Alcarràs

De allerlaatste oogst

Alcarràs

Het einde van de zomer brengt naderend onheil met zich mee in deze winnaar van de Gouden Beer op het filmfestival van Berlijn. Carla Simón brengt met haar tweede speelfilm een tedere, melancholische en nostalgische ode aan het Spaanse plattelandsleven dat zij als meisje nog kon meemaken, maar dat steeds zeldzamer wordt.

Het naderende einde van de zomer levert altijd een uniek nostalgisch gevoel op. Voor het Spaanse gezin Solé weegt het dit jaar nog zwaarder, want ze moeten aan het eind van het seizoen hun land, huis en perzikboomgaard afstaan aan de oorspronkelijke eigenaar. Net als in haar even nostalgische debuut Summer 1993 (2017) kijkt regisseur Carla Simón hier naar een tijd die voorbij is en een plek die niet meer bestaat. Een afscheidsbrief aan een levensstijl die verdwijnt.

Zij kan het weten. Simón groeide op in het Spaanse dorp uit de titel. Tussen de perzikbomen, opa’s en oma’s, ooms en tantes, neefjes, nichtjes, vriendjes, vriendinnetjes, honden, konijnen en andere beesten. In veel opzichten is deze film het verhaal van haar jeugd, behalve dat het ook het verhaal van Spanje als geheel is. De tijd van ouderwetse, authentieke landbouw – van de kleine boer – heeft ook in Spanje plaatsgemaakt voor een massale agro-industrie. Voortgestuwd door artificieel lage prijzen en een homogene markt is ook het Spaanse platteland kaalgeslagen.

Het is niet verrassend dat deze film afgelopen jaar de Gouden Beer won op het filmfestival van Berlijn. Alcarràs combineert een urgent politiek en economisch thema met een intiem en teder familiedrama. De cast, zeer overtuigend in hoe ze samen een grote Spaanse familie vertolken, bestaat uit non-professionele acteurs. Mensen die de vernietigende agrarische schaalvergroting uit het dagelijks leven kennen. Behalve inzicht in die actualiteit, biedt Alcarràs ook een perspectief op het politieke verleden van Spanje, door te laten zien hoe de Spaanse Burgeroorlog nog altijd invloed heeft op de maatschappelijke verhoudingen.

Ruimteschip
In de openingsscène doen kinderen alsof een versleten auto een ruimteschip is waarmee ze te dicht bij de zon vliegen. Een scène later wordt de auto door de eigenaar van het land afgevoerd. Zelfs de kinderen ervaren hoe de grond onder hun voeten vandaan wordt getrokken. De dementerende grootvader, die dit land ooit als geschenk kreeg van de familie die tijdens de burgeroorlog bij hem onderdak vond, weet dat het onheil nadert. Een van de ontroerendste momenten is wanneer hij samen met zijn kleindochter een oud Spaans lied zingt, waardoor de gehele familie voor heel even de zorgen vergeet.

Het is knap hoe Simón het macroverhaal verbindt aan micro-observaties. Toch doet ze haar eigen materiaal soms ook tekort. Voor een film die dankbaar gebruikmaakt van conventies uit het neorealisme – de naoorlogse Italiaanse stroming die met een rigoureuze en analytische blik de levens van echte Italianen wilde laten zien – ontbreekt het hier aan formele controle.

Deze regisseur snapt haar personages en hun gevoelens, maar het lukt haar niet om er gelaagde cinema mee te maken. De film is te anekdotisch om grotere observaties te maken over de mechanismes van de markt. Je zou kunnen zeggen dat dit de bedoeling van de film is, dat de machteloosheid van de familie helemaal geen grip toelaat op de situatie. Maar ook voor die boodschap schiet de vorm van de film tekort.

Anders gezegd: Simón blijkt een uitstekende regisseur van mensen en emoties, maar niet van gebeurtenissen en situaties.