Van hoge kunsthoeders tot maatwerkmakers en debataanjagers
'Het tijd is om ruimte te maken voor de volgende generatie'
Op de rand van het oude jaar vertellen vier afzwaaiende filmhuisdirecteuren en één programmeur over toen, nu en de toekomst. Over de wortels van het fijnmazige vertoningscircuit, concurrentie van ketens, de klassiekerhype onder jongeren, het verschil tussen kijkstoel en praatstoel, een steeds grotere aandacht voor publiekswensen en de beren op de weg.
Alsof er iets in de lucht hangt. Of dat de onhoorbare muziek voor een landelijke stoelendans weer is gaan spelen. De afgelopen maanden zijn opmerkelijk veel directeuren, programmeurs en andere sleutelfiguren bij filmtheaters door het hele land opgestapt of hebben ze aangekondigd binnenkort iets anders te gaan doen. Het betreft veelal mensen die al flink wat jaren meedraaien en daarmee inhoud, kleur en richting geven aan het fijnmazige filmvertoningscircuit dat ons land rijk is. Het is geen overstatement om te zeggen dat we aan de vooravond staan van een grootschalige wisseling van de wacht.
“Ik zou anders over veertien maanden met pensioen gaan”, zegt Marjoleine van Duin, die 17,5 jaar verbonden was aan Filmhuis Gouda waarvan de laatste zeven als onderdeel van de duo-directie. “Ik ben 56 en wil graag nog ergens anders wat doen”, voegt Jérôme van Dam toe, de andere helft van de directie, die voor zijn tijd in Gouda vijftien jaar zakelijk directeur was bij Filmhuis Lumen in Delft.
Voor Pien Houthoff, die bijna 17 jaar in dienst was bij Lux in Nijmegen en 7,5 jaar directeur was, staan de komende maanden vooral in het teken van ‘ont-luxen’. “Het theater is toch een beetje mijn kind. Dat achterlaten is een grote stap.”
Dat geldt ook voor David Deprez. Hij begon in 1999 als stagiair bij Lumière in Maastricht, dat hij tijdens zijn studietijd had omarmd als tweede huiskamer waar hij kennismaakte met klassiekers als The Third Man en The Killer. Hij groeide door binnen de organisatie en werd in 2006 artistiek directeur. Met niet meer zo heel lang te gaan tot zijn vijftigste verjaardag concludeert hij dat “het tijd is om ruimte te maken voor de volgende generatie”.
Het langste dienstverband onder de vertrekkende filmhuiskopstukken staat op naam van Leendert de Jong. De hoofdprogrammeur van Filmhuis Den Haag draagt na 38 jaar het stokje over. Het resterende jaar tot zijn pensionering gaat hij wijden aan archiefonderzoek dat in 2026 zal uitmonden in een tentoonstelling over 130 jaar film in Den Haag en, hopelijk, een bijbehorende publicatie.
Groeispurt op alle fronten
De Jong ging in 1986 bij Filmhuis Den Haag werken op een cruciaal moment in de Nederlandse filmvertonersgeschiedenis. Het jaar daarvoor hadden de Nationale Bioscoopbond en de Associatie van Nederlandse Filmtheaters een verdrag gesloten waarbij het werkgebied van de filmhuizen expliciet werd gedefinieerd als het ‘kunstzinnige en/of maatschappelijk geëngageerde filmaanbod’. “In die jaren ontstond het circuit van vrije vertoners die toen cineclubs en kijk- en filmhuizen heetten”, vertelt De Jong. “Het aantal distributeurs was beperkt, een stuk of zes, zeven, waaronder Cinemien en Contact Film. Het is nu bijna niet meer voor te stellen, met de tsunami aan nieuwe films die nu iedere week op ons afkomen, maar we hadden in die beginjaren regelmatig tekort aan films. Dan belde je maar weer het Filmmuseum om te kijken of ze nog een klassieker hadden liggen.”
