Zomerprogramma Sidney Poitier en Denzel Washington

Over perfectie en prestige

Malcolm X

De in januari overleden acteur Sidney Poitier en collega Denzel Washington staan samen centraal in het zomerprogramma van Eye Filmmuseum. De twee waren goed bevriend, maar speelden nooit samen in een film. Filmwetenschapper Cydnii Wilde Harris ontwaart in hun meest prestigieuze rollen de grenzen van wat zwarte acteurs kunnen en mogen spelen.

Wie kijkt naar de oeuvres van acteurs Sidney Poitier en Denzel Washington, kan niet om het begrip ‘prestige’ heen. Maar welke factoren bepalen eigenlijk of een film wordt opgenomen in het pantheon van Grote Films? En hoe verhoudt zich dat tot het bredere maatschappelijke idee van welke films Belangrijk zijn?

Bij Hollywood-films kunnen die vragen niet los gezien worden van de heersende Amerikaanse mythologie en ideologie. Een blik op de films die in een bepaald jaar veel prijzen winnen of veel bezoekers trekken, geeft ook een beeld van het culturele gesprek van dat moment. Zelfs wanneer de bredere cultuur het – direct of met terugwerkende kracht – oneens is met de keuze voor een bepaalde prijswinnaar, onthult die weerstand op zichzelf weer iets.

A Raisin in the Sun

Neem bijvoorbeeld het feit dat A Raisin in the Sun (1961) voor geen enkele Academy Award werd genomineerd of dat Denzel Washington geen Oscar won voor zijn titelrol in Malcolm X (1992). Beide gevallen benadrukken dat de Academy of Motion Picture Arts and Sciences niet het alleenrecht op het vergeven van prestige heeft.

Poitier (1927-2022) en Washington (1954) speelden beiden eindeloos veel rollen die een onuitwisbare indruk achterlieten, in Hollywood en wereldwijd. Een meesterlijk gebrachte dialoog, een klap met genoeg kracht om de hele Amerikaanse maatschappij op te schudden, het vloeien van een enkele traan.

Soms was de brille van zulke acteerkeuzes onontkoombaar en wonnen de acteurs er prijzen voor – zie bijvoorbeeld Washingtons Oscar voor Beste Mannelijke Bijrol voor Glory (1989). Maar veel vaker werden zij niet beloond – neem alleen al Poitiers iconische uitspraak van het zinnetje “They call me Mr. Tibbs!”, eindeloos geciteerd, maar genegeerd door de Oscars. Als we de films waarvoor deze acteurs wél hun Oscars wonnen overzien, krijgen we dus ook een beeld van het soort rollen dat de Academy-leden het belonen waard vinden.

Lichtend voorbeeld
Poitier kreeg zijn eerste nominatie als Beste Acteur voor The Defiant Ones (1958). Poitier en Tony Curtis spelen twee gedetineerden met verschillende etnische achtergronden, die aan elkaar geketend de vrijheid zoeken. Uiteindelijk laat Poitiers personage zijn kans op ontsnapping liggen om zijn gewond geraakte maat te helpen. De film brengt het als een bitterzoet moment, gekleurd door de hoop dat Curtis’ personage ermee is bevrijd van de ketenen van zijn witte superioriteitsgevoelens.

Veel van Poitiers films uit de jaren vijftig en zestig draaien om deze raciale toenadering. Zijn personages staan voor, zoals Donald Bogle het treffend omschreef in zijn boek Hollywood Black, ‘de naoorlogse zwarte man die klaar is om deel te nemen aan een geïntegreerd maatschappelijk/professioneel Amerika’. Tussen No Way Out in 1950 en zijn drie hits uit 1967, Guess Who’s Coming to Dinner?, In the Heat of the Night en To Sir, with Love, speelt Poitier telkens weer personages die in dat beeld passen. Het leverde hem de reputatie op van lichtend voorbeeld van wat een zwarte man kon zijn, dwars tegen maatschappelijke stereotypen en de ‘kleurgrens’ van Hollywood heen.

In de loop der tijd kwam daar echter ook kritiek op van een deel van het zwarte publiek, die deze personages zagen als een knieval naar de wensen van een wit publiek. Het idee dat perfectie vereist is om gewoon als mens te worden erkend, is een paradox die gemarginaliseerde groepen maar al te goed kennen.

Maar de mythe dat Poitier enkel perfecte zwarte mannen speelde, houdt geen stand als je zijn gehele filmografie overziet – al zijn het wél de rollen waarvoor hij het meest geroemd werd. In feite lijkt Poitiers reputatie eerder gebaseerd op hoe het publiek hem zag, dan op de inhoud van de films of zijn spel.

