Sean Penn over Asphalt City

'Ik hou van het fucking leven'

Sean Penn

Sean Penn speelt in Asphalt City een getergde ambulancebestuurder. Een rol die hij lang niet wilde spelen, vertelde de acteur in Cannes. “Het heeft me veel tijd gekost om dingen recht te krijgen in mijn hoofd.”

Over Sean Penn valt van alles te zeggen. Hoe bizar het was dat hij de documentaire Superpower (2023) over de oorlog in Oekraïne vooral om zichzelf liet draaien. “Iemand die twee jaar in coma heeft gelegen en dan deze film ziet, zou kunnen denken dat Penn een sleutelspeler in het conflict is”, schreef Variety. Of hoe hij door sommigen wordt beschouwd als de beste acteur van zijn generatie. Of hoe hij – dit was in de vorige eeuw – herhaaldelijk mensen aanviel en met veel spektakel huwelijken opblies. Maar hoe je het ook aanpakt, Penn blijft ook een beetje een raadsel.

Dat hij dingen graag met veel aplomb brengt, maakt dat hij snel kritiek krijgt. Een beetje zoals Alejandro Iñárritu voor sommigen ook niets goed kan doen vanwege z’n bombastische stijl. Niet gek dat die twee samenwerkten in 21 Grams (2003) – net als veel films waar Penn in speelt of die hij regisseert, een film waarin het Leed wordt geschreven met een grote L.

Ook in Asphalt City zit die grote L. Ook in Penns rol van ambulancebestuurder zit die grote L. Maar het is ook een intense film die ‘cinema’ wil zijn.

Superpower was niet de eerste keer dat Penn zich betrokken toonde bij oorlogsgeweld. In 2004 ondernam de acteur een ‘fact-finding mission’ naar Irak, waarna vooral de Amerikaanse pers hautain opmerkte dat Penn “zich beter bij acteren kan houden en politiek aan de grote mensen moest overlaten”. In de biografie Sean Penn: His Life and Times uit 2005 zegt acteur Peter Coyote daarover: “Wat een spectaculair hypocriete nonsens. We hebben hier [in Amerika] tijdschriften die elk aspect van het leven van acteurs uitpluizen. Maar een politieke mening mogen ze niet hebben.”

Penn is waarschijnlijk zo uitgesproken, valt te lezen in het boek, omdat zijn vader als acteur jarenlang geen werk kreeg nadat hij een bijeenkomst zou hebben bijgewoond waar een communist iets had gezegd, en daardoor op een zwarte lijst terecht was gekomen. Onrecht zit de acteur snel dwars.

In het gesprek dat we in mei 2023 in Cannes hadden, bleef Penn achter de woorden staan die hij eerder over Oekraïne in het openbaar had gezegd en waar ook weer veel kritiek op was gekomen. “Het is nogal arrogant om te zeggen dat het doden van een ander mens altijd verkeerd is. Of dat de mensheid genoeg geëvolueerd is om alle verschrikkingen te laten stoppen. Ik ben de laatste maanden meerdere keren een havik genoemd omdat ik iets wil oplossen met oorlog. Omdat ik zeg dat Oekraïne zich met geweld moet blijven verzetten tegen de Russen. Ik sta daar nog steeds achter. Omdat het een criminele invasie is en het tegen alles in gaat waar mijn eigen land voor staat. Er is nu geen betere oplossing. Tot die er is, moeten we Oekraïne meer wapens geven zodat ze meer vijanden kunnen doden en meer kunnen vernietigen.”

Zeker: Penn zegt het soms onhandig. Maar hij zegt iets. Hij vindt iets. Zet dat naast de oorverdovende stilte die meestal in Hollywood klinkt.

Hier heb je een acteur die de confrontatie met moeilijke onderwerpen niet uit de weg gaat. Tenminste, dat deed hij jarenlang niet. Hij speelde in films over werkloosheid, de dood, de doodstraf, pedofilie. Hij regisseerde meerdere films over het verlies van een kind. Maar het deed iets met hem, vertelt hij. “Als een personage gedreven wordt door zelfhaat, of gevoelloos is of zich miserabel voelt… dat is nogal wat om elke dag te spelen. Ik heb briljante acteurs gezien die zulke personages spelen en ik denk dat het hen minder moeite kost dan mij. Ik vond het de afgelopen tien jaar steeds moeilijker worden om zulke rollen te spelen. Daarom heb ik zo lang nee gezegd tegen deze rol in Asphalt City. Omdat ik wist dat het zwaar ging worden.”