Filmhuis Den Haag was toen nog gehuisvest in een Jugendstil-gebouw op de statige Denneweg. In 1993 werd de huidige locatie aan het Spui betrokken. “We barstten uit onze zalen. Op de nieuwe plek konden we niet alleen meer bezoekers kwijt maar ook meer titels aanbieden. We hebben ons aanbod aan retrospectieven flink uitgebreid. Niet alleen van bekende namen als Antonioni en Bergman maar ook van minder bekende maar zeer getalenteerde regisseurs als Joseph Strick en Valerio Zurlini. We vatten onze taak om de filmgeschiedenis levend te houden heel serieus op en boden de retrospectieven ook landelijk aan. Totdat in 2014 een nieuw kunstenplan in werking trad en wij besloten ons meer op Den Haag te richten. Ken Loach is de laatste filmmaker van wie we een landelijk retrospectief hebben uitgerold.”
De groeispurt van Filmhuis Den Haag stond niet op zichzelf. Ook in de rest van Nederland werd rond de eeuwwisseling flink verbouwd en verhuisd. Organisaties werden groter en professioneler. “Lux ontstond in 2000 toen Cinemariënburg, dat toen al een kwart eeuw bestond, fuseerde met debatcentrum O42”, vertelt Houthoff. “Zo ontstond de eerste arthousebioscoop van Nederland, misschien zelfs van Europa. We doen niet alleen maar film en zoeken telkens de grenzen op met een interdisciplinair programma.”
Een van de omvangrijkste bouwoperaties in filmtheaterland vond plaats in Maastricht. “We zaten pal in het centrum, met drie kleine zaaltjes die we in 2004 hebben uitgebreid met nog eens drie zalen”, vertelt Deprez. “Die verbouwing was voorzien op 80.000 bezoekers per jaar. Maar in de drie jaar daarna groeide het bezoekersaantal van 65.000 naar ruim 100.000. Dus zijn we gaan rondkijken naar een nieuwe locatie. Die vonden we in de Timmerfabriek, in het deel waar vroeger de elektriciteitscentrale zat. Tussen 2010 en 2016 hebben zakelijk directeur Nico Haenen en ik twee banen gehad. Naast de reguliere bedrijfsvoering waren we bouwmeesters. Ik heb weleens getwijfeld of we dat enorme project moesten aangaan maar toen een vrouw op de oude locatie binnenliep en riep ‘kijk Henk, net als in de jaren 70’ wist ik dat we moesten doorzetten.”
Nieuwe generatie cinefielen
De explosieve bezoekersgroei had Lumière te danken aan wat Deprez ‘hyperlokaal programmeren’ noemt. “Ik heb de banden aangehaald met alle organisaties en stakeholders in de stad, van studentenverenigingen tot bejaardenclubs. Die kregen allemaal een programma op maat – we hebben wel honderden ‘specials’ georganiseerd – waarmee we veel nieuw publiek hebben binnengehaald. Daarnaast hebben we lokale filmmakers omarmd, waardoor een scene ontstond en een initiatief als CineSud voet aan de grond kon krijgen.”
Houthoff deed bij Lux iets soortgelijks door in 2016 een educatieafdeling op te zetten, die aanleiding gaf tot het oprichten van zes regionale hubs in Nederland naast het landelijke netwerk. “Vroeger werkten we vooral aanbodgericht maar tegenwoordig staan grote maatschappelijke vraagstukken centraal. We werken samen met de universiteit in het InScience-programma maar ook met de vluchtelingenopvang. Die mentaliteitsverandering – het meer naar buiten kijken – zie je overal in de sector.”
Niet alleen de filmvertoner is veranderd, ook het publiek. “Er wordt anders naar cultuuraanbod gekeken”, stelt Houthoff. “Vijftig jaar geleden ging het nog om hoge kunst of politieke statements. Nu willen mensen aan het denken worden gezet en hebben ze behoefte aan duiding. De toegenomen interesse voor documentaires is daar een teken van. Een film als No Other Land zal ongetwijfeld veel bezoekers trekken.”
