Mouly Surya over Djakarta 1946

'Indonesiërs hadden toen ook verschillende meningen'

Mouly Surya. Foto: André Bakker

De Indonesische regisseur Mouly Surya voorzag haar publieksvriendelijke Djakarta 1946 van een knappe gelaagdheid en eigenzinnige insteek. Want hoeveel grote oorlogsfilms draaien om de impotentie van hun mannelijke hoofdpersoon?

De Indonesische regisseur Mouly Surya en ik blijken een paar dingen gemeen te hebben. Allebei hebben we een ouder die is geboren bij Palembang. En waar mijn witte moeder, hoe jong ze ook was toen ze voorgoed naar Nederland vertrok, altijd een paar woorden ‘Indisch’ is blijven spreken (en ik als klein kind niet beter wist dan dat een komkommer ketimoen heette), doorspekte Surya’s vader zijn taal met flarden Nederlands.

Dat laatste doen ook de Indonesische personages in haar film – wat een van de verrassingen is van haar publieksvriendelijke, maar gelaagde vertelling. “Dat was destijds heel gebruikelijk”, vertelt Surya (Marlina the Murderer in Four Acts, 2017). “Mijn vader kon ook later nog opeens dingen als ‘Wat was dat?’ zeggen in het Nederlands.”

Maar in haar eigen generatie spreekt niemand meer Nederlands en dus werd ze voor haar film bij de uitspraak geholpen door de Nederlandse acteurs die ze had gecast. “Échte acteurs!”, zegt Surya en slaat daarbij met haar hand op tafel. “Niet die willekeurige witte mannen die voor andere Indonesische films van straat worden geplukt, haha!”

Ook met het oog op een potentieel Nederlands publiek? “Niet per se Nederlands, maar wel internationaal. Ik wist dat deze film het deels van internationale festivals moest hebben. En dan kun je niet met willekeurige witte mannen aankomen, haha.”

Djakarta 1946. Foto: Eriek Njuragan

Klein pistool
En zo castte ze onder meer Tim Haars. Ik zeg hoe verrassend het is om hem als soldaat te zien, omdat we hem vooral kennen van komische rollen. “We hebben ook veel gelachen hoor”, grijnst Surya. “Bijvoorbeeld toen hij tegen een andere Nederlander moest zeggen: ‘Wat heb jij een klein pistool!’ – in het Indonesisch heeft het die seksuele lading helemaal niet.”

Nederland is ook een van de coproductielanden van de film – kreeg ze van de Nederlanders nog specifieke vragen of commentaar op de historische kanten van het verhaal? “Nee, ze gingen volledig mee met ons perspectief.” Maar van Indonesische zijde verwacht ze mogelijk wel enige weerstand. “Omdat ik niet het standaard heroïsche verhaal vertel. Dit is misschien de eerste Indonesische film over de onafhankelijkheidsstrijd – ik heb ze natuurlijk niet allemaal gezien – waarin mensen niet alleen maar slachtoffers of helden zijn en niet allemaal de traditionele kleding dragen; daar wilde ik echt mee breken. Ik wilde de mensen van toen persoonlijker benaderen.”

Want ook dat is een overeenkomst tussen onze twee geschiedenissen: al maakte Indonesië als overwinnaar logischerwijs meer films over de onafhankelijkheidsstrijd dan Nederland, ook in de Indonesische maatschappij domineerde het nationalistische perspectief.

Het meest fascinerende aan Surya’s film is daarom dat onder het publieksgerichte oppervlak van actiescènes en een liefdesdriehoek de personages niet alleen worden gedreven door klassiek idealisme, maar ook door allerlei meer prozaïsche en opportunistische motivaties. Zoals blijkt uit het gemopper van hoofdpersoon Isa over de lage betaling die hij krijgt voor zijn verzetswerk. “Ook dat lijkt me gewoon logisch”, aldus Surya. “Je hebt geld nodig. Niet alleen voor wapens en munitie en de benzine voor de auto die je gebruikt voor een aanslag, maar ook gewoon om te eten. Als je in het leger zit, krijg je soldij. En ook als vrijheidsstrijder werk je voor mensen die daardoor later macht verwerven. En dus geld.”