In the Heat of the Night

Wanhopig maar vastberaden
Virgil Tibbs, Poitiers personage uit In the Heat of the Night, is een politieagent die door etnisch profileren in eerste instantie als verdachte van een moord wordt gezien. Vervolgens zet hij zijn kunde als detective in om diezelfde moordzaak eigenhandig op te lossen. Zijn tegenspeler is Rod Steiger als sheriff Gillespie, die over zijn racisme heen moet stappen om Tibbs’ expertise te accepteren. Hoewel Tibbs over het algemeen, terecht, wordt herinnerd als een intelligent, cool en waardig personage, heeft hij ook zwakheden. Gillespie wijst de grootste daarvan messcherp aan wanneer hij Tibbs “arrogant” noemt. Tibbs geniet er zichtbaar van om de witte agenten om hem heen te verbluffen met zijn vaardigheden als misdaadbestrijder. De film brengt die arrogantie als een zwakte, zonder erbij stil te staan dat het etaleren van zijn intellect voor Tibbs van levensbelang is – anders zou hij waarschijnlijk onschuldig zijn veroordeeld. De enormiteit daarvan komt alsnog tot leven in het meesterlijk subtiele spel van Poitier.

Zo maakt Poitier van vrijwel al zijn personages mensen van vlees en bloed. Een van zijn beste rollen speelde hij in A Raisin in the Sun, een verfilming van Lorraine Hansberry’s gelijknamige toneelstuk. Poitier speelt Walter Lee Younger, de oudste zoon van een armlastige familie in Chicago. Met zijn baantje als chauffeur is Walter Lee amper in staat om zijn gezin te onderhouden en Poitier speelt hem als een wanhopig maar vastberaden man die zijn familie uit de armoede wil slepen. Als zwarte man van middelbare leeftijd botst Walter Lee op de grenzen van de Amerikaanse Droom, die enkel voor witte mannen bereikbaar lijkt.

Poitiers spel is verbluffend, even tragisch als trots. Maar dit verhaal over het wel en wee van een zwarte Amerikaanse familie, met slechts één wit personage in de hele film, werd door de Academy volledig genegeerd. Het is een van de meest verbazingwekkende snubs uit de Oscar-geschiedenis en tekenend voor de keuzes die zwarte acteurs moesten maken als ze erkenning (en bestaanszekerheid) in Hollywood wilden.

Pas met zijn rol als de minzame klusjesman Homer Smith in Lilies of the Field (1963) zou Poitier geschiedenis schrijven. In deze lichtvoetige film besluit Smith, met enige tegenzin, om een groep Duitse nonnen gratis te helpen een kapel te bouwen. Hij leert hen Engels en samen zingen ze liedjes, terwijl hij hun kapel afbouwt en vervolgens weer zijns weegs gaat. Het feit dat de Bijbel wordt gebruikt om onbetaalde arbeid af te dwingen heeft een nogal vreemde bijsmaak. Maar het witte publiek viel er als een blok voor en Poitier won als eerste zwarte man ooit een Oscar voor Beste Acteur.

Kansen
Toen Denzel Washington zijn opwachting maakte, was hij onderdeel van een generatie zwarte acteurs die in de ruimte stapten die Poitier had gecreëerd. Net als Poitier begon Washington zijn carrière op het toneel. Zijn eerste Oscar-nominatie kreeg hij voor zijn rol als de Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijder Steve Biko in Cry Freedom (1987). Zijn bedachtzame spel leverde hem een nominatie voor Beste Bijrol op en liet de wereld kennismaken met een groot talent met groeiende star power.

In vergelijking met Poitier speelde Washington een diverser scala aan personages. Die vergelijking draait vooral om de kansen die zij kregen. Tegen de tijd dat Washingtons generatie zich aandiende, werden in Hollywood meer films gemaakt met meerdere zwarte personages. Er waren meer zwarte acteurs, scenaristen en regisseurs. Zwarte hoofdpersonen hoefden niet langer toonbeelden van zwarte excellentie te zijn, aangezien ze werden geflankeerd door andere zwarte personages, waarmee meer nuances van de zwarte ervaring werden blootgelegd.

De rol waarmee Washington zijn eerste Oscar won is even heroïsch als faalbaar. In Glory speelt hij Trip, een onlangs uit slavernij bevrijde soldaat in de Noordelijke legers tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Hij is opvliegend en een ongeleid projectiel. In de scène waarin Trip voor een van zijn rebelse daden wordt bestraft met zweepslagen, laat Washington die ene beroemde traan vloeien. Die zeldzaam vertoonde vorm van gecontroleerde kwetsbaarheid was ongetwijfeld een doorslaggevende factor in zijn Oscar-winst.

