Michiel ten Horn over Fabula

'Het liefst heb ik mijn personages tegen het einde helemaal onder het bloed'

Fabula

Crimineel Jos is voor het ongeluk geboren in misdaadkomedie Fabula. Een typische Michiel ten Horn-antiheld. “Koppige personages hebben harde klappen nodig om wakker geschud te worden.’’

“Geboren verliezers, dat is wat we zijn”, zo verwoordt de Limburgse crimineel Jos (Fedja van Huêt) zijn deterministische levensvisie in de eigenzinnige misdaadfilm Fabula. Hij kan er weinig aan doen, ongeluk zit al in het bloed sinds zijn voorvader decennia terug een Romeinse helm uit de Limburgse turfgrond trok en zichzelf uitriep tot “keuning van de Peel.” Zoveel hoogmoed kan alleen maar tot ellende leiden.

Die ellende vertaalt zich tig jaar later voor Jos in een mislukte drugsdeal waarbij zijn broer Hendrik zoekraakt. De queeste om hem terug te vinden, voert Jos in een verzameling fantasievolle vignetten langs kleurrijke personages die hun verhaal delen. Aan Jos om daar een moraal uit te destilleren.

Ook aan regisseur en scenarist Michiel ten Horn trouwens. De losse eindjes bevredigend aan elkaar knopen was de grootste uitdaging tijdens het schrijfproces, vertelt Ten Horn. “Ergens in de film vraagt een van de personages: ‘Is er nog een diepere laag? Iets dat ik kan snappen?’ Als kijker ga je ook met die vraag zitten. Je moet erop vertrouwen dat je niet met een kluitje in het riet wordt gestuurd en dat alles tegen het einde samenkomt. En ondertussen juichen voor Jos.”

Jos is de ultieme antiheld. Iemand die de wereld tegen zich denkt te hebben, maar uiteindelijk vooral zichzelf tegen zich heeft. Daarmee vertoont Jos gelijkenissen met de hoofdpersoon uit Ten Horns met een Gouden Kalf bekroonde telefilm Aanmodderfakker (2014), waarin een eeuwige student zijn dagen vult met hangen, drinken en roken. “Antihelden zijn door hun koppigheid charmante personages”, zegt Ten Horn. “Maar door die koppigheid hebben ze harde klappen nodig om wakker geschud te worden.” Het valt inderdaad op dat Ten Horns personages in de loop van zijn films steeds meer kleerscheuren vertonen. “Het liefst heb ik ze tegen het einde helemaal onder het bloed. Maar dan hebben ze wel een les geleerd. Niks life changings, maar een tik in de goede richting.”

Ten Horns antihelden zijn egocentrisch, lui en crimineel. Maar het zijn ook personages van wie je mag houden. Dat wordt onderstreept in de muziek. Evenals in Aanmodderfakker begeleidt Ten Horn in Fabula zijn hoofdpersoon met een eigen thema. Een lieflijk walsje van Ten Horns vaste componist Djurre de Haan dat als tegenkleur dient voor al het geweld. “De muziek maakt Jos iets zachter. En het heeft ook iets bemoedigends: wat er ook gaat gebeuren, hij komt er wel.”

Uit de klei getrokken
Fabula speelt zich af in het Limburgse grensland. Afwisselend in Nederland, Duitsland en België. Bepaald geen toeristisch VVV-Limburg. “Het moest een koude, natte en modderige film worden. Zodat de personages zich erdoorheen moesten zwoegen. Fedja met die dunne leren jas, met schoenen die blijven plakken in de modder. De film gaat over vruchtbare grond. Over een verhaal dat uit de klei getrokken wordt. Daarom is het belangrijk dat de natuur, die modder, bijna tastbaar wordt. Overigens hebben we juist de meest Limburgse scène, de openingsscène in de Peel, niet in Limburg gedraaid. Dat hebben we in het Archeon in Alphen aan den Rijn gedaan. Een locatie waar filmmakers wel vaker heen gaan als hun film in historisch Nederland plaatsvindt. Het modderige turfveld draaiden we op een omgeploegd weiland nabij.”

