, was een vingeroefening vergeleken bij deze fantastische trip naar de waanzin. El abrazo de la serpiente zal ook in Nederland te zien zijn.
Films met personages die verdwijnen maar die tegelijk vechten om terug te keren en te mogen bestaan, als reflecties van toeschouwers die buiten het scherm hetzelfde gevecht leveren. Zulke spanningen maken Cannes tot een levend en ademend festival. Voor nu is het filmfeest aan de Rivièra voorbij, maar de komende 50 weken duren gelukkig maar even.