Enter the Void

De onverdraaglijke jeuk

Enter the Void

Na Irréversible was het lange tijd stil rond Gaspar Noé. Een vroege vertoning in Cannes van Enter the Void deed hem een jaar extra de montagestudio in duiken. En hielp dat?

Het etterbakje is uit de zandbak gekropen. Gaspar Noé heeft een nieuwe film gemaakt. Wat we daar in ieder geval uit moeten concluderen is dat een film ook ondanks de regisseur een meesterwerk kan zijn. Film is de enige kunstvorm die zo’n meester niet noodzakelijkerwijs nodig blijkt te hebben. Ik heb nooit het idee gekregen dat Noé zelf nou precies begreep waarom zijn vorige film Irréversible zo goed was dat-ie pijn deed. Hij vatte het project als volgt samen: “Ik had zes weken om een film op te nemen, twee grote Franse acteurs hadden toen tijd, ik wilde een rape and revenge-film maken, dacht aan het einde van de draaiperiode dat het misschien wel leuk was om de lineariteit van de film om te draaien en vond ook nog een citaatje van Ovidius. Oh, en ik wilde een titel die in elke Europese taal hetzelfde is. En: hoe diepzinnig is het nou eigenlijk, zo’n rode tunnel als symbool voor de baarmoeder?”

Een groot licht is Noé nooit geweest, laten we eerlijk zijn, de Argentijnse Fransman heeft zogezegd het buskruit niet uitgevonden. Hij heeft het alleen weten te gebruiken. Eén keer. Een toevalstreffer. Voor de rest schiet hij hopeloos in het luchtledige. Zijn eerste film, Seul contre tous, was een drammerige cursus Louis-Ferdinand Céline voor kleuters. U heeft dertig seconden om de bioscoop te verlaten, anders zult u zien waar de Slager toe in staat is! Zijn vrouw in haar buik schoppen! En daar had hij dan vijf jaar en een kortfilm (Carne, 1997) voor nodig gehad.

Trip
Het beste bewijs echter dat Noé vooral niet te veel moet nadenken over zijn films is nu verschenen: het toepasselijk getitelde Enter the Void. Meer dan tien jaar peinsde het jongetje uit de zandbak over het stadium tussen leven en dood. Ooit zag hij The Lady in the Lake van Robert Montgomery uit 1947 — roemrucht vanwege het exclusieve gebruik van het eerstepersoonsperspectief — en bedacht dat zijn stadium er zo uit moest zien. Als een subjectieve trip. En dat gecombineerd met de meest fantastische, abstracte sequenties naar zijn grote voorbeeld 2001: A Space Odyssey, zijn ultieme droomfilm. Hij zou de laatste restjes bewustzijn verbeelden voordat het licht definitief uitgaat.

Maar toen vond hij helaas het Tibetaanse dodenboek. Het drugsdealertje in de film heeft het boek standaard op zijn nachtkastje liggen, naast de dope. Drugsdealertje heeft een ambigue seksuele relatie met zus, zij neukt met zijn beste vriend, raakt verdwaald in nachtelijk Tokio als paaldanseres en broer wordt doodgeschoten in de plee. Hij is niet dood maar zweeft door de tijd, en door zijn herinneringen, aan het auto-ongeluk vooral, waarbij hun beide ouders stierven. Hoe diepzinnig is het nou eigenlijk?

Lichtrode bultjes
Bij de versie die vorig jaar in Cannes draaide, zei Noé nog dat de film zijn ‘kind van drie maanden’ was, zo onaf was het, het moest nog groeien; vervolgens heeft hij een jaar lang gemonteerd. Maar het maakt allemaal niet uit. Hoe lang het ook duurt — 166 minuten — het blijft een doodgeboren kind. Het kijken naar de film voelt als het aanhoren van een oeverloos verhaal van een pruttelende gebruiker aan het einde van een lange nacht techno, in een slecht verlichte fabriekshal aan de rand van de stad.

Aan de andere kant: voor wie de leegte zoekt. Tuurlijk zal deze film een schare vrienden hebben, zullen mensen over pakweg tien jaar geestverruimd opstijgen met de camera van Benoit Debie, langs de maquettes, het neon, de peeskamertjes en de hellende vlakken. Tot de sterren en daar voorbij! Recht het vacuüm in! Heerlijk, die leegte. Heerlijk die banaliteit.

Ik zeg alleen: er treden weinig bijeffecten op tijdens de ervaring, er is niet de pijn van Irréversible, er is geen gerommel in de maag, geen misselijkheid, hooguit een licht gevoel van slaperigheid. De volgende dag kunnen lichtrode bultjes ontstaan, in het begin nauwelijks zichtbaar, maar wanneer je eraan krabt dan kan het zich tot bloedens toe vermenigvuldigen, totdat beide benen vuurrood staan van de jeuk. En dat is dan meteen de laatste implicatie van Enter the Void. Jeuk is onverdraaglijker dan pijn.