Ook De Jong is door de jaren heen anders gaan programmeren. “We zijn regelmatig gebruik gaan maken van gastprogrammeurs. Zo hebben we laatst een Afro-Surinaams festival georganiseerd samen met een organisatie uit de Schilderswijk. Dan heb je echt andere mensen in de zaal. Ook bij onze openluchtvoorstellingen hebben we vijftig procent nieuw publiek. Dat weten we door de data te bestuderen die bezoekers invullen bij het maken van een account. Op basis van postcodes en geboortejaren kun je veel leren over de voorkeuren van je publiek. Zo stond How to Make Millions Before Grandma Dies afgelopen kwartaal in de top 3 bij alle leeftijdscategorieën. Nog opmerkelijker is dat Paris, Texas het hoogste scoorde in de leeftijdsgroep 16 tot 26 jaar.”
De heruitgave van Wim Wenders’ klassieker uit 1984 was in Maastricht in zijn eerste week zelfs de best lopende titel. “Er is een revival van de klassieke film aan de gang, vooral onder jong publiek”, constateert Deprez. “Bij de re-release party van 30 jaar Pulp Fiction was de zaal gevuld met twintigers. Er ontstaat een nieuwe generatie cinefielen en dat is grotendeels te danken aan de 4K-restauraties. Daardoor is het alsof je naar een nieuwe film kijkt.”
Vergrijzing buiten studentensteden
De verjonging van publiek lijkt vooralsnog voorbehouden aan filmtheaters in grote steden met een studentenpopulatie. “Jongeren uit Gouda gaan naar de film in Rotterdam, Utrecht of Den Haag”, vertelt Van Dam. “Films met een uitgesproken jongerenthema zoals Kneecap of Bird doen het niet goed bij ons. Onze bezoekers zijn gemiddeld ouder dan bij andere filmhuizen en dat hebben we ook gemerkt bij het herstel na corona. Terwijl het bezoekersaantal in andere steden dit jaar wel weer op peil is, zijn wij nog niet terug op het niveau van 2019. We hebben nog steeds mensen die nu pas voor het eerst weer naar een voorstelling durven gaan.”
Tijdens de pandemie heeft de tweekoppige directie echter niet stilgezeten. “We hebben de foyer verbeterd en een aantal stoelen weggehaald zodat het zitcomfort is verbeterd”, vertelt Van Duin. “Een grote verandering was het loslaten van de vaste maandprogrammering. Vroeger lag alles voor de komende twee maanden vast en kochten vaste bezoekers vaak al vier weken van tevoren hun kaartjes. Nu kijken we per week of we een titel prolongeren of niet. Het duurde even maar mensen zijn er nu aan gewend.”
Wat Filmhuis Gouda parten speelt is de perifere ligging. “We zitten in een woonwijk en niet op een zichtlocatie”, stelt Van Dam. “Met een meer centrale locatie zouden we makkelijker nieuw publiek kunnen trekken. Maar het ontbreken van jonge bezoekers is een probleem van alle filmhuizen in kleinere steden.”
Context in plaats van recliners
Crossover-programmering is een fenomeen waar alle vertoners van de ‘kleinere film’ de afgelopen twintig jaar mee te maken hebben gekregen. Commerciële bioscopen vissen in de arthouse-vijver en trekken daarmee publiek weg. Maar andersom programmeren filmtheaters ook blockbusters die eigenlijk ‘thuishoren’ in het multiplex.
Crossover-programmering kan volgens De Jong de minder in de publiciteit staande films overschaduwen of zelfs in de weg zitten. Het vertonen van juist die films en documentaires was ooit het bestaansrecht van filmhuizen. “Wij proberen die films zo goed mogelijk aan te bieden, niet alleen op een zondagmiddag maar ook dagelijks in de avond. In de grote steden hebben de filmtheaters dan ook een voorbeeldfunctie voor de rest van het land. Ik ben voor een scherpere profilering van filmhuizen. Maar de tendens is om steeds commerciëler te gaan. Ik snap dat als je niet, of weinig, wordt gesubsidieerd je af en toe een grote titel à la Barbie of Oppenheimer nodig hebt om de begroting rond te krijgen, maar we moeten oppassen dat die kwalitatief sterke, maar minder grote films het onderspit delven.”