Inmiddels voelt hij zich beter, vertelt hij. En hij is goed in crises, waar Asphalt City van aan elkaar hangt. “Ik ken deze situaties. Ik heb vrienden naar het ziekenhuis gereden die in hun gezicht waren geschoten. Dat zijn voor mij geen moeilijke dingen. Ik moet denken aan iets dat John Heards personage zegt in Cutter’s Way [1981]: ‘Tragedie heb ik geen moeite mee. Het is de dagelijkse sleur waar ik niet tegen kan.’
“Er bestaat niet zoiets als van de ene op de andere dag gelouterd worden, maar ik zal je zeggen: wat ik in Oekraïne heb meegemaakt heeft me veranderd. In de zin dat ik nu elke ochtend opsta en fucking van het leven hou. Het heeft me veel tijd gekost om dingen recht te krijgen in mijn hoofd. Ik weet niet eens waarom. Toen ik de moed van de Oekraïners zag, die net zo graag in leven blijven als wij allemaal maar toch alles riskeren, is er iets in mij veranderd. Of ik nu lichter van geest ben? Ik weet het niet.”

Zou het zo kunnen zijn, vroeg regisseur Kevin MacDonald zich in 2005 af in The Guardian, dat Sean Penn een van die heel zeldzame voorbeelden is van de ‘auteur’-acteur, iemand van wie z’n hele oeuvre op de een of andere manier een geheel is? Niet z’n hele oeuvre, moet het antwoord zijn, want Penn speelde ook in confettifilms als Shanghai Surprise (1986) en We’re No Angels (1989), maar MacDonald had misschien een punt. Penn is duidelijk gevoelig voor het lijden van anderen (en zichzelf) en probeert dat al z’n hele leven in films te stoppen. Door die bril bekeken is ook zijn rol in Paolo Sorrentino’s This Must Be the Place (2011) enigszins te pruimen. En eerlijk is eerlijk: om die rol te willen spelen moet je wel lef hebben.

“Wat mij aangreep toen we meereden met de ambulances om ons voor te bereiden op de film, was niet het bloed. Het was dat we meerdere keren een wat oudere vrouw oppikten die zogenaamd ademhalingsproblemen had, maar vooral eenzaam bleek te zijn. Als iemand wordt neergeschoten moet je op de wond drukken, dat is tenminste helder. Eenzaamheid is lastiger te behandelen.”

Praten over Asphalt City betekent praten over de Amerikaanse gezondheidszorg. Hij zucht. “Ik herinner me dat ik ooit bij een grensovergang tussen de VS en Mexico stond, ergens ten zuiden van El Paso. Snikheet was het. Midden in de zomer. Wat zie ik? Een eindeloze rij Amerikaanse oorlogsveteranen met van die VFW-hoeden [Veterans of Foreign Wars; RR]. Waarvan sommigen ondersteund werden door hun vrouw, omdat ze niet goed meer konden lopen. Weet je waarom die allemaal de grens over gingen, te voet? Omdat ze in Amerika hun medicijnen niet kunnen betalen. Vooral de Republikeinse Partij houdt ervan om met de vlag te zwaaien en te roepen dat ze zo van onze veteranen houden. Maar het is die partij die veranderingen in de gezondheidszorg tegenhoudt. Het is hun schuld.”

Ondanks zijn betrokkenheid en uitgesproken standpunten wil hij niet de politiek in. “Daar zou ik slecht in zijn. Ik ben best een introvert mens. Op de rode loper hier in Cannes denk ik bij mezelf: ‘Laat het alsjeblieft voorbij zijn’. Ik weet dat het erbij hoort, maar ik hou er niet van. Toen de Ierse dichter Brendan Behan ooit werd gevraagd of hij de politiek in wilde, zei hij: ‘Ik zou nooit de politiek in kunnen gaan, want ik heb maar één gezicht.’”