Eric Khoo over Ramen Shop
'Gelukkig is mijn cameraman net zo gulzig als ik'
Liefhebbers van de combo food en film hoeven niet langer telkens weer terug te vallen op Tampopo als ze met een goede kom ramen in de weer willen. In de hartverwarmende culinaire film Ramen Shop reist de jonge Japanse ramenchef Masato na de dood van zijn vader naar Singapore om zijn roots te onderzoeken. Zijn moeder, die al overleed toen Masato pas tien jaar oud was, kwam namelijk uit Singapore, maar sprak nooit over haar thuisland. Het enige dat ze Masato naliet, is een notitieboek vol met recepten.
De culturele vermenging van Masato (Takumi Saitoh) krijgt vorm in een half-Japans en half-Singaporees gerecht dat hij gaandeweg de film ontwikkelt, ‘ramen teh’ (ook de oorspronkelijke titel van de film), een combinatie van de beroemde Japanse noedelsoep ramen en het Singaporese gerecht bak kut teh, varkensribben in een intense bouillon. Dat gerecht werd ook echt speciaal voor de film bedacht, in samenspraak met de beroemde ramenchef Keisuke Takeda. “Hij hielp ons precies de juiste dikte van de noedels te vinden, en precies de juiste intensiteit van de bouillon”, vertelt Khoo op het filmfestival van Berlijn, waar Ramen Shop in februari 2018 in première ging. “Dat was een vereiste: als dit gerecht niet smakelijk zou zijn, hadden we de hele film over een andere boeg moeten gooien. Maar het is heerlijk. Sterker nog: Keisuke heeft het echt op de kaart gezet in zijn restaurants!”
Zocht u die culturele vermenging ook in de filmstijl? “Nee, het zit vooral in het verhaal – de hoofdpersoon staat met één been in beide culturen, dus logischerwijs zal hij ergens in het midden uitkomen. Uiteindelijk zoekt hij die middenweg om het hart van zijn Singaporese grootmoeder te veroveren. De toon van de film wilden we vooral zo simpel mogelijk houden, bijna als een fabel.”
Waarom wilde u een film over die culturele vermenging maken? “Ik heb een diepe fascinatie voor Japan, een fixatie misschien wel – van de manga tot het eten. Singaporezen zijn sowieso dol op Japan. Singapore heeft ongeveer vijf miljoen inwoners, en ieder jaar gaan er grofweg vijfhonderdduizend Singaporezen naar Japan – ik ga zelf ook minstens een keer per jaar. Dan vreten we ons vol met ramen! Omgekeerd wonen er zo’n veertigduizend Japanners in Singapore, en zij zijn weer dol op onze lokale keuken. Als ik met Japanse vrienden ben gaan drinken, willen ze daarna altijd bak kut teh eten. Daar kwam het idee voor dat hybride gerecht vandaan, en zo ontstond het idee voor een hoofdpersonage dat half Japans en half Singaporees is – al koste het daarna nog flink wat tijd om het scenario goed te krijgen.”
Het filmen van eten is echt een vak apart, hoe werkte u daaraan? “Het mooie is dat mijn cameraman Brian [Gothong Tan] net zo gulzig is als ik, haha. We eten vaak samen en we vinden dezelfde dingen lekker. Vaak is het uiteindelijke gerecht veel minder fotogeniek dan het klaarmaken ervan, zeker in de Aziatische keuken, met de woks en het hoge vuur eronder. De film richt zich dus vooral op die momenten van bereiding; daarom zochten we een keuken waar daglicht binnenkwam, wat nogal een zeldzaamheid is. Alle gerechten in de film zijn trouwens de gerechten die mijn eigen moeder altijd maakte – al kreeg ik van haar niet zo’n prachtig notitieboek!”
De cultuurverschillen uiten zich niet alleen via het eten, maar ook in het schakelen tussen vercshillende talen. “Precies. Ik weet niet of het in de ondertitelde versie helemaal overkomt, maar Masato’s oom Wee, gespeeld door comedian Mark Lee, spreekt ‘Singlish’, Engels met een Singaporees accent. Hoewel ze allebei Engels spreken, kon Takumi toen hij net in Singapore was Mark eigenlijk niet goed verstaan. Om dat te verhelpen heeft Mark heeft hem gewoon avond na avond meegenomen naar zijn favoriete restaurants, zo hebben ze elkaar beter leren kennen en dan verdwijnt ook de taalbarrière. Dus de Singaporese keuken was ook achter de schermen essentieel.”