FilmSlot: Filmfestival Locarno

Fucking Filmfestival Locarno 'unfuckable'

Historia de la meva mort

Een Excellence Award voor Christo­pher Lee en een Gouden Luipaard voor een in de woorden van regisseur Albert Serra “unfuckable” film over Casanova en Dracula. Dat kan alleen op het Filmfestival Locarno waar ook de kleinste films op de grootste doeken draaien.

De eerste film die je op een filmfestival ziet, zet de toon. Dat hoeft niet per se de openingsfilm te zijn, maar het is wel de reden dat festivals zo hun best doen op die opener. Het is de amuse, de film die de smaakpapillen prikkelt.

Maar als je, zoals ik dit jaar in Locarno, twee dagen na de opening aankomt, en al helemaal zenuwachtig bent geworden van de berichten over de geweldige films die je al gemist schijnt te hebben (A Spell to Ward Off the Darkness! E agora? Lembra-me!), dan is die eerste film gewoon de eerste film die je ziet en wordt het daarna een race tegen de klok. Dan programmeert het toeval een eigen line-up uit de programmaonderdelen die het festival heeft samengesteld.

Want zoals de meeste filmfestivals bestaat ook het Zwitserse festival aan het Lago Maggiore inmiddels uit meerdere minifestivals. Er is de publieksvriendelijke programmering voor de openluchtvertoningen op het met achtduizend stoelen volgestouwde Piazza Grande; er zijn twee competities (de ‘internationale’ en die voor de ‘cineasti del presente’, de filmmakers van de toekomst); en er zijn nog talloze bijprogramma’s, waaronder een groot George Cukor-retrospectief en het voor de filmindustrie steeds interessantere Carte Blanche-programma met films in postproductie, dit jaar gewijd aan Chili.

Mijn eerste film werd uiteindelijk Our Sunhi (U ri Sunhi) van Zuid-Koreaan Hong Sang-soo, zijn tweede film al dit jaar na met Nobody’s Daughter Haewon in de Berlijnse competitie te hebben gestaan. Nederland kon afgelopen voorjaar door de release van In Another Country voor het eerst kennis maken met zijn lichtvoetige Groundhog Day meets Droste-blikje-achtige komedies, die speels maar precies onze verwachtingspatronen over verhaal en plot ondersteboven schoffelen. Beter kan natuurlijk niet voor een eerste film. Hongs vijftiende film, over een jonge filmmaakster die van haar oude leraar een aanbevelingsbrief wil hebben, werd door de jury onder voorzitterschap van de Filipijnse filmmaker Lav Diaz uiteindelijk met de regieprijs bekroond.

Disfunctionele drugssmokkelkomedie
Net als Hong Sang-soo stiekem altijd films over filmmaken maakt, is Locarno net als de betere cinefiele filmfestivals van dit moment een festival dat in de keuze van z’n programma veel ruimte inlast voor films die zichzelf binnenstebuiten keren, ondervragen, op de grens van docu en fictie, essay en dagboek, genre en experiment balanceren. Er was een flinke oogst van films die de Nederlandse bioscopen dit najaar zullen bereiken: Baltasar Kormákurs politiefilm 2 Guns komt deze maand al uit, net als de disfunctionele drugssmokkelkomedie We’re the Millers, de Chileense Gouden Beer-winnaar Gloria en Mr. Morgans Last Love waarin Michael Caine een levensmoede weduwnaar speelt (en de titel de rest van de plot verklapt). Komende maanden worden nog verwacht: About Time, een romantische tijdreiskomedie van Richard — Love Actually — Curtis, de absurde maar oh zo spannende wraakthriller Blue Ruin, het tranentrekkende portret van het geestelijk gehandicapte zangeresje Gabrielle en Short Term 12, de SXSW-sensatie over een groepje jonge mensen in en om een opvanghuis voor getroebleerde tieners. De Duitse schandaalroman Feuchtgebiete laat zich in z’n filmvariant het beste omschrijven als “de Amélie van de lichaamsvloeistoffen” en is een voor de hand liggende kandidaat voor distributie.

Sereen
A Spell to Ward Off the Darkness en E agora? Lembra-me bleken gelukkig nog in te halen. Behalve het feit dat er in beide films een shot van een naaktslak en een brand zit hebben ze weinig met elkaar gemeen, of het moet de onverschrokken manier zijn waarop de makers zich met hun vak — dat zowel een kunst als een vakmanschap is — en hun onderwerpen verbinden.

