Slavernij in de Nederlandse film

Het mijnenveld van de slavernijfilm

Hoe duur was de suiker

Rijkelijk laat ontdekt de Nederlandse filmwereld de slavernij. Na Jeroen Leinders’ Tula: The Revolt is het nu de beurt aan Jean van de Velde’s boekver­filming Hoe duur was de suiker.

“Die mijnheer moet vanavond opgepakt worden”, schreeuwt iemand op 8 november 2011 in het Amsterdamse debatcentrum De Rode Hoed, waar men discussieert — nou ja, discussieert, meningen schreeuwt is een betere omschrijving — over hoe ‘zwarte geschiedenis’ te schrijven ‘met overwegend witte bronnen’. Het debat over het methodologische probleem in de geschiedschrijving is georganiseerd door de NTR en De Rode Hoed met als aanleiding de vijfdelige tv-serie De slavernij. De serie behandelt de geschiedenis van de Nederlandse slavernij, maar niet iedereen is er tevreden over, to put it mildly.

De kritiek luidt dat de serie de gruwelijkheid van de slavernij bagatelliseert. “Heel veel onderdelen zijn overgeslagen, bewust niet meegenomen in de serie”, zegt iemand. De sfeer in de zaal krijgt nare Ajax-Feye­n­oord-achtige trekken, waarin iemands kleur bepaalt bij welk team hij hoort. Waarom moest Daphne Bunskoek zo nodig met de stand-up comedian Roué Verveer een van de twee presentatoren zijn, wil iemand weten van Carla Boos, de eindredacteur van de serie. Hadden beide presentatoren niet zwart moeten zijn?

Gespreksleider Prem Radhakishun had bij de opening van het debat niets te veel gezegd toen hij opmerkte dat de serie “heel veel emoties” had losgemaakt. Dat op YouTube onder de samenvatting van het debat geen reacties meer geplaatst kunnen worden — waarschijnlijk werd er vooral gescholden — geeft aan hoe hoog de emoties opliepen. De Surinaamse historicus Sandew Hira was niet bij het debat aanwezig, maar hij boorde op de site Slavernij Online De slavernij volkomen de grond in. De serie beoogt volgens hem “het witwassen van de Nederlandse misdaad tegen de menselijkheid”. Anders gezegd: “Het is alsof iemand een verhaal houdt over de kampbewaarder van Auschwitz en vertelt hoe die concerten organiseerde met muziek van Mozart en Bach en zwijgt over het feit dat er gaskamers waren waar mensen werden vermoord.”

Het is geen toeval dat Hira Auschwitz noemt, want in radicale zwarte kringen wordt de slavernij wel ‘de zwarte Holocaust’ genoemd. Door nadrukkelijk dit woord te gebruiken, maken zij zich schuldig aan dezelfde a-historische benadering die zij de makers van De slavernij verwijten. Dat Carla Boos in een interview in de Volkskrant opmerkte dat ze hoopte dat de kijker van de serie zou leren “hoe het komt dat een bakje champignons zo goedkoop is en onder welke erbarmelijke omstandigheden arbeid nog steeds plaatsvindt” is inderdaad een simplistische bagatellisering van de slavernij, maar uit de vergelijking van de slavernij met de Holocaust spreekt ook geen groot historisch gevoel. De vergelijking, die van het verleden een wedstrijd in leed maakt, zegt vooral veel over de opvatting in radicale zwarte kring dat (blanke) historici geen oog hebben voor het leed van slaven.

Lulletje rozenwater
In Hollywood weet men al lang dat slavernij gevoelig ligt, want daar heeft men ervaring met slavernijfilms. Voor Nederlandse tv- en filmmakers is dit nieuw. De makers van De slavernij waren duidelijk niet voorbereid op heftige reacties. Zij dachten een prestigieuze historisch-educatieve serie te hebben gemaakt, zoals eerder met de bejubelde serie De oorlog. Beetje naïef, want met de geschiedenis van de slavernij is het als met het gedrag van Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog: iedereen heeft er een mening over en weet precies hoe het zat.

Hoe explosief het onderwerp slavernij is, merkte regisseur Jeroen Leinders toen hij aankondigde een film over aanvoerder Tula van de slavenopstand in 1795 op Curaçao te willen maken. Een buitenstaander zou denken dat zijn initiatief door iedereen werd toegejuicht – historische aandacht voor de slavernij is altijd welkom – maar die gedachte is naïef. Blanke Nederlanders op Curaçao vonden dat Leinders het onderwerp moest laten rusten, want de film zou een lont steken in het kruitvat van de gespannen raciale verhoudingen. Uit zwarte hoek kwam de kritiek dat een blanke Nederlander niet het morele recht had om een film over Tula te maken. Zo’n film mag alleen door een zwarte regisseur worden gemaakt.