Nederlanders spelen uiteindelijk, ondanks een paar opvallende personages, maar een bescheiden rol in Djakarta 1946 (de titel is een slimme rebranding voor de Nederlandse release, vergeleken met de weinig specifieke festivaltitel This City Is a Battlefield). Een eyeopener was voor mij de rol van de Britten. Ik had hen (en de Australiërs) vooral onthouden als bevrijders van de Japanse bezetting en de Nederlanders als degenen die de onafhankelijkheid bestreden – maar die Nederlanders waren in eerste instantie helemaal niet in staat zelf opnieuw de macht te claimen. Op Java, waar de film zich afspeelt, waren het om te beginnen vooral Britse troepen die de koloniale orde trachtten te herstellen, met slechts een handvol Nederlandse soldaten. “De Britten hebben dit later nooit echt toegegeven”, merkt Surya op.

Geestverwant
Maar veel meer dan over de koloniale machten zelf gaat haar film over hoe verschillend de strijders aan Indonesische zijde denken. “Dat kun je verwachten, toch? We romantiseren altijd het idee van vechten voor onze onafhankelijkheid, maar natuurlijk hadden ze allerlei verschillende meningen – ik heb zelf niet eens altijd dezelfde mening. Maar goed, dit is ook hoe iemand uit 2025 probeert te begrijpen wat er toen gebeurd is.”

Dat laatste verklaart voor een deel haar genuanceerde benadering. Ook in Nederland is pas sinds kort eindelijk ruimte voor een kritischer confrontatie met de koloniale tijd, met films als Ena Sendijarević’ Sweet Dreams (2023) en Jim Taihuttu’s De Oost (2020) – die zich overigens afspeelt in hetzelfde jaar als Djakarta 1946.

Des te verwonderlijker is het dat Surya’s film is gebaseerd op een boek uit 1952 – zo kort na de strijd en toch al zo kritisch. Schrijver Mochtar Lubis was een uitgesproken criticaster die in zijn boek niet alleen de kolonisten, maar ook de Indonesiërs zelf de maat nam en als journalist later door president Soekarno gevangen is gezet. Hoe mooi is het dat Surya in zo’n vroege stem een geestverwant herkende. Een verbinding van generaties die ongetwijfeld geholpen heeft om de film gelaagder te maken. In hoe de film allerlei complexiteiten van de historische en politieke strijd aanstipt zonder commerciële toegankelijkheid daaraan op te offeren, doet hij denken aan Paul Verhoeven.

“Het was inderdaad een enorm complex verhaal. Dat ik het verfilmen moest uitstellen vanwege corona, was eigenlijk een godsgeschenk – daardoor kon ik er langer aan schaven.” Bovendien maakte ze in de tussentijd haar eerste Amerikaanse film Trigger Warning (2024), wat haar – hoewel ze zichzelf reeds beschouwde als behoorlijk uitgesproken – naar eigen zeggen hielp om met een nog krachtiger stem op de set te staan.

Impotentie
Die kracht vindt in Djakarta 1946 een spiegel in de vrouwelijke hoofdpersoon Fatimah – het meest indrukwekkende personage, die van Surya zelfs een vechtscène krijgt toebedeeld, maar ondertussen klem zit in traditionele rolpatronen als eega van Isa en moeder van hun kind.

“In het boek was zij alleen maar een vrouw die vreemdging en dat wilde ik veranderen. Omdat ik zelf heel anders ben opgevoed en niet geloof dat vrouwen diezelfde gedachten en ambities toen niet hadden – ze zaten alleen vast in het systeem.”

Wat wel al in het boek zat – en weliswaar heel begrijpelijk is gezien de oorlogsstress, maar voor zo’n grote film toch ook verrassend – is Isa’s impotentie. “Die impotentie was wat mij als eerste trof in Lubis’ boek. Ook, natuurlijk, als metafoor voor de staat van het land.”

Een man die niet wil vechten maar wel moet en een vrouw die wel wil vechten maar niet mag – met seks als de mislukkende poging om die vervreemding te overbruggen. Aan de ene kant zie je hier het schematische van elke grote publieksfilm – maar dan wel met een onverwacht schema: welke mainstream oorlogsfilm richt zich op de impotentie van zijn mannelijke hoofdpersoon?

En die koppeling van toegankelijkheid, gelaagdheid en eigenzinnigheid is wat me vooral zo enthousiast maakt over Surya’s film – en over het feit dat die in Nederland wordt uitgebracht. Want laten we wel zijn: Surya en ik mogen dan enkele raakvlakken vinden in onze persoonlijke geschiedenissen, uiteindelijk stam ik af van de kolonisten en zij van de gekoloniseerden. Dus hoezeer Djakarta 1946 ook vernieuwend kan zijn voor een Indonesisch publiek – juist als Nederlandse kijker ben ik dankbaar voor dit verrijkende perspectief.