In het geval van E agora? (Jury- en Fipresci-persprijs) is dat onvermijdelijk. De film volgt een jaar uit het leven van de Portugese geluidsman en filmmaker Joaquim Pinto (Onde bate sol) waarin hij zich onderwerpt aan een experimentele medicijnkuur tegen HIV. De eerste woorden die hij in de film spreekt benoemen bescheiden zijn kalme leven, maar dat komt misschien vooral omdat hij en zijn levenspartner Nuno geduldige mensen zijn. De bosbranden, bijverschijnselen, regelmatige bezoeken aan het ziekenhuis in Madrid en bezigheden rondom hun huis op de Azoren zouden voor de meeste mensen eerder te hectisch zijn. Maar door Pinto’s contemplatieve toon vallen ze op hun plek tussen bespiegelingen over leven en dood, en de rol van kunst als bezwering van de levenscycli.

Een bezwering is ook A Spell to Ward Off the Darkness, een drieluik van filmmakers Ben Rivers en Ben Russell waarin een naamloze man (muzikant Robert A.A. Lowe) opduikt bij een Estse commune, middenin de Finse wildernis en tot slot tijdens een black metal-concert in Noorwegen waar de geluidsgolven die in de openingsbeelden visueel worden opgeroepen (een 360 graden-shot vanaf een meer bij zonsondergang waarbij de contouren van de bomen en hun schaduwen in het water eruit zien als geluidsgolven) uiteindelijk als een kolossale grondtoon hoorbaar worden.

Het is bijna alchemistisch filmmaken. Een film die de ervaringshorizon tussen abstract en concreet, tussen fictie en documentair en tussen eenzaamheid en gemeenschap onderzoekt. Tegelijkertijd is de film waarschijnlijk ook alleen maar te begrijpen door hem te ervaren, door een geluidsgolf of een lichtstraal te worden en deel te worden van de transformerende werking van de cinema.

16mm kabelbaantje
En er was meer. Er moeten meer titels worden genoemd (verlanglijstje voor Nederlandse cinefielen voor het komende festivalseizoen). De beste films in Locarno gingen allemaal over die ervaring van het kijken. Van het strenge formalisme van de lange takes in de Galicische landschapsfilm Costa de morte, die net als het uit slechts dertien shots bestaande Distant speelde met perspectief en geluid. Films met echo’s van James Benning, Jacques Tati en Roy Andersson door de subtiel-spitsvondige manier waarop ze de wereld inkaderen. Een structuralistisch experiment is ook Manakamana, geproduceerd door de makers van vissenfilm Leviathan, de winnaar van vorig jaar. Manakamana is minimaal: de hele film bevinden we ons in een kabelbaantje in de Nepalese jungle. Het is een oefening in het simultaan schilderen van landschappen en portretten, met de kabel en het gondeltje als visuele equivalenten voor de 16mm-film waarop gedraaid werd.

Na al die verstilling was de visuele bravoure, ja waren zelfs pocherige (helemaal in sync met zijn hoofdpersoon natuurlijk) referenties aan de complete Europese romantische schilderkunst van Albert Serra’s Casanova-film Historia de la meva mort zowel een schok als een opluchting. Er is op dit moment geen filmmaker in Europa die een ontmoeting tussen Casanova en Dracula kan ensceneren vol bombast, koeienkoppen en kaarslicht die zo fascinerend en pretentieus (in de goede zin, als die er is) van het woord is. “Unfuckable“, noemde Serra hem zelf. Fucking unfuckable.

Natuurlijk wint zo’n film een prijs in Locarno. Dat is het enige festival waar dat kan. Omdat daar ook onze oer-filmische Dracula Christopher Lee op het podium komt om een Excellence Award in ontvangst te nemen. En omdat het een festival is, dat met gevaar voor z’n eigen bestaan (want zo’n gedurfde programmering kan natuurlijk elk moment tegen zichzelf gaan werken) een vergezicht over wat het de beste cinema vindt, durft te schilderen. Met dezelfde groteske close-ups, en vergelijkbare fijnzinnige stillevens als veel van de andere films in het programma. Een cinema die de duisternis eerst oproept, voordat hij hem bezweert.