Climax

Opzwepend en schaamteloos banaal

Wervelend, desoriënterend en bedwelmend: de nieuwe Gaspar Noé voldoet qua filmisch spektakel aan alle verwachtingen. Naar de zin ervan moet je niet zoeken, maar wie vertelt dat aan de maker?

De geboortegrond van cinema is de kermis, en Gaspar Noé voert hem naar die oorsprong terug. Of dat goed is of slecht, dat hangt er maar net vanaf wat je van film verlangt. Duizelende beweging, een hypnotiserend gebruik van licht en de ontsluiting van een domein waar remmingen niet lijken te bestaan zijn al sinds zijn speelfilmdebuut Seul contre tous Noé’s handelsmerk. Wie zijn werk kent weet ook dat het lokmiddelen zijn waarmee hij ons, film na film, meetrekt in een boze droom.

In een reeks auditie-interviews die het begindeel van Climax vormen, wijst de film al vooruit naar wat gaat komen als een van de auditerende dansers, gevraagd naar haar ergste nachtmerrie, antwoordt: “Ik ben doodsbang voor het donker.” Donkerte is dus wat Climax ons zal brengen. Een stapel dvd’s en filmliteratuur flankeert de antieke tv waarop de interviews worden afgespeeld en hint met cultklassiekers als Pasolini’s Saló en Argento’s Suspiria op niet te missen wijze naar Noé’s inspiratiebronnen. In de proloog zagen we ook al een bebloede vrouw door een eindeloze sneeuwvlakte rennen. Als aan het eind van dat eerste deel de productielogo’s in neonkleuren op het scherm verschijnen – de begintitels moeten dan nog komen – zitten we er dus helemaal voor klaar.

Darkride
Wat dan volgt is een afwisseling van opwindend virtuoze en schaamteloos banale momenten. In een oud schoolgebouw doen de dansers een doorloop van hun choreografie: een orgie van uitdagende moves op Daft Punk en Aphex Twin (we schrijven 1995), uitgevoerd in sexy kostuums en betoverend vastgelegd. De energie die ervan afspat wordt alleen nog overtroffen door een geïmproviseerde dance battle waarbij de van bovenaf gefilmde dansbewegingen abstracte patronen worden.

Daartussenin: een introductie van de personages, via de inmiddels obligate ononderbroken camerabeweging, die de ruimte doorkruist om verveelde gesprekken over seks op te vangen. Gaapverwekkend en vooral onnodig, want dieper dan deze introductie gaat Noé niet. Net als de leuzen die in grote rode blokletters op het doek worden gesmeten – “Het leven is een collectieve onmogelijkheid”, “Sterven is een buitengewone ervaring” – en een losse flodder over een choreograaf met religieus-nationalistische tendensen, zijn het ontoereikende pogingen om die bedwelmende, opzwepende vorm te vullen met iets inhoudelijks. Op het moment dat de gewichtloosheid hemzelf teveel wordt, opent Noé zijn parachute: hij laat het feest ontsporen. Met een cast die bijna volledig uit niet-professionele acteurs bestaat, is dat geen goede zet.

Bij de première in Cannes vorig jaar werd de film met instemming en – tot lichte afschuw van de maker – zonder een spoor van controverse ontvangen. Maar misschien is dat ook een teken dat Noé’s gebruikelijke punch van geweld, seks, drugsroes en dood zijn scherpte heeft verloren. Climax is het bioscoopequivalent van een darkride: zenuwprikkelend vermaak, maar na de vierde bocht slaat ook de verveling toe.