War Pony en de westerse mal

Gekunstelde rauwheid mist authentieke blik

War Pony

War Pony, een clichématig portret van twee Lakota tieners op een reservaat van Amerikaanse Indianen, is een uitgelezen voorbeeld hoe het in films over de oorspronkelijke bewoners van gekoloniseerde gebieden vaak ontbreekt aan authentieke perspectieven en vertelvormen.

Een gekunstelde vorm van rauwheid, zo zou je War Pony kunnen omschrijven. Het drama draait om de perikelen rondom twee jonge Lakota, Bill (Jojo Bapteise Whiting) en Matho (Ladainian Crazy Thunder), in het Amerikaanse Indianen-reservaat Pine Ridge in de Amerikaanse staat South Dakota. Bill heeft een kind om voor te zorgen en zoekt naarstig naar werk; Matho is eigenlijk zelf nog een kind, maar belandt door een gebrek aan ouderlijk gezag in de drugshandel.

De twee kennen elkaar niet en War Pony toont afwisselend hun pogingen te overleven. Bill is een stoïcijnse sjacheraar die probeert rijk te worden met het fokken van poedels; Matho verkoopt de crystal meth van zijn vader stiekem aan buurtgenoten.

Filmmaker Riley Keough (tevens bekend als acteur), die War Pony maakte met coregisseur Gina Gammell, leerde de Lakota in Pine Ridge in 2015 kennen toen ze daar was voor opnames van Andrea Arnolds American Honey (2016). Esthetisch oogt de film van Keough en Gammell als een kopie van Arnolds instant-klassieker.

In een interview met Variety stelde Keough dat War Pony “is gemaakt voor de gemeenschap van de oorspronkelijke bewoners van de Verenigde Staten.” Maar met welk doel? De makers komen niet verder dan tonen hoe laat-kapitalisme eruitziet voor de Lakota. War Pony toont een armoedige en uitgewoonde wereld. Het enige wat Bill, die wordt opgevoerd als een soort pseudo-gangster, de kijker te bieden heeft, is zijn coolness en humor. Keough en Gammell hangen hun nijpende boodschap bovenal op aan een trits clichés.

Om er een paar te noemen: Bill heeft voor z’n zoontje natuurlijk geen kinderstoel in zijn auto; de machtige witte ondernemer uit het verhaal heeft heimelijk seks met jonge Lakota vrouwen; er verschijnt enkele keren een bizon in beeld als een soort spirit animal. Het briesende dier verwijst ook naar vervlogen tijden toen de Lakota niet werden onderdrukt – die boodschap ligt er dik bovenop.

Nanook of the North

Westerse mal
Al met al is War Pony, alle goede bedoelingen ten spijt, toch vooral exotiserende poverty porn. De film maakt in die zin pijnlijk duidelijk dat er sinds Nanook of the North – een dubieus portret van de Inuit door Robert Flaherty uit 1922 – weinig is veranderd in de problematische verbeelding van de oorspronkelijke bewoners van gekoloniseerde gebieden. Westerse filmmakers zijn geneigd voor hen onbekende culturen in een westerse mal te gieten. Andere, meer gedurfde vertelvormen krijgen geen ruimte, wat aantoont dat men vaak niet oprecht geïnteresseerd is in de niet-westerse onderwerpen.

Zie bijvoorbeeld het op ware feiten gebaseerde Nieuw-Zeelandse drama The Dark Horse (James Napier Robertson, 2014) over het Maori schaaktalent Genesis Potini. De denksport, die ook in Nieuw-Zeeland vooral wordt beoefend door de witte middenklasse, wordt in de film gepresenteerd als een vorm van verheffing en een uitweg uit de misère. Zo wordt onbewust gesuggereerd dat de intelligentie van de hoofdpersoon een uitzondering is en dat Maori niet geïnteresseerd zijn in het uitdagen van de geest.

De film schetst het arme milieu waaruit Potini afkomstig is als plek waar kindermishandeling eerder regel dan uitzondering is en waar alcoholisme welig tiert. Halverwege besluit Potini’s neefje zich na een gewelddadig initiatieritueel bij een motorbende toch bij zijn oom te voegen – gangster wordt schaker, nog zo’n dooddoener. Robertson schept een simplistisch beeld van de Maori en laat halverwege op al even plichtmatige wijze de bekende Haka-dans voorbijkomen.

