Albert Serra over La mort de Louis XIV
'Acteurs moeten overleven voor mijn camera'
Albert Serra’s ongewone biopic volgt de laatste dagen van koning Lodewijk XIV van Frankrijk. Jean-Pierre Léaud, behorend tot de Franse acting royalty, werd door zijn rol als ijlende Zonnekoning met zijn eigen sterfelijkheid geconfronteerd. Daar was het Serra om te doen: “Doordat we uren onafgebroken filmen verliezen acteurs de energie om te blijven acteren.”
Bijna zestig jaar geleden stond Jean-Pierre Léaud als jeugddelinquent Antoine Doinel voor de camera van François Truffaut in Les quatre cents coups. Het laatste shot, waarin Doinel – het filmische evenbeeld van Truffaut &nash; van een jongereninternaat naar zee vlucht, is een van de iconische beelden van de opbloeiende Franse Nouvelle Vague-filmbeweging.
Veertien jaar oud was Léaud toen Truffaut zijn film afsloot met een ijzingwekkende close-up van diens gepijnigde gezicht. Zo legde Truffauts camera de geboorte van een nieuw lid van de Franse acting royalty vast. 58 jaar en 92 rollen later zien we dit neusje van de zalm van de Franse cinema haast letterlijk voor onze ogen sterven in La mort de Louis XIV, de eerste Franstalige film van de Catalaanse filmer Albert Serra.
Acteur en rol konden elkaar haast niet beter aanvullen. Léaud op leeftijd (72 jaar) speelt Lodewijk XIV, die ondanks zijn larger than life-status van Zonnekoning tot een nietig mens wordt teruggebracht door gangreen. In Bertrand Bonello’s Le pornographe (2001) had Léauds personage (een pornograaf op leeftijd) al het nodige te lijden onder de ouderdom, maar hier zien we hem haast uit elkaar vallen, zo kwetsbaar ligt hij in zijn sterfbed. Het is alsof de dood in de gedaante van Serra’s camera’s op de set meekeek.
"Ik veranderde van een jonge naar een oude man. Dat stuk in het midden heb ik overgeslagen!", riep Léaud tijdens de opnames van La mort de Louis XIV. Tijdens het Filmfestival Rotterdam vertelde Serra over de opnames met Léaud, die zich voor deze film nog niet eerder zo bewust was geweest van zijn eigen sterfelijkheid. "De dood werd ineens iets tastbaars voor hem. Dat heeft invloed gehad op hoe hij speelde. Wat ik mooi vond om te zien is dat hij een grote artistieke druk voelt. Hij wil trouw blijven aan wat hij hiervoor heeft gedaan; hij heeft veel goede films gemaakt, heeft zich niet uitgeleverd aan de commercie en is trots op zijn rollen. Daarom denk ik dat hij bang was om een film te maken die niet de kwaliteit of waardigheid had van zijn eerdere werk."
Toevalstreffer
Juist daarom was het voor Léaud verwarrend om voor de camera’s van Serra te verschijnen. Serra is bepaald geen traditionele regisseur en zijn methodes staan haaks op wat Léaud gewend is. De regisseur licht toe: "Léaud heeft een innige relatie met de camera. Hij staat niet bekend om zijn goede banden met regisseurs. Hij communiceert via de camera, gaat daar een liaison mee aan."
Serra heeft echter niet één camera voor het opnemen van doelgerichte takes, hij gebruikt er wel drie tegelijk, die hij soms uren laat draaien om geïmproviseerde toevalstreffers te vangen. Er staat zelfs geen monitor op de set. Het geschoten materiaal ziet Serra pas voor het eerst aan de montagetafel.
Serra herinnert zich de sfeer op de set: "De spanning was van Léauds gezicht te lezen. Hij zat in een kwetsbare positie. Hij was zich bewust van zijn eigen sterfelijkheid en wist niet wat hij daarmee moest doen voor al mijn camera’s. Door mijn methodologie verliezen acteurs namelijk de mogelijkheid om hun eigen betekenis te creëren. Ik weet niet of ík alles beheers, maar de camera’s doen dat in ieder geval wel. Als ze uren onafgebroken filmen verliezen acteurs de energie om te blijven acteren. Voor mijn camera moeten acteurs zich aanpassen, overleven als het ware. Het energiepeil moet wel veranderen want je kan niet tegen mijn wil of de logica van de film ingaan."
Banaal
Die logica van de film, daar is het Serra precies om te doen. Serra neemt historische verhalen, mythes en figuren, stopt ze in een wereld met zijn eigen regels en filmt die wereld vervolgens alsof het een documentaire is. Dit proces paste hij toe op het verhaal van Don Quichot (Honor de cavalleria), de drie wijzen (El cant dels ocells), Casanova en Dracula (Història de la meva mort). Nu ging het hem om de dood van Lodewijk XIV.
"Ik wil niet verzanden in de clichés van het zogenaamde ‘historische kostuumdrama’", vertelt Serra over zijn eigenzinnige interpretaties van de verhalen en geschiedenissen die aan zijn films ten grondslag liggen. "Wat deze film anders maakt is dat ik een klinische benadering heb van de dood. Dat past meer bij hedendaagse anonieme personages, maar ik pas dat toe op een iconisch figuur."
Misschien is het deze filosofie van Serra die Léaud zo zenuwachtig heeft gemaakt. Serra concludeert: "Uiteindelijk sterft iedereen op dezelfde manier. Het maakt niet uit of je rijk of arm bent; het is altijd zo banaal. Er is een lichaam dat vanzelf stopt met werken. De materialiteit van het lichaam is er altijd."