De kinderblik in Tigers Are Not Afraid

Zakgeld herinner je je later niet, een pak slaag wel

Ponette

Tigers Are Not Afraid laat je door de ogen van kinderen naar de Mexicaanse drugsoorlog kijken. De kinderblik is een beproefde strategie van filmmakers, die het perspectief gebruiken om de wereld door een magische lens te laten zien maar ook om de gruwel en absurditeit scherper te tonen.

Commotie op het filmfestival van Venetië in 1996: de vijfjarige kleuter Victoire Thivisol won de prijs voor beste actrice voor haar rol in Jacques Doillons Ponette. Schande, vonden velen, want een kleuter kan niet acteren, die doet een aangeleerd kunstje. Kunstje of niet: Thivisol maakte diepe indruk als een meisje dat moet leren omgaan met de plotselinge dood van haar moeder door een auto-ongeluk. Rare zinsnede trouwens, ‘leren omgaan met de dood’, want hij suggereert een soort cursus. Je volgt een paar lessen rouwen, waarna je verder kunt met je leven.

Zo werkt het niet. Niet bij volwassenen en zeker niet bij kinderen. Ponette kruipt in het hoofd van een verwarde kleuter en dat levert geweldige kleuterlogica op. Als Ponettes tante zegt dat Jezus uit de dood opstond, vraagt Ponette waarom haar moeder dat dan ook niet doet. Alle troostende volwassenen in haar omgeving kunnen haar verdriet en verwarring niet wegnemen. “Het is niet fijn om een kind te zijn”, constateert ze.

Hollywood denkt daar anders over. In Hollywoodfilms zijn jonge kinderen altijd schattig, vrolijk en opgewekt, met als oermodel Shirley Temple. Angst, verwarring en verdriet kennen ze niet. Zelfs niet als hun moeder bij een auto-ongeluk om het leven komt, waarmee de door Temple gespeelde kleuter in Bright Eyes (1934) te maken krijgt, net als Ponette. Het verschil tussen de kinderen kan niet groter zijn: Shirleys levenslustige personage laat zien hoe volwassenen kleuters graag zien, Ponette hoe verwarrend het leven voor kleuters kan zijn.

The Quiet Room

Oermodel
Hollywood leert ons niets over de werkelijke belevings- en ervaringswereld van kinderen. Daarvoor moet je elders zijn. In The Quiet Room (1996) van de Nederlandse Australiër Rolf de Heer besluit een zevenjarig meisje om niet meer te praten als reactie op de huwelijksproblemen van haar ouders. Ze wil zwijgen tot de huwelijkscrisis is opgelost. Dat weten we omdat haar gedachten als voice-over te horen zijn. Dat ze door te zwijgen de relatieproblemen van haar ouders denkt te kunnen oplossen, is een fraai voorbeeld van magisch denken. Prachtig is ook haar kinderlogica: “Mensen zoenen en hebben veel problemen. Kinderen zoenen niet, maar hebben ook problemen.”

Opmerkelijk is dat films die een serieuze poging doen om kinderen te begrijpen meestal twee doelen hebben. Door in het hoofd van een kind te kruipen, tonen ze de gedachtewereld van kinderen, maar daardoor ook de absurditeit, gruwelijkheid, belachelijkheid en benepenheid van de wereld van volwassenen. Dat kinderen ondanks dat ze niet zoenen toch problemen hebben, is in de meeste films te wijten aan volwassenen. Daarin is zelden iets mis met kinderen, maar wel met volwassenen. Een klassiek voorbeeld is François Truffauts Les quatre cents coups (1959), waarin een in een liefdeloos milieu opgroeiende twaalfjarige jongen afglijdt in kleine criminaliteit en als straf in een internaat belandt. Truffaut laat er geen misverstand over bestaan dat de knul slachtoffer is van sociale omstandigheden en dat hij geen straf verdient, maar begrip.