Kuessipan

Sublieme flarden
Vergelijkbare oneffenheden zijn te zien in het Canadese Kuessipan (Myriam Verrault, 2019), een portret van twee Inuit vrouwen: Shaniss, een tiener die onverwachts zwanger wordt en samen gaat wonen met haar toxische vriend, en haar vriendin Mikuan, een leergierig scholier met schrijfambities. Kuessipan is gebaseerd op het boek waarmee Inuit schrijver Naomi Fontaine in 2011 doorbrak. Verrault vormde die roman om tot een wat futloze drieakter waarin Inuit schoolkinderen mijmeren over de uitgestrekte steppen waar hun voorouders ooit jaagden terwijl hun ouders zich een stuk in de kraag drinken.

Het boek verschilt flink van de film en bestaat uit passages die lijken te zijn losgezongen van tijd en plaats. Het unieke poëtische perspectief van de Inuit schrijver bleek verdwenen in de rechtlijnige verfilming.

Dat is spijtig. Want perspectief is belangrijk. Zo kijk je in War Pony vanuit het perspectief van een buitenstaander die de camera gebruikt als een voyeur. Die registreert hoe Bill sieraden krijgt van de witte vrouw van de rijke ondernemer – nog zo’n weinig subtiele verwijzing naar de Amerikaanse geschiedenis en de uitruil van juwelen voor land. In elk shot blijkt hoezeer Keough en Gammell sympathie hebben voor de Lakota. Maar hun film over de Lakota wordt nooit een film van de Lakota. Ondanks het feit dat het regisseursduo in vluchtige scènes wel probeert te laten zien dat de cultuur van de oorspronkelijke bewoners – de zang en dans; de rituelen – nog springlevend is.

Uiteindelijk is War Pony onbedoeld vooral cartoonesk. Zoals wanneer Bill bij de ondernemer en zijn partner mag aanschuiven voor een heus diner met een glas wijn en indrukwekkende cuisine. Een flauwe, krachteloze knipoog naar Thanksgiving.

The Rider

Geen gedweep over geld
War Pony werd in de Amerikaanse pers wel vergeleken met The Rider (Chloé Zhao, 2017). Dat is op het eerste gezicht logisch: beide films zijn portretten van de Lakota en werden gefilmd op hetzelfde reservaat (dat overigens een groot deel van South Dakota beslaat). Maar meer dan dat hebben de films niet gemeen, omdat Zhao haar personages in The Rider – een drama over een jonge rodeorijder – niet exploiteert, maar serieus neemt. Ze probeert nadrukkelijk hun perspectief op de wereld te belichten zonder te vervallen in gedweep met hun sociale status. The Rider is niet badinerend; de film is het tegenovergestelde van poverty porn.

In de film komt bovendrijven dat de rodeorijder en zijn vrienden leven met een ander besef van tijd. Zo benadrukt Zhao hoezeer de jongeling weet dat de band die hij schept met het paard dat hij berijdt van korte duur is. De film geeft inzicht in leven in het nu en draait om “rijden met de wind in de rug”. In het paradigma van The Rider speelt geld of het gebrek daaraan geen grote rol. Materialisme evenmin. Zhao focust op haar complexe personages. Mannen die intelligent zijn en iets willen bijdragen aan de wereld. In elk shot voel je dat ze wil dat je hen begrijpt, zonder dat Zhao het verhaal simplificeert.

In films als War Pony, The Dark Horse en Kuessipan kiezen westerse filmmakers juist wel voor een laagdrempelige vertelvorm. Het is in die films makkelijk om je met de hoofdpersonen te identificeren, maar door zo’n knieval vertroebelt het beeld van de oorspronkelijke bewoners van de betreffende gebieden.

Windjarrameru, the Stealing C*nt$

Lagen over lagen
Hoe het anders kan en moet, bewijst het Karrabing Film Collective, dat bestaat uit oorspronkelijke bewoners van Australië die proberen hun cultuur te preserveren door films te maken. Films zoals Windjarrameru, the Stealing C*nt$ (2015), een drama waarin vier mannen in een moeras terechtkomen in een gebied dat wordt verwoest door mijnbouw.

Voor een kijker die onbekend is met Karrabing voelt zo’n film misschien als een eigenaardig experiment met slow-motion, psychedelische beelden, esoterische geluiden en vooral veel lagen over lagen. De films van Karrabing Film Collective zijn overweldigend. Niet gemaakt vanuit een filmtraditie, maar gemaakt om een bepaald gevoel over te brengen. Mozaïeken en vormen komen samen. Verschillende tijden worden verenigd in een droomtoestand. De kijker wordt meegevoerd door de magie om vervolgens terug te keren in het nu.

Misschien zal niet iedereen de beelden begrijpen. Maar is dat niet de bedoeling van het tonen van een ander perspectief? Dat je als kijker probeert een wereld te leren kennen die voor jou onbegrijpelijk is? Dat is precies waaraan het in een film als War Pony ontbreekt: een compromisloze, authentieke blik.