The Innocents

Gespreide handen die elkaar niet kunnen bereiken

The Innocents

In de kern van het werk van de scenarist en regisseur Eskil Vogt ligt vaak een gevoel van onthechting. De sleutel van die onthechting is misschien te vinden in zijn recentste film The Innocents.

Eskil Vogts The Innocents, de tweede film die hij zelf regisseerde na Blind (2014), gaat over een groepje kinderen met bovennatuurlijke gaven. Het is een film waarin het gesproken woord ondergeschikt is. Kinderen ontdekken de wereld nu eenmaal niet door erover te praten, maar door er met hun handen in te wroeten.

De Noorse Vogt schreef in totaal zeven speelfilms, waarvan er vijf werden geregisseerd door Joachim Trier en twee door hemzelf. Wie de zeven films achter elkaar zet, ziet een beweging naar een meer visuele cinema, die minder leunt op woorden. Dat is niet zo gek, want een grote constante in Vogts films is een moeilijk onder woorden te brengen gevoel van onthechting. Veel van zijn personages zijn losgezongen van de wereld om hen heen. Door een psychose (Reprise), verslaving (Oslo, 31. august), blindheid (Blind), trauma (Louder than Bombs). Het is alsof er een sluier hangt tussen hen en de wereld. Een vlies dat flinterdun is, maar toch ondoordringbaar.

Reprise

In Reprise (2006) is het een gegeven dat zijdelings geraakt wordt in de scènes rond de psychose die de dan net gedebuteerde schrijver Philipp doormaakt. In de film halen zijn vrienden hem op uit de kliniek waar hij heeft gezeten om daarvan te herstellen. Philipp vraagt hen naar de kust te rijden, een plek waar zij geregeld samen tijd doorbrengen. Maar deze keer is dat samenzijn anders, gespleten door de ervaring die Philipp heeft doorgemaakt en waar hij nog niet van los is.

De scène deed me denken aan Joeri Norsteins klassieke animatiefilmpje Hedgehog in the Fog (1976). Daarin is een egeltje op weg naar zijn vriend de beer om samen naar de sterren te kijken als hij verdwaalt in een dichte mist die al het kenbare transformeert tot tegelijk angstaanjagende en beeldschone visioenen van onder meer een wit paard. Als hij eindelijk bij de beer aankomt, is de egel in zichzelf gekeerd. Het filmpje eindigt met een voice-over: “De berenwelp praatte en praatte en de egel dacht: is het niet fantastisch dat we hier weer samen zijn? En ook dacht hij aan het paard: hoe is het met haar, daar… in de mist?”

Oslo, 31. august

Sommige ervaringen zijn ondeelbaar en kunnen je connectie met de wereld breken. Voor even of voorgoed. Dat laatste lijkt het geval bij Anders, de hoofdpersoon uit het fenomenale Oslo, 31. august (2011). De drugsverslaafde Anders heeft een dag verlof uit de afkickkliniek voor een sollicitatiegesprek. Op die ene dag bezoekt hij oude vrienden, het park, een café, een feestje. Maar in elk van die situaties lijkt hij nooit volledig deel uit te maken van wat er rond hem gebeurt, alsof hij op het randje ervan balanceert, zoals hij ook continu op de rand van een huilbui balanceert. En het kost hem alle moeite van de wereld om aan dat randje vast te houden.

Uit de pas
In haar klassieke roman Ik heb je nooit een rozentuin beloofd beschrijft Hannah Green (pseudoniem van Johanna Greenberg) de (deels autobiografische) ervaringen van een schizofrene jonge vrouw en vangt daarin die sensatie van uit de pas zijn met het leven, die ‘eeuwigdurende vervreemding’: ‘Voor degenen die op deze aarde thuis hoorden stroomde het zonlicht door de ramen binnen, maar zij kon die gouden warmte slechts van een afstand waarnemen. Om haar heen was de lucht nog steeds koud en grijs.’ Ze beschrijft haar mentale toestand in het gebaar van ‘twee gespreide handen die elkaar niet konden bereiken’.