Toch is crossover-programmering niet alleen maar slecht, benadrukt de Haagse programmeur. “De zegetocht van films als Parasite, Triangle of Sadness en recent Anora heeft veel goeds gedaan voor het trekken van een jonger publiek. Het is zoeken naar de juiste balans. En als vertoningsplek maken we zeker het verschil met de omgeving die we creëren, een plek waar je kunt eten, drinken, napraten en waar verdieping van films en educatie voor scholieren plaatsvindt.”
“Wij bieden context in plaats van recliners”, zegt Houthoff, refererend aan de steeds luxueuzere zetels waarmee de grote bioscoopketens klanten proberen te trekken. “Een arthousebioscoop biedt het comfort om de voorstelling heen: het glaasje wijn bij de nazit, het verdiepende programma.”
De bezoeker kiest steeds vaker per titel waar hij die wil bekijken, merkt Deprez. “Ik zie het aan de voorkeuren van mijn eigen vrouw. Een film als My Favourite Cake kijkt ze thuis via Picl maar Flow wil ze absoluut in zaal 1 zien. We moeten tegenwoordig meer moeite doen om bezoekers binnen te halen en doelgroepen heel gericht aanspreken, zeker als het om films gaat die niet direct passen in het plaatje van een gezellige avond uit. Zo organiseerden we samen met de faculteit Cultuurwetenschappen een voorstelling van Dahomey, die 56 mensen trok. Een dag later, bij de reguliere vertoning, lag dat aantal op tien. Het loont om een voorstelling tot een evenement te maken.”
Keten gezond houden
Twee jaar na het officiële einde van de coronapandemie is de schade van lockdowns en andere maatregelen op de meeste plaatsen hersteld. Filmhuis Gouda kruipt langzaam terug naar het niveau van 2019. Filmhuis Den Haag zit daar met 190 duizend bezoekers alweer op. Lux is hard op weg de 253 duizend bezoekers van topjaar 2019 te evenaren – wat een best uitzinnig aantal is als je bedenkt dat Nijmegen ‘slechts’ 180 duizend inwoners telt. En Lumière draait volgens Deprez “het beste jaar ooit”.
Toch zijn Houthoff en Deprez niet onverdeeld optimistisch. “De sterk gestegen kosten voor gas, lonen en andere zaken maken filmtheaters financieel kwetsbaar”, stelt de voormalig Lux-directeur. “Kaartverkoop zorgt voor het grootste deel van de inkomsten, maar je kunt je kosten niet zomaar doorberekenen in de ticketprijzen. De bedrijfsvoering komt onder druk te staan, zeker nu de onzekerheid over de btw-stijging blijft bestaan. Ik sluit niet uit dat een aantal filmhuizen het de komende jaren niet gaat redden. Daarom is onderling overleg en een gezamenlijke lobby zo belangrijk.”
“Filmtheaters zijn over twintig jaar nog steeds zo vitaal als nu, zeker in de steden”, denkt Deprez, die tegelijkertijd zijn zorgen uit over de energiekosten die aanzienlijk zijn voor het Rijksmonument waarin Lumière is gehuisvest. “Maar wat er met het filmecosysteem als geheel staat te gebeuren, is veel spannender. De keten moet gezond blijven functioneren en daar hebben wij als vertoners ook een verantwoordelijkheid in. Dus moeten wij meedoen in de discussie waarom films als Melk en Hokwerda’s kind floppen. En moeten we in gesprek met restaurateurs die monsterbedragen vragen voor vertoningen van klassiekers.”
De Jong heeft er alle vertrouwen in dat de sector deze obstakels zal overwinnen, net als eerder de komst van de streamers en corona. “Het filmtheater blijft een dynamische plek die een steeds grotere groep mensen weet aan te spreken. Naar de film gaan is nog steeds een laagdrempelig avondje uit. Ik ben ervan overtuigd dat de film het eeuwige leven heeft.”