Ten Horn heeft een achtergrond als animator en tekent zijn scènes van tevoren uit. Om dat vervolgens zo precies mogelijk na te maken. “Het klinkt een beetje stom, maar ik wil niet voor verrassingen komen te staan. Je hebt filmmakers die veel intuïtiever werken, die op de set van alles laten gebeuren. Ik vind dat ontzettend knap en zou best weleens op die manier een film willen maken. Maar ik moet vanuit mijn animatorenbrein alles tot in de puntjes voorbereiden. Dat gaat weleens mis. Zo zit er in de film een car crash. Het was de bedoeling dat die auto over de kop zou gaan en total loss op zijn kant zou vallen. Belandt dat ding netjes op vier wielen. Ergens wel komisch, maar dat was dus niet de bedoeling. Vervolgens moet je je strakke plan laten varen en on the spot in oplossingen denken.’’

Voor zijn vierde speelfilm werkte Ten Horn samen met een diverse cast die in plat Limburgs praat. De Rotterdamse komiek Sezgin Güleç maakt zijn speelfilmdebuut als Jos’ Sancho Panza-achtige hulpje Özgür. De Oostenrijkse acteur Georg Friedrich speelt broer Hendrik. Omdat Fabula een Duitse coproductie is, was een gedeeltelijk internationale cast een vereiste. “Ik heb daarmee zitten schuiven”, vertelt Ten Horn. “Welke rollen zouden door Duitsers gespeeld kunnen worden? Wie kan zich het Venloos dialect eigen maken? Hendrik is een excentriek personage, dus voor hem zocht ik een unieke acteur. Iemand die bij het Nederlandse publiek niet bekend zou zijn. Toen kwam Georg voorbij. Iemand die ik ken uit films van Michael Haneke en Ulrich Seidl [waaronder de hoofdrol in Seidls meest recente film Sparta (2022); DS]. Ik had er met Georg vrij snel vertrouwen in dat het wel goed zou komen. Hij speelt zo’n eigenaardige snuiter dat ik het ook minder belangrijk vond of zijn dialect overtuigend zou zijn.”

Setfoto Fabula: Maricke Nieuwdorp

Indiase taalcoach
Voor Fedja van Huêt en Sezgin Güleç was een authentiek Limburgse tongval belangrijker. Beiden volgden intensieve taalcursussen. Van Huet verdiepte zich daarnaast ook in het Hindi. Want Fabula is het soort film dat rustig een uitstapje maakt naar een mythisch India, met Van Huêt in de rol van adellijke maharadja die het op de markt aan de stok krijgt met een zigeuner. Ten Horn: “Ik zei: als we dit gaan doen, dan wil ik het goed doen. Niet dat het een soort gibberish wordt. Fedja is heel talig. Hij is samen met een Indiase taalcoach aan de slag gegaan om de scène in overtuigend Hindi te spelen.”

Enige vindingrijkheid was voor die scène wel vereist. Want hoe verfilm je met beperkte middelen een Indiaas sprookje? Ten Horn overwoog om met een kleine crew een paar dagen naar India te gaan. Ook de Efteling is geopperd. Uiteindelijk is er een Indiase markt opgetuigd in een Limburgse mergelgrot. “We waren daar om een andere scène te filmen. We kregen in die grot het gevoel door smalle steegjes te lopen en dachten: als we het slim aanpakken, met de juiste belichting en de juiste aankleding, dan kunnen we hier een soort sprookjes-India creëren.”

Fabula schuurt dicht tegen het magisch realisme aan. Zo is de alwetende vertelstem een teek. Hoe dat idee is ontstaan kan Ten Horn niet meer achterhalen. “Ik denk dat het deels is ingefluisterd door een hele hoop andere sprookjes en verhalen. Pinocchio bijvoorbeeld, waarin een krekel het geweten speelt. Het ging me er vooral om dat het God-perspectief door de natuur vertegenwoordigd zou worden. Het had ook een treurwilg langs de kant van de weg kunnen zijn of een vogel die overvliegt. De beet van de teek zet Jos in beweging en stuurt hem in de juiste richting. Daarmee zeg ik ook: het antwoord op grote vragen kan in iets kleins schuilgaan. Iets dat je meedraagt zonder het door te hebben.”