Gaspar Noé over Vortex

'Het leven is altijd te kort'

Gaspar Noé

In Vortex breken de laatste dagen aan voor een hoogbejaard koppel in een krap appartement. Het is Gaspar Noé’s meest kwetsbare film en alsnog een meedogenloze sociale horror. Een even intieme als angstaanjagende reflectie op dementie, dromen en vergankelijkheid.

Vortex

In Climax (2018) gaat een groepje knappe, jonge Fransen al dansend hun ondergang tegemoet. Het is Gaspar Noé’s pulserende, sensuele en nachtmerrieachtige ode aan de vergankelijkheid van het leven. Vortex is zijn bitterzoete ode aan de onvermijdelijkheid van de dood, een thema dat onlosmakelijk met zijn werk is verbonden.

Neem zijn speelfilmdebuut Seul contre tous (1998), over een van de maatschappij vervreemde paardenslager; wraakfilm Irréversible (2002), die begint bij een moord en dan terugspoelt naar de misdaad die eraan voorafging; Enter the Void over het hiernamaals als een out-of-body DMT-trip; of zijn vorige werk, de middellange metafilm Lux Æterna (2019) over cinema, hekserij en de nalatenschap van de filmmaker.

Tegenstrijdigheid
Noé’s werk is vaak gefixeerd op de relatie tussen seks en geweld, en voelt daardoor soms impulsief en banaal. Zijn films zijn niet voor iedereen geschikt, maar zijn oeuvre geeft constant bezieling en bezinning aan het idee dat cinema gaat over het verstrijken en conserveren van tijd. Hij is een van de grote moderne auteurs die reflecteert op de inherente tegenstrijdigheid van het medium film: een kunstvorm tussen preserveren en verlies, en dus tussen leven en dood. En geen van zijn films maakt dat punt zo sterk als Vortex, over een stel bejaarde Parijzenaren dat in hun krappe en uitpuilende appartementje de komst van Magere Hein afwacht.

Bovenal is Noé een meester van de filmvorm. Zo opent Vortex met het bejaarde stel (vertolkt door grande dame van de échte goede Franse cinema Françoise Lebrun en door de legendarische giallo-regisseur Dario Argento) in bed. Met macabere precisie loopt een druppel aan de bovenkant van het scherm naar beneden die precies in het midden van het frame het beeld in tweeën splijt. De rest van de film is in dit splitscreen-formaat geschoten, wat een belachelijke onderneming bleek te zijn in dat krappe appartement. Dit alles om te benadrukken dat deze twee zielen steeds meer van elkaar wegdrijven.

Het personage van Argento is een filmcriticus die driftig werkt aan een boek over de relatie tussen dromen en cinema – hij moet het op papier krijgen voordat hij al zijn kennis vergeet – terwijl Lebruns personage, een psychiater, zichzelf kwijtraakt in haar meedogenloze dementie. Het is een horrorfilm over ouder worden en het verliezen van je eigen wezen, iets waarmee Noé te maken kreeg toen hij eerst zijn eigen moeder verloor aan dementie, vervolgens leed aan een acute hersenbloeding en daarna de wereld op slot zag gaan door de pandemie. “De film is op ervaringen uit mijn eigen leven geïnspireerd”, zegt een vermoeide Noé op het filmfestival van Cannes 2021, de ochtend na de nachtelijke première van Vortex die tot drie uur ’s nachts duurde.

Hoe biografisch is dit werk voor u? “Mijn moeder is aan dementie overleden, ik was erbij toen ze overleed. Mijn vader is tegen de negentig, maar zijn brein is gelukkig nog intact. Hij heeft zelfs covid overleefd. Hij zat natuurlijk vast thuis, maar het goede daaraan was dat hij zich kon concentreren op zijn werk. Hij schilderde en schreef elke dag. Dat lijkt een beetje op de situatie in Vortex, maar de grootste overlap is dat dit linkse intellectuelen op leeftijd zijn. Mijn moeder was geen psychiater en mijn vader geen filmcriticus, maar het appartement in Vortex, met die boeken, films en posters, doet me denken aan de huizen van mijn ouders en hun vrienden.”

