Les indésirables
Wat wil de staat?
Voorbij de confrontaties en woede uit Les misérables, probeert Ladj Ly in Les indésirables een kluwen van problemen in een Parijse banlieue te ontwarren. Maar ook hij raakt verstrikt.
Strijdbaar maar onscherp toont Ladj Ly in Les indésirables hoe de bewoners van een flatgebouw in een Parijse voorstad vermorzeld dreigen te worden door onkunde, ambities en ego’s van anderen. Maar lokale politici zijn niet het enige obstakel.
In zijn Les misérables (2019) en in Athena (2022) van Romain Gavras, waaraan Ly meeschreef, kon je zien hoe de totaal begrijpelijke woede van bewoners van de banlieue alleen maar tot escalatie leidde. Omdat de staat niet zomaar zal accepteren dat een hele wijk in puin wordt gelegd en bovendien soms ook primitief reageert – jullie stenen gooien, wij knuppels en waterkanonnen inzetten – leidt een opstand vaak alleen maar tot meer geweld.
Het had natuurlijk nooit zover moeten komen, dus Les indésirables richt zich op de periode vóór een eventuele opstand. Wat gaat er dan mis? Kan daar iets aan gedaan worden? Zodra je beseft dat dat de eigenlijke scope van de film is, zie je waar Ly’s tweede film tekortschiet. De nieuwe idealistische burgemeester in de voorstad, een kinderarts, blijkt al heel snel veranderd in een carrièrepoliticus, of in ieder geval in iemand die buigt en knikt voor het landelijke partijkantoor, waar hele andere dan lokale belangen spelen. Als de auto van zijn vrouw wordt beklad, reageert hij als aangeschoten wild. Ondertussen worden bewoners door de bureaucratie op een manier behandeld die iedereen zou frustreren.
Het obstakel dat Ly lijkt aan te wijzen, is dat de problemen allemaal met elkaar samenhangen. Dat er niets verandert zolang niet iedereen beseft dat een wijk met zoveel culturen en zoveel, laten we zeggen, ambtelijke ballast van beide kanten een nieuwe aanpak vereist. Maar de film doet daar vervolgens nauwelijks iets mee.
Ik ben het niet eens met de kritiek in vakblad Variety dat deze film, Ly’s vorige en Athena van Romain Gavras alle drie lijden aan hetzelfde euvel: dat ze geen ruimte voor subtekst laten. Films die uit zoveel frustratie voortkomen, zijn geen typische arthousefilms. Ze zijn geboren uit pure energie, om het wat dramatisch te stellen, dus ze mogen grote stappen zetten. Maar Les indésirables lijkt in z’n opzet juist wel naar nuances te zoeken. Waarom dan vervolgens toch weer in de woede blijven hangen?