Georgia Oakley over Blue Jean

'Mijn vrienden kwamen pas laat uit de kast'

Georgia Oakley

Blue Jean, een periodevast drama over een gymleraar die eind jaren tachtig te maken krijgt met een nieuwe anti-lgbtq-wet, belicht een recent en schokkend relevant hoofdstuk uit de Britse sociale geschiedenis. Regisseur Georgia Oakley vertelt over zichtbaarheid en de noodzaak van rolmodellen: “Er is zeker iets aan het veranderen.”

Een verbod op het ‘propageren’ van homoseksualiteit? Dan denk je misschien aan Oost-Europa of het christelijk-conservatieve Amerikaanse heartland. Maar ook in het Verenigd Koninkrijk was zo’n wet tot twintig jaar geleden van kracht en dat was geen relict uit een ver verleden.

Blue Jean

In haar speelfilmdebuut Blue Jean keert regisseur en scenarist Georgia Oakley terug naar 1988, het jaar waarin premier Thatcher de wet invoerde, en laat ze zien hoe dit doorwerkt in het leven van een lesbische gymleraar in Newcastle. De strikte scheidsmuur die Jean rond haar privéleven heeft opgetrokken wordt met de komst van Loïs, een nieuwe leerling in wie Jean haar eigen vroegere onzekerheden herkent, steeds moeilijker overeind te houden.

Voor Oakley, geboren in het jaar dat de wet van kracht werd, was het maken van Blue Jean ook een confrontatie met een blinde vlek uit haar eigen jeugd. “Tijdens het schrijven realiseerde ik me hoeveel vrienden uit mijn generatie betrekkelijk laat in hun leven uit de kast kwamen, als mid- tot laat-twintiger in plaats van in hun tienerjaren. Ik zie dat als een direct gevolg van deze wet. Als je tijdens je hele schooltijd nooit een rolmodel hebt gehad en niemand je laat zien hoe jouw leven zou kunnen zijn, dan durf je daar niet eens over na te denken.”

In het jaar dat Section 28 werd afgeschaft, moet u ongeveer de leeftijd hebben gehad die Loïs in de film heeft. “Dat klopt. Gedurende het grootste deel van mijn eigen schooltijd was deze wet van kracht. Maar ik wist er niet van, want niemand sprak erover. Ik laat de film spelen in 1988, omdat er toen discussies over waren op de radio en televisie. Die gesprekken gingen vooral over welk effect dit zou hebben op de kunsten, de angst dat boeken, toneelstukken en kunstwerken met homoseksuele thema’s op scholen zouden worden gecensureerd. Daar kwamen bekende acteurs dan over praten op de radio. Dat was de invalshoek – het ging niet over de ervaring van een leraar of leerling.
“Toen ik over de wet hoorde, dacht ik onmiddellijk aan hoe het voor gay leraren moet zijn geweest en wat voor effect het heeft gehad op mijn eigen leven. Ik voerde gesprekken met lesbische vrouwen die destijds als gymleraar werkten; het scenario is een fusie van hun verhalen en mijn ervaring als leerling. Ik wilde dus niet alleen een verhaal vertellen over een docent, maar ook over het domino-effect op jongere generaties.
“Loïs’ ervaring verschilt van de mijne omdat zij wat meer durft en al bezig is met ontdekken wie ze is. Zo kon ik spelen met de dynamiek tussen docent en leerling, waarbij de leerling op een bepaalde manier de leraar wordt. Dat was geïnspireerd op de verhalen die in interviews bovenkwamen; die waren doorspekt met ervaringen zoals die van Jean – dat docenten hun leerlingen tegenkwamen in een bar en hun hele leven plotseling op zijn kop stond.”

Jean staat door haar beroep met één been in de heteronormatieve samenleving, terwijl haar vriendin Viv haar juist aanspreekt op haar lesbische zelfbewustzijn. “Ik wist wat het is om de ‘nieuwe lesbo’ in de groep te zijn. Ook binnen de queer gemeenschap bestaan er gradaties van heteronormativiteit en een soort hiërarchie die daarop is gebaseerd. Ik kende veel koppels waarin de ene persoon wat meer flag-flying was en de ander zich bijvoorbeeld op haar werk niet uitsprak over haar seksuele oriëntatie. Dat leverde vaak frictie op en het leek me interessant om deze dynamiek te vermengen met de ervaringen van de mensen met wie ik had gesproken.
“In de tijd waarin de film speelt lagen de twee werelden waarin Jean zich beweegt mijlenver uit elkaar. Jean is een antiheld – veel lesbiennes zouden hebben neergekeken op iemand die in hun ogen van twee walletjes at. Aan de andere kant kan zij in haar werk veel krachtiger verandering teweegbrengen dan wanneer ze haar baan zou opzeggen en zich zou terugtrekken in het getto van de lesbische gemeenschap. Als queer persoon zou je niet per definitie altijd je activisme voorop moeten hoeven stellen.”