De visuele verwijzingen doen me denken aan het begin van Climax, waar uw VHS-verzameling in beeld is. Koos u opnieuw welke films en boeken we in deze film zien? “Ik had het geluk weer met Jean Rabasse te mogen werken, de beste production designer uit heel Frankrijk. Hij deed de films van Roman Polanski, maar ook The City of Lost Children en Climax. Hij had de hele set in een maand opgebouwd met de beste crew die er is. Het appartement zag er echter dan echt uit. Het was bizar toen we het moesten leeghalen na de opnames. Ik was zo moe van het filmen dat ik iemand inhuurde om foto’s te maken van het uitruimen. Die foto’s zitten nu aan het einde van Vortex en zijn een mooi coda geworden voor het verhaal.”

De keuze voor een splitscreen-formaat is innovatief en uitdagend. Hoe was het de film op te nemen in die vorm? “Het was best moeilijk, omdat de ruimte zo krap was. En vanwege de pandemie moest iedereen met mondkapjes op de set staan. Als je een mondkapje draagt met een zware camera op je schouder, met een assistent naast je en een grip en iemand die de boom mic draagt en dat dan keer twee… Soms waren we met vijftien man in één kleine ruimte. Het was verstikkend. Ik verlangde naar het moment dat de opnames voorbij waren, zodat ik bevrijd was van die ophokking. Het voelde als uit een sauna komen waar je vijf weken in had gezeten.”

U heeft eerder met splitscreen gewerkt, onder andere in Lux Æterna. Waarom nu weer? “Na vier draaidagen besloot ik alles in splitscreen te doen. Het voelde speelser en spontaner. Dat is het mooie van digitaal filmen. Je kan dingen uitproberen, bijvoorbeeld wisselen van kleur of het beeld in tweeën splijten. Ik hou daar het meest van: spelen met de taal van film.”

Had u Dario Argento altijd al in gedachten voor deze film? “Ik zocht naar mensen die ik graag in een film zou willen zien. Mijn eerste idee was Dario Argento, die ik een keer op toneel heb zien spelen. Toen was hij heel grappig en ik dacht dat hij een goede komische acteur zou kunnen zijn. Het leek me goed een speelse en vrolijke man in zo’n triest verhaal te stoppen. Françoise Lebrun, die ik enorm hoog heb zitten, was ook mijn eerste keuze voor de vrouwelijke hoofdrol.”

Hoe benaderde u hem met deze rol? “Ik ben bevriend met hem sinds het Toronto International Film Festival van 1991, toen hij mijn Carne had gezien. Ik ben ook goede vrienden met zijn dochter Asia. Hij is iemand met wie ik elk jaar wel een keer praat in Parijs; een vriend uit een andere generatie. Door covid was zijn eigen film uitgesteld en had hij ruimte in zijn agenda. Ik had dus geluk. Hij bedacht overigens zijn eigen tekst, net zoals Françoise die van haar bedacht. Eigenlijk is de hele film geïmproviseerd.”

U stond zelf dicht bij de dood. Heeft deze film uw perspectief daarop veranderd? “Dat niet. Zoals Argento’s personage Edgar Allan Poe citeert: ‘Het leven is een droom in een droom.’ Aan het einde van de film zie je de marmeren grafsteen met foto’s uit hun jaren als twintigers. Ze waren jong en knap en hadden een lange toekomst voor zich. Maar je weet: die toekomst is nooit lang genoeg. Het leven is altijd te kort. Ik zette iedereens geboortejaar aan het begin van de film, ook die van mijzelf, om te laten zien dat we allemaal aftellen. We weten dat de klok tikt. Ooit is het allemaal voorbij.”