Mascha Halberstad over Knor

'Ik wil het niet wegpoetsen'

Mascha Halberstad bij de première van Knor op de Berlinale. Foto: Dirk Michael Deckbar

Familiefilm Knor, over een meisje en haar biggetje, voelt opvallend echt. Niet alleen dankzij de concreetheid van stop-motion animatie en de herkenbaar Hollandse setting, maar ook door het psychologisch realisme. “Kinderen kunnen echt wel wat hebben.”

Het is allemaal zo echt. Dat is de verrassende indruk van Mascha Halberstads lange animatiedebuut, familiefilm Knor, die nog wordt versterkt door een rondleiding in studio Holy Motion in Arnhem (die zij in 2020 oprichtte met producent Marleen Slot) en een gesprek met de regisseur.

Knor

Dat echte zit ’m in meerdere dingen. Om te beginnen de stop-motion (Knor is Nederlands eerste lange stop-motion film). Van alle bekende animatietechnieken is stop-motion het echtst. Omdat het concreet is. Wat je ziet, is wat er is. Die stoel bestaat echt. Dat biggetje bestaat echt. Je kunt ze aanraken, oppakken, ronddraaien en weer terugzetten. Of ze aan iemand cadeau doen, zoals Halberstad deed met de poppen uit haar videoclip voor The Prodigy’s Wild Frontier (2015), die ze schonk aan bandleider Liam Howlett. Dat is iets anders dan figuren die alleen bestaan als lijnen in een computer.

Dat wonderlijke werkelijkheidsverschil tussen wat je weet dat verzonnen is – dat varkentje leeft niet echt – en wat je kunt zien dat concreet bestaat, is waar stop-motion een groot deel van z’n overtuigingskracht vandaan haalt. Je hoofd wordt een beetje belazerd: het concrete van de objecten wordt het echte van de wereld wordt het geloofwaardige van het geanimeerde leven.

Zoals Halberstad zegt, als ik haar spreek in de studio: “Wat ik zo mooi vind aan stop-motion is what you see is what you get.” Ze wijst op een opgestelde set: “Hier ook: je zet de camera neer, je zet het licht erop en dat is het. Je kan het dus ook meer als live-action benaderen, want je staat voor een set en denkt: ik wil de camera toch iets meer zó, of het licht ietsje zó. Het is superconcreet.”

Wallace & Gromit

Echt heel klein
De langzaam gegroeide populariteit van stop-motion in tijden van computergeweld (denk aan de Aardman Studios, Studio Laika en Wes Anderson-films zoals Isle of Dogs, 2018) doet denken aan de triomfantelijke rentrée van fysieke effecten in actiefilms. Natuurlijk weten we dat dat gecontroleerde explosies zijn en niet daadwerkelijk gevaarlijk – maar ze met de acteurs fysiek in dezelfde ruimte ervaren, belazert op een vergelijkbare manier onze hersenen: het verhoogt de spanning en daarmee de geloofwaardigheid. Die computereffecten waren er nooit echt. Dat zag je en dat voelde je.

Ik vraag Halberstad wat voor haar het ideale formaat is om op te werken? “Ik werk vrij klein, voor stop-motion. Dat begon omdat ik thuis werkte, met weinig ruimte. En daar ben ik aan gewend geraakt. Bij Pedri Animation, die de poppen voor ons maakt, zaten ze te mopperen: waarom moeten die zo fucking klein?! Want Knor is echt heel klein. Bij Studio Laika zouden de poppen twee of drie keer zo groot zijn. En dan worden ze dus ook verfijnder.” Maar dat is niet wat Halberstad zoekt: “Bij Laika is alles zó perfect, en poetsen ze in post-productie zó veel weg, dat het weer bijna computeranimatie lijkt. Terwijl je bij ons gewoon de naden ziet zitten. Ik wil dat ook niet wegpoetsen. Je mag zien dat het gemaakt is.”

Waarmee je een wereld krijgt die eruitziet alsof je hem kan aanraken. Zeker omdat het allemaal van die gewone spulletjes zijn. Wat natuurlijk niet hoeft: ook stop-motion kun je zo vreemd maken als je maar wil. Maar bij Halberstad zijn eigenlijk alleen de gezichten karikaturaal; de rest is realistisch. Haar wereld is die van ons. “Ik zoek dat realisme heel erg op”, vertelt ze. “In Knor zit bijvoorbeeld een eetkamerscène. En ik vind het dan mooi om die scène zó vanzelfsprekend te maken – terwijl in animatie natuurlijk niets vanzelfsprekend is – dat je vergeet dat het animatie is. Dat het gewoon een film wordt. Dat heb ik bij Knor ook mensen horen zeggen: ik was helemaal vergeten dat ik naar animatie zat te kijken. Dan denk ik: het is gelukt!”

Mascha Halberstad bezig met Dag meneer De Vries. Foto: Bob Bronshoff

Schok van herkenning
Wat me verraste, bij het kijken, was een kleine schok van herkenning. Kennelijk had ik bij een lange animatie deze mate van vertrouwdheid niet verwacht. Hoofdpersoon Babs (met de stem van Hiba Ghafry), die van haar plotseling weer opgedoken opa (Kees Prins) een biggetje krijgt, leeft niet in een land far far away, maar in Nederland. En bovendien nu eens niet het klassieke polderlandschap (zoals Halberstad wel gebruikte voor haar ontroerende kortfilm Dag meneer De Vries, 2012), maar een doorsnee woonwijk. Met die typische rijtjeshuizen, die herkenbare interieurs, die onvermijdelijke Canta LX.