Op school weet niemand dat Jean lesbisch is en haar zus lijkt te hopen dat het iets is dat nog overgaat. Acteur Rosy McEwen laat je voelen wat zulke omgevingen met iemand doen: Jean is zo op haar hoede dat het bijna lijkt of ze de homofobie van het Thatcher-tijdperk heeft geïnternaliseerd. “Zo heb ik het personage ook geschreven, maar het was niet makkelijk om iemand te vinden die dat kon belichamen. Tot ik de castingtape van Rosy ontving. Ik wist niets van haar, kende haar werk niet. Maar zodra ze begon te praten, voelde ik dat ze had begrepen wat ik wilde. En dat ze fysiek in staat was om de stilheid van dit personage te laten zien, met alle complexe emoties die daaronder liggen. Ik zocht iemand die het publiek nog niet in andere rollen had gezien, die dus echt de Jean kon worden die ik had bedacht – iemand die als een kameleon steeds een andere gedaante weet aan te nemen. Bij Rosy ging dat ver; ze werd zó Jean dat we haar niet helemaal geloofden wanneer ze aan het eind van een draaidag weer zichzelf werd.”

De film ziet eruit alsof hij gemaakt zou kunnen zijn in periode waarin hij zich afspeelt. U draaide hem op 16mm, maar wat kwam er nog meer bij kijken? “Ik vind het interessant dat mensen zeggen dat hij zo authentiek aanvoelt, want we hebben juist bewust de vrijheid genomen om onze inspiratie breder te zoeken. We hebben wel veel gekeken naar bijvoorbeeld het kleurgebruik in Amerikaanse films uit die tijd, zoals Paris, Texas [1984]. Ik had me ten doel gesteld om iets te maken dat in die tijd geworteld was, maar tegelijkertijd contact hield met dingen die nu gebeuren. Ik wilde geen film maken die voelt als een tijdcapsule, die je op een willekeurig beeld kunt stilzetten en dat je dan direct ziet in welke tijd hij zich afspeelt. Tussen production design, cinematografie, kostuums en mij als regisseur ging het gesprek steeds over hoe we trouw konden zijn aan die periode zonder het er al te dik bovenop te leggen – dus zonder de typische ijkpunten van een bepaald model televisie, een bepaald type schoenen of een bepaalde haarstijl. Jeans bed was bijvoorbeeld geïnspireerd op een Amerikaans jarenzeventigbed en haar kledingstijl op Japanse straatmode.”

Waarom Newcastle? “Tijdens de research merkte ik dat de verhalen die ik hoorde verschilden per plek: platteland of stad, het noorden of het zuiden. Ik merkte al gauw dat ik vooral gericht was op de ervaringen van vrouwen in de noordelijke steden. Ik heb er zelf gewoond, ik ging er naar de universiteit en ik heb familie die ervandaan komt. Dus ik kende de geografie en zo kon ik tijdens het schrijven teruggrijpen op mijn eigen herinneringen aan bepaalde plekken. Veel van de vrouwen daar waren in staat om, zoals Jean ook doet, een barrière te creëren tussen hun privéleven en hun werk. Door Newcastle loopt een rivier die een fysieke scheiding vormt tussen haar werk en haar privéleven. En anders dan in Londen en Manchester, waar de queer gemeenschap wat meer geïntegreerd was in het uitgaansleven, zaten in die tijd alle gay bars in Newcastle bij elkaar in een klein gebiedje van drie straten die elkaar onderling kruisten: de ‘pink triangle’. Verder was er niets.”

Blue Jean werd genomineerd voor een BAFTA voor beste debuut, samen met vier andere films die allemaal door vrouwen zijn geregisseerd. Er zijn talloze prijzencategorieën waarin vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn, maar duidt deze all-female debuutcategorie erop dat er in deze generatie toch eindelijk iets aan het veranderen is? “Dat voel ik zeker. Twee andere projecten van vrouwelijke regisseurs uit hetzelfde programma waarbinnen ik Blue Jean heb ontwikkeld, zijn net in première gegaan op Sundance en een van mijn uitvoerend producenten bij de BBC was ook betrokken bij Aftersun [2022] van Charlotte Wells [de uiteindelijke winnaar van die debuut-BAFTA; SK]. Ik heb het gevoel dat het in mijn cohort vooral vrouwen zijn die nu films maken in het Verenigd Koninkrijk. Ik nam ook deel aan een lab voor queer filmmakers, waaruit vorig jaar onder meer Aleem Khans After Love en dit jaar Dionne Edwards Pretty Red Dress voortkwamen.
“Het is positief dat steeds meer queer filmmakers in staat zijn hun verhalen te vertellen. Dat Aftersun het afgelopen jaar zo goed deed, is een grote opsteker; niet alleen voor vrouwelijke en queer makers, maar ook voor het type film dat geaccepteerd wordt als ‘commercieel’, wat dat ook moge zijn. Het grote succes van Wells’ film heeft veel betekend voor hoe mensen denken dat een commercieel interessante film er zoal uit kan zien.”