Philadelphia

Mens en mythe
Washington toonde al vroeg in zijn carrière dat hij zijn acteertalenten wilde ontplooien voor een zo breed mogelijk scala aan personages. De Academy-leden beloonden vooral zijn meest conventionele rollen, maar Washington bleef standvastig zoeken naar complexe personages. Alleen al in de jaren negentig speelde hij in alles van de Shakespeare-verfilming Much Ado About Nothing (Kenneth Branagh, 1993) via de homofobe advocaat van een aids-patiënt uit Philadelphia (1993) tot de luitenant-ter-zee die in Crimson Tide (1995) een nucleaire oorlog moet zien te voorkomen. Zijn persona als filmster draaide om personages die rauw en gepolijst tegelijk waren.

Een van zijn beste rollen speelde hij in Malcolm X (Spike Lee, 1992), dat de volledige levensloop van de revolutionair Malcolm Little weergeeft. Washingtons spel maakt een mens van de man die zo vaak wordt gemythologiseerd. De epische film is een hoogtepunt in de carrières van zowel Washington als regisseur Spike Lee, maar kreeg slechts drie Oscar-nominaties – wel Washington voor Beste Acteur, maar Beste Regie en Beste Film bleven voor Lee buiten bereik. Dat de film uiteindelijk met lege handen naar huis ging, leidde tot veel kritiek op de Academy en haar leden. Net als A Raisin in the Sun is het een film waarvan de culturele relevantie waarschijnlijk een langere adem heeft dan de Academy zelf.

Pas met Training Day (2001) werd Washington de tweede zwarte acteur die de Oscar voor Beste Acteur won. Als de corrupte, beangstigende narcoticarechercheur Alonzo Harris maakt Washington een wapen van zijn charmes. Dat wapen is zowel gericht op Jake (Ethan Hawke), de beginnend agent die Alonzo traint, als op het publiek. We raken verstrikt in zijn stemmingswisselingen, van bedreigend naar bemoedigend. Washingtons spel is even verleidelijk als weerzinwekkend, en werd terecht alom geroemd.

Nuances
Toch rest de vraag waarom het precies deze rol was die zo aansloeg en niet een van de vele andere die het zouden verdienen. Voor welke rollen worden zwarte acteurs beloond door de Academy? En welke geeft het publiek zelf dat prestige?

Voor zowel Washington als Poitier blijkt dat succes bij van oudsher witte instituten als de Academy hangt aan rollen die netjes in een hokje te plaatsen zijn: de behulpzame klusjesman of het absolute kwaad, met weinig grijs gebied voor menselijke nuances.

Dat zit anders bij het publiek, en zeker bij een zwart publiek. Daar lijkt succes juist gerelateerd aan de durf om conventies te weerleggen. De durf om een zwarte echtgenoot en vader te spelen, die meer eist van een wereld die zijn gezin niet als buren wil zien. De durf om van een leider geen engelachtig martelaar te maken, maar een complex individu, die gevormd door trauma vecht voor de verheffing van zijn gemeenschap.

Wat Poitier en Washington uniek maakt, is niet dat zij perfectie kunnen overbrengen, maar juist dat ze bij machte zijn om de nuances van de menselijke ervaring neer te zetten. Die vakkundigheid neigt dan weer naar een andere vorm van perfectie. Uiteindelijk is is het hun meesterlijke spel dat het prestige brengt.


Cydnii Wilde Harris is video-essayist en filmwetenschapper en doet onderzoek naar de representatie van gemargin­ali­seerde groepen.

Het programma ‘Sidney Poitier & Denzel Washington’ is van 8 juli t/m 31 augustus te zien in Eye Filmmuseum.

Te zien met Sidney Poitier:

  • The Bedford Incident (James B. Harris, 1965)
  • Blackboard Jungle (Richard Brooks, 1955)
  • Buck and the Preacher (Sidney Poitier, 1972)
  • The Defiant Ones (Stanley Kramer, 1958)
  • Edge of the City (Martin Ritt, 1957)
  • Guess Who’s Coming to Dinner (Stanley Kramer, 1967)
  • In the Heat of the Night (Norman Jewison, 1967)
  • Lilies of the Field (Ralph Nelson, 1963)
  • No Way Out (Joseph L. Mankiewicz, 1950)
  • A Raisin in the Sun (Daniel Petrie, 1961)
  • The Slender Thread (Sydney Pollack, 1965)
  • To Sir, with Love (James Clavell, 1967)

Te zien met Denzel Washington:

  • Crimson Tide (Tony Scott, 1995)
  • Cry Freedom (Richard Attenborough, 1987)
  • Devil in a Blue Dress (Carl Franklin, 1995)
  • Fences (Denzel Washington, 2016)
  • Flight (Robert Zemeckis, 2012)
  • Glory (Edward Zwick, 1989)
  • The Hurricane (Norman Jewison, 1999)
  • Malcolm X (Spike Lee, 1992)
  • Philadelphia (Jonathan Demme, 1993)
  • The Tragedy of Macbeth (Joel Coen, 2021)
  • Training Day (Antoine Fuqua, 2001)