Aan het einde van Oslo, 31. august is Anders rond het ochtendgloren met drie anderen in een zwembad. Een meisje nodigt hem uit het water in te komen, hij schudt zijn hoofd. Hij wil het contact wel aangaan, maar is niet in staat zijn hand uit te steken. En zelfs als anderen hun hand naar hem uitsteken, is hij niet in staat die vast te pakken. Dat gevoel van nabij zijn en toch niet erbij kunnen is ook aanwezig in die scène in Reprise waarin Philipp met zijn vrienden aan de waterkant staat. We zien hoe hij een van zijn vrienden vastgrijpt en lachend met hem het water in springt. Maar het blijkt slechts een voorstelling die hij zich maakt. In realiteit blijft hij staan en zwijgt.

In veel van zijn films onderzoekt Vogt dat spanningsveld tussen voorstellingsvermogen en realiteit, en het onvermogen om het één om te zetten in het ander. Ook in zijn regiedebuut Blind, over een vrouw die sinds ze blind werd het appartement waar ze met haar man woont niet meer heeft verlaten. Vanuit die isolatie fantaseert ze over de levens van haar buren en dat van haar man. Ze speelt met de realiteit waar ze niet bij kan. Vult in wat ze niet kan zien. Het geeft haar een vals gevoel van controle, waarmee ze juist haar gebrek aan grip op haar relatie tot de buitenwereld probeert te verhullen. Een onhoudbare illusie die uiteenklapt wanneer realiteit en verzinsel steeds meer door elkaar gaan lopen.

Thelma

Ambivalent
Controle is sowieso een ambigu begrip in Vogts films. In Thelma (2017), geregisseerd door Trier, wordt het titelpersonage verliefd op een medestudent. Niet veel later staat deze Anja plotseling ’s nachts bij haar op de stoep. Ze heeft geen idee hoe ze daar is gekomen. Later zal Thelma’s diepgelovige vader uitleggen dat het Thelma’s verlangen naar Anja was dat haar naar Thelma toe trok, omdat Thelma het vermogen heeft om dingen te doen gebeuren met haar wil. Toch betekent dat niet dat ze controle heeft – juist niet. Het zijn geen bewuste wensen die ze kan laten uitkomen, maar diep in het onderbewuste verstopte verlangens, die zich niet laten stuiten door een moreel besef of geweten.

Dat wordt pijnlijk duidelijk in flashbacks naar haar kindertijd, die tonen hoe ze als kind haar broertje met enkel haar wil verplaatste als die weer eens eindeloos jankte, uiteindelijk met fatale gevolgen. Het doet denken aan Ida die in The Innocents een glasscherf in de schoen van haar grote zus stopt, gefrustreerd over de aandacht die de non-verbaal autistische Anna altijd krijgt. Het is impulsief gedrag, nog niet in bedwang gehouden door een moreel besef.

Zo bewegen de films van Vogt niet alleen letterlijk weg van taal, maar ook symbolisch. De kinderen in The Innocents zijn van al zijn personages het meest samen. Ze hebben de meest directe relatie tot de wereld om hen heen, een relatie die nog niet, of slechts beperkt, wordt gefilterd door moraliteit en taal. En ze hebben er ook de meeste controle over. Maar gecombineerd met een gebrek aan vermogen de consequenties van hun handelen te overzien, blijkt die controle (opnieuw) ambivalent en zelfs gevaarlijk.

In The Innocents ligt wellicht de oorsprong van de paradox waar zoveel van Vogts jongvolwassen personages tegenaan lopen. Om te kunnen functioneren in de wereld, leren we onze impulsen te beheersen, maar zo maken we ook de relatie tot onze diepste verlangens én de wereld om ons heen minder direct. We scheppen een hiaat in onszelf. Een soort permanente onthechting die we steeds opnieuw moeten zien te dichten, wat voor iemand die iets ondeelbaars ervaart een onmogelijke opgave kan worden. Dan is daar plots die kapotte pianotoets die Anders achteloos aanslaat wanneer hij aan het einde van Oslo, 31. august een melodietje speelt. Een melodie die stokt in een doffe tik.


The Innocents is vanaf 14 juli 2022 te zien in de bioscoop en via Picl.nl.