Leinders zette door, waarna Tula: The Revolt door de Nederlandse filmpers lauw werd ontvangen als een karikaturale weergave van de werkelijkheid. Sandew Hira had andere kritiek. Dat in de film Tula niet uit is op rebellie, maar betere werkomstandigheden wil voor slaven, schoot de radicale historicus in het verkeerde keelgat. “Wat heeft Jeroen Leijnders van Tula gemaakt? Een lulletje rozenwater, een zwakke man die geen opstand en geen revolutie wilde, maar alleen maar een gesprek met de gouverneur.” Dat Leinders dit beeld schetst, is volgens Hira, die geen moeite heeft om de ‘kleurkaart’ te spelen, begrijpelijk. “De nazaten van de misdadigers willen niet graag de misdaden van hun voorouders in beeld brengen. Ze willen wel de geschiedenis verdraaien waardoor zwarte helden worden omgetoverd tot zielige zwarte figuren die slavernij willen van maandag tot en met zaterdag, maar zondag niet.”

Nostalgie
De blanke Jean van de Velde (All Stars, 1997; Wit licht, 2008) weet alvast wat hem te wachten staat met het grotendeels in Zuid-Afrika opgenomen Hoe duur was de suiker. Zijn verfilming van Cynthia McLeods roman uit 1987 zal door de zwarte gemeenschap met argusogen worden bekeken, want het boek behoort tot het Surinaamse recente literaire erfgoed. De roman, die een bestseller was in Suriname, voert in 1770 op een plantage twee jonge vrouwen op, van wie de één de lijfslavin is van de ander. De één baadt in weelde, de ander leeft een hard slavinnenleven. Enter de liefde, waarin andere wetten gelden dan in het sociale leven. McLeods roman werd geprezen om de realistische beschrijvingen van het slavenleven en de veranderende sociale verhoudingen in de tweede helft van de achttiende eeuw door de neergang van de plantagecultuur.

Of de film hier recht aan doet, is een van de vragen die op de openingsavond van het Nederlands Film Festival, en daarna in de bioscoop, beantwoord zal worden. Op het moment van schrijven is alleen de trailer (“Verbonden door slavernij, verscheurd door liefde”) te zien. Hij doet een in klassieke stijl gefilmd romantisch drama vermoeden, waarin niet de slavernij, maar de liefde de twee vrouwen uit elkaar drijft.

Om aan te geven waar we zijn film moeten plaatsen, zei Van de Velde begin dit jaar in een interview op Nu.nl dat hij dichter bij Gone with the Wind (1939) staat dan bij Django Unchained (2012). Dat doet het ergste vrezen, want Gone with the Wind is doortrokken van nostalgie naar het leven in ‘The South’ in de tijd dat zwarten hun plek nog kenden. Van de Velde’s visie op het slavernijverleden (“Nederlanders hebben over het algemeen vreselijke dingen gedaan, maar ook goede dingen”) doet alvast ook geen afrekening met het slavernijverleden vermoeden. En zijn vergelijking van de slavernij met uitgebuite Chinese arbeiders (“Ik zou graag willen dat er een discussie komt over wat slavernij tegenwoordig is”) is even beledigend voor de nazaten van slaven als voor Joden het idee om naar aanleiding van de Holocaust eens te kijken wat discriminatie tegenwoordig inhoudt. Maar laten we voor een gedegen oordeel de film afwachten.

Zwarte Piet
Leinders en Van de Velde verdienen lof dat ze het Nederlandse slavernijverleden naar voren halen. Dat er niet eerder Nederlandse speelfilms over zijn gemaakt, is vreemd, maar past uitstekend bij de Nederlandse gewoonte om zwarte zaken in het verleden dood te zwijgen. Er is een overvloed aan films over de Tweede Wereldoorlog – ons favoriete historische onderwerp – maar speelfilms over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd zijn er nauwelijks en over slavernij tot dit jaar al helemaal niet.

Anders dan Amerika kent Nederland geen tv- en filmmijlpalen in de bewustwording van het slavernijverleden. In Nederland geen tv-serie als Roots, die in 1977 Amerikanen met een schok bewust maakte van hun slavernijverleden. We hebben geen Nederlandse Spielberg, die met Amistad (1997) en Lincoln (2012) het pijnlijke verleden oprakelt. En ook geen Tarantino, die met Django Unchained de wreedheid van de slavernij voelbaar maakt. Wij hebben wel autoriteiten die heel goed het verschil kunnen uitleggen tussen spijtbetuigingen en excuses voor ons slavernijverleden. En we kunnen ieder jaar gezellig bakkeleien over Zwarte Piet.