El espíritu de la colmena

Monster
De jongen in Les quatre cents coups reageert met rebellie op de autoritaire en liefdeloze wereld om hem heen, maar in veel films gaan kinderen de verwarrende werkelijkheid om hen heen met magisch-realistische fantasieën te lijf. Een schitterend voorbeeld is Victor Erice’s gelaagde El espíritu de la colmena (De geest van de bijenkorf, 1973). In de in het Spanje van 1940 spelende film raakt een in zichzelf gekeerd zevenjarig meisje na het zien van Frankenstein (1931) zo geobsedeerd door het monster, dat ze ernaar op zoek gaat. Haar fantasie wordt gevaarlijk als ze het monster gevonden denkt te hebben in de persoon van een gewonde Republikeinse soldaat die zich verborgen houdt voor het Franco-regime, en hem eten gaat brengen. Dat ze haar ouders niets vertelt over wat ze uitspookt, zegt veel over de kille sfeer thuis.

Nog meer indruk maakt Carlos Saura’s meesterwerk Cría cuervos (1976), waarin een door de dood van haar moeder getraumatiseerd achtjarig meisje, net als het kind in El espíritu de la colmena gespeeld door de fascinerende Ana Torrent, in magische fantasieën vlucht. Met bakpoeder, waarvan haar moeder haar ooit wijsmaakte dat het giftig is, wil ze haar vader doden. Als hij sterft, denkt ze dat het haar schuld is.

 

The Little Comrade

Schuldgevoel
De achtjarige in Cría cuervos is niet het enige kind in films dat met schuldgevoel rondloopt over iets waaraan het niets kan doen. Als ouders elkaar het huis uitvechten, denken kinderen bijna vanzelf dat zij de oorzaak zijn. Maar ook in meer uitzonderlijke situaties speelt schuldgevoel bij kinderen een belangrijke rol. In The Little Comrade uit 2018 wordt de zesjarige Leelo geplaagd door haar moeders laatste woorden. Wanneer de vrouw om politieke redenen door het communistische regime wordt opgepakt en bij het afscheid zegt dat ze snel terug zal zijn als haar dochtertje zich braaf gedraagt, denkt Leelo dat het haar schuld is als moeder maar niet terugkomt. Door die kinderblik schetst de film des te indringender de gruwel en de absurditeit van het stalinisme, waarin kinderen zomaar van hun moeder werden beroofd, die vervolgens jarenlang of zelfs voorgoed verdween. Waarin kinderen volwassenen angstig horen fluisteren omdat iedereen een verrader kan zijn.

Door kinderogen kijken is een veelgebruikte strategie van filmmakers in landen met een repressief regime. Je kunt er maatschappijkritiek in kwijt en tegelijk glippen jeugdfilms makkelijker door de censuur. Beroemde voorbeelden zijn films van de Iraanse filmmakers Abbas Kiarostami en Jafar Panahi. In Kiarostami’s Waar staat het huis van mijn vriend? (1987) zoekt een jongetje naar het huis van een klasgenootje van wie hij per ongeluk een schrift heeft meegenomen. Zijn zwerftocht geeft een indringend beeld van de samenleving en het autoritaire Iraanse onderwijssysteem. “Zakgeld herinner je je later niet, een pak slaag wel”, zegt de opa van het jochie. In Panahi’s De witte ballon (1995) zwerft een meisje door Teheran op zoek naar een verloren bankbiljet, waarbij ze allerlei buitenstaanders ontmoet, onder wie een Afghaanse vluchteling, om wie niemand zich bekommert.

Anna’s War

Morele spiegel
Films met jonge hoofdrolspelers worden niet alleen gemaakt om een boodschap aan volwassenen te sturen. Ze vieren ook de enorme veerkracht van kinderen in moeilijke situaties. Vluchten in magisch denken is een overlevingsstrategie, maar kinderen zijn ook in praktische zin inventieve overlevers.

Een geweldig voorbeeld is het zesjarige Joodse meisje in de Russische film Anna’s War (2018). Als enige overlevende van een massamoord op joden in de Oekraïne weet ze zich anno 1941 maandenlang te verbergen, nota bene in een nazi-hoofdkwartier. Waargebeurd volgens regisseur Aleksei Fedorchenko. Maar ook als het niet waar is, is de film een schitterende hommage aan de veerkracht van kinderen.