The Good Terrorist en radicaliseringsfilms

Radicalisering valt amper te filmen

Illustratie: Menah

Na een extremistische aanslag is vaak de eerste vraag: waarom? Filmmakers proberen daar een antwoord op te vinden, maar is de empathiemachine die film heet wel het middel om dat te doen? The Good Terrorist laat zien welke valkuilen er bestaan in het verbeelden van (de)radicalisering.

Kan iemand die geradicaliseerd is afstand nemen van zijn extreme gedachtegoed? Welke stappen zijn daarvoor nodig? The Good Terrorist wil dit proces van deradicalisering in beeld brengen. De persmap van de documentaire vraagt zelfs: ‘Is er zoiets als een goede terrorist?’ 

Dit in film bevragen is zeldzaam; vooralsnog zijn de meeste filmmakers geïnteresseerd in hoe een individu radicaliseert en zo een gevaar kan vormen voor de (westerse) samenleving. De afgelopen jaren kwamen veel films over politiek gemotiveerde terroristen (July 22), schietpartijen op scholen (Vox Lux) en zelfmoordaanslagen (Les chevaux de Dieu) voorbij. De redenen achter deze gewelddadige handelingen zijn voor ons haast ondoorgrondelijk. Film, door filmcriticus Roger Ebert ooit beschreven als empathiemachine, stelt daarom de meest prangende vraag: waarom? Maar kunnen films daarop wel een antwoord geven?

Regisseur Robert Oey is zo slim om in The Good Terrorist onzekerheid te laten overheersen. De sleutelzin van zijn film is: “Er is een compleet onvermogen om de visie van een ander te begrijpen.” Dat illustreert deze documentaire aan de hand van de zaak rond Jason Walters, die in 2004 door de politie werd gearresteerd vanwege zijn betrokkenheid bij de terroristische cel van de Hofstadgroep. Na een lange opsluiting in de terroristenafdeling van de gevangenis in Vught zweerde hij de islam uiteindelijk af. Kunnen we nu van hem leren over (de)radicalisatie?

Slinks racisme
The Good Terrorist opent een noodzakelijk nieuw hoofdstuk over de verbeelding van radicalisering in Nederland. Theo van Gogh en Ayaan Hirsi Ali zijn daarmee op verkeerde voet begonnen met hun controversiële korte film Submission Part 1 (2004). In haar scenario probeerde toenmalig VVD-politicus Hirsi Ali geweld tegen vrouwen in islamitische kringen aan te kaarten. Van Gogh maakte daar een kitscherig verbeelding van islamitisch extremisme van: de oriëntalistische muziek, dramatische geluidseffecten en simplistische beeldelementen (Perzische tapijten van Ikea, Korancitaten op vrouwenlichamen) bevestigen culturele stereotypen over moslims.

Zo sluipt een slinkse vorm van racisme in Submission, die goed te illustreren is met een anekdote uit het maakproces: Van Gogh wilde de Koranteksten van links naar rechts filmen, terwijl het Arabisch van rechts naar links gelezen moet worden. Met Submission werd duidelijk niet gekozen voor het doorgronden van de islamitische cultuur. 

Juist daarom is het zo treurig dat dit mislukte politiek pamflet een onbedoeld profetische lading kreeg. Mohammed Bouyeri, lid van de Hofstadgroep waar ook Walters deel van uitmaakte, vermoordde Theo van Gogh op dinsdag 2 november 2004 in Amsterdam. Hij stak een waarschuwingsbrief voor Hirsi Ali in het lijk van de filmmaker om aan te geven dat de moord een reactie op Submission was.

De Nederlandse angstcultuur rondom islamitisch extremisme groeide in deze tijd aanzienlijk en werd in zijn meest perverse vorm geëxploiteerd door Geert Wilders in de propagandafilm Fitna (2008). Aan de hand van verschillende archiefbeelden van terroristische aanslagen (inclusief de moord op Van Gogh) geplaatst bij citaten uit de Koran waarschuwde de PVV-voorzitter voor de oprukkende tirannie van de islam. Het is een film van niets – op Youtube staan tegenwoordig veel effectievere rechts-extremistische video’s – maar de treurige realiteit is dat Fitna alsnog het wereldnieuws haalde. In het kielzog van Wilders’ politieke momentum is Nederland ook een beetje meer richting een rechts-nationalistische samenleving geradicaliseerd. 

Puberjongens
Dat echte (de)radicalisering van binnenuit komt, is de belangrijkste observatie die Jason Walters in The Good Terrorist maakt. Daarmee ligt hij de vinger op de zere plek van filmmakers die extremisme als onderwerp willen behandelen. Er is namelijk niets moeilijker dan in film vangen wat er in het hoofd van een personage omgaat. Le jeune Ahmed, waarmee de gebroeders Dardenne in Cannes (onterecht) de regieprijs wonnen, levert daar het meest recente voorbeeld van. 

Misschien komt dat door het sensationalistische verhaal van deze quasi-thriller: een Brusselse tiener laat zich door militant islamitisch gedachtegoed aansporen om een moord op zijn lerares te plannen. Walters observatie blijkt terecht: de Dardennes lukt het niet om in het hoofd van de jonge Ahmed komen. Ze zijn beter in het vastleggen van paniekerige reacties van zijn omgeving dan in het verbeelden van zijn motivaties. Is hij zo omdat hij zijn vader mist? Omdat hij opkijkt tegen zijn imam? Omdat het in de Koran staat? Of omdat hij jong is en niet beter weet?