Opeens bestáát Nederland in stop-motion, ongeveer zoals Engeland bestaat in Aardmans Wallace & Gromit. “Het is eigenlijk een ode aan mijn jeugd”, aldus Halberstad. “Niet het Nederland van de toeristen, maar het Nederland dat wij kennen. Alleen heb ik een rijtjeshuis uit de jaren vijftig, zestig gekozen, terwijl ik zelf in eentje van twintig jaar later woonde. Omdat ik die mooier vond.”

Rondwandelen door de studio bevestigt die vertrouwdheid. Dat hekwerk. Die uitstalling in de slagerij. Die straat met stoep en afvoerputjes. Animator Jasper Kuipers, die in de studio aan het werk is, wijst me op de slijtage van enkele veelgebruikte onderdelen. En zegt dat ‘ie daar juist van houdt. En het is waar: dat patina versterkt de indruk dat deze dingen een bestaan achter de rug hebben.

Scheetjes en poep
Ook in de personages zoekt Halberstad naar echtheid. Want hoewel Knor scènes kent met kolder en slapstick (en een indrukwekkende hoeveelheid scheetjes en poep), zijn vooral de kleinere momenten, de alledaagse interacties, geworteld in psychologisch realisme. Mijn favoriete personage is daarom Tijn (Matsen Montsma), het vriendje van Babs, die vanaf de zijlijn zo subtiel reageert dat het hele verhaal er meer kleur door krijgt. Met hier een beetje teleurstelling, daar een vleugje argwaan – kleine, gelaagde emoties in plaats van grote, eenduidige.

Babs en Opa in Knor

Het is ook vanwege dat psychologisch realisme dat enkele scènes waarin een kind verregaand wordt bedrogen door een volwassen vertrouwenspersoon, harder aankomen dan je met deze karikaturale gezichtjes misschien zou verwachten. Halberstad doet dat welbewust: “Kinderen worden steeds meer tegen van alles in bescherming genomen. Maar ze kunnen echt wel wat hebben.” Al geeft ze toe: “Als je dit in live-action had gedaan, was je er niet mee weggekomen.”

Dat het in animatie wel kan, is volgens Halberstad ook te danken aan de stemacteurs. Met name Kees Prins, die van opa ondanks alles een “charmante klootzak” maakt. Naturel stemacteren met ruimte voor improvisatie (doordat de acteurs niet afzonderlijk worden opgenomen, maar samen in de studio staan) vormt de basis van Halberstads benadering. Het belang van geluid wordt onderschat, zegt ze: “Zeker als je veel dialogen hebt, wordt de kwaliteit voor meer dan de helft bepaald door de audio. Dát gaat je meevoeren. Je kijkt eerder naar iets met goed geluid en slechter beeld, dan andersom. Ik ben zelf überhaupt meer van het geluid. Voor mij is animatie eigenlijk toneel: ik regisseer meer op emoties dan op heftige camerabewegingen. Er zit wel een actiescène in Knor, maar die is voor mij niet het belangrijkst.”

Fantastic Mr. Fox

Zelf doen
Aan zelf animeren komt ze als regisseur, met een project van deze omvang (Knor duurde zeven jaar, waarvan anderhalf jaar animatie), nog maar weinig toe. Het is iets wat Halberstad, ondanks al haar enthousiasme, merkbaar mist. “Marleen en ik hadden het er toevallig laatst over om misschien weer eens iets kleiners te doen. Nadat we Munya in mij hadden teruggezien.” Dat is een kortfilm van Halberstad uit 2013, die zich ook herkenbaar afspeelt in de Nederlandse bebouwde kom. “Munya is de film waar ik het meest trots op ben. Die is nog niet zo perfect als Knor, maar hij komt recht uit het hart. Dat straalt de film ook uit.”

Gezien haar technisch kunnen en hang naar realisme, ook psychologisch, zou een volwassen lange animatie ook geen vergezochte volgende stap zijn. Halberstad aarzelt. “Bij kinderfilms kun je met meer wegkomen. Dingen die volwassenen misschien cliché vinden. Dan heb je een ventiel.” Maar ze beaamt dat haar grote voorbeeld, Wes Andersons Fantastic Mr. Fox (2009), juist dat doet: psychologisch realistische animatie, ook voor volwassenen, met toch een ventiel van slapstick op z’n tijd. “Werken voor een ouder publiek is ook wel echt een uitdaging. We zijn nu een prequel aan het maken, over hoe Babs’ ouders verliefd werden, die al meer voor adolescenten is.”

Knor

Ze sluit niets uit, wil ze maar zeggen. Ook een eventuele serie van Knor niet – maar die mag dan wel iemand anders gaan regisseren (na zoveel jaar productie is ze er zelf wel even klaar mee). Ook merchandising van het extreem knuffelbare biggetje ziet ze, desgevraagd, best zitten. “Daar zitten natuurlijk rechtenkwesties aan vast, omdat het is gebaseerd op het boek van Tosca Menten. Maar op zich zou het natuurlijk te gek zijn. De film is verkocht aan Japan en daar vroegen ze om merchandise, dus wie weet.” Want als er één land goed is in schattige merch is het wel Japan. En dan kan straks misschien iedereen zelf een kleine Knor vasthouden. In het echt.