Ook veel andere films kiezen het perspectief van een tienerjongen om de gevaren van radicalisering te illustreren. Neem Nabil Ayouch’ Les chevaux de Dieu. In deze biografiefilm over de zelfmoordterroristen die de aanslagen in Casablanca van 2003 pleegden is een ‘interne motivatie nauwelijks meer nodig’, zoals Sasja Koetsier schreef in haar recensie voor de Filmkrant. ‘Écht begrijpen kunnen we ze toch niet.’

Puberjongens worden vaker afgebeeld als gefrustreerd, makkelijk beïnvloedbaar en driftig op zoek naar hun eigen identiteit. Ze zijn zo het ultieme blanco canvas om een paranoïde verhaal van extremisme en potentieel terrorisme op te schetsen. Daarin schuilt manipulatie aan de kant van de filmmaker: de vatbaarheid van een hoofdpersonage wordt een excuus om niet dieper in het onderwerp te hoeven duiken.

Aureool
Het kan ook anders. Hoewel tegendraadse films als Nocturama (Bertrand Bonello, 2016) en The Student (Kirill Serebrennikov, 2016) ook vatbare tieners tonen, doen ze dat om te laten zien hoe verrot de dominante wereld om hen heen al is. Vooral The Student is interessant als tegenhanger van de vele West-Europese films over terrorisme. Protestregisseur Serebrennikov gebruikt juist de bekering van een witte, Russische jongen tot het orthodoxe christendom als metaforische aanklacht tegen de staat. De schooldirecteur hoeft zijn extremisme alleen maar te gedogen om de conservatieve waarden die zij aanhangt geeft weer te laten gelden.

Het is een slimme weerspiegeling van de hele Russische samenleving, die (inmiddels ver in de tweede termijn van Vladimir Poetin) ook meer naar rechts is verschoven. Serebrennikov symboliseert de vereenzelviging tussen de radicalisering van deze jongen en de goedkeuring door zijn omgeving in een scène waarin hij op een schoolbord een aureool om zijn hoofd heen tekent. Zijn gedachtegoed is onderdeel van dit systeem, laat Serebrennikov zo zien. 

Tijdslijnen
Metaforen werken beter dan woorden om het radicaliseringsproces in film te vangen. Al vindt de beste verbeelding van radicalisering inmiddels niet in film, maar op de tijdlijnen van onze sociale media plaats. Die zijn de meest effectieve manier geworden om te tonen hoe iemand radicaliseert. Op Facebook zie je bijvoorbeeld in chronologische volgorde welke pagina’s een persoon leuk heeft gevonden.

Zo leest het Facebookprofiel van een Amerikaanse alt-right supporter als een tijdslijn van diens radicalisering, laat Twittergebruiker @gwensnyderPHL in een reeks tweets zien. Het begint met het leuk vinden van wat bedrijfjes, entertainmentpagina’s en lokale nieuwsbronnen. Daarna komt een ‘like’ voor Fox News en vervolgens voor steeds extreemrechtsere bronnen (Breitbart), personen (Ben Shapiro) en platforms (/pol/ op 4chan). Inmiddels is hij een extreemrechtse samenzweerder en lid van de vrouwenhatende groepering Proud Boys.

Dat de online interfaces van sociale media zich ook lenen voor cinema bewees de Russische regisseur Timur Bekmambetov in de Britse thriller Profile (2018). Aan de hand van haar computerschermen zien we daarin hoe een Britse journalist terreurorganisatie ISIS onderzoekt en zo zelf emotioneel verbonden raakt met het lot van een Syriëganger. De film begint als onderzoek naar mensen die al geradicaliseerd zijn, maar laat stap voor stap zien hoe deze journalist dat zelf ook wordt. Uiteindelijk snijdt Bekmambetov flink af om ook haar deradicalisering te illustreren: de Syriëganger breekt haar hart en direct trekt ze haar wereldbeeld in twijfel.

Sprankje
Zo blijkt deradicalisering nog moeilijker in beeld te brengen dan radicalisering. Een filmmaker moet eerst op overtuigende wijze laten zien dat een persoon geradicaliseerd is. Daarna moet er nog een deuk in het extreme gedachtegoed geslagen worden. In een interview met De Volkskrant beschrijft Walters dit proces, waarin er “op of andere manier een sprankje twijfel ontkiemt die een persoon beweegt tot introspectie.”

Precies dat zien we in Day Night Day Night (2006) van Julia Loktev, waarin een zelfmoordaanslag van een vrouw in New York mislukt. We hebben gezien hoe ze dagenlang routineus naar dit moment toe heeft gewerkt. Dan klikt ze op de ontsteker en gaat er niets af. Ineens zijn we getuige van dat sprankje twijfel. Niets is spannender dan zien hoe zij vervolgens wordt gedwongen tot introspectie. De waaromvraag heeft Loktev dus overgeslagen. Veel interessanter is het om, zoals haar film doet, stil te staan bij wat we niet nog kunnen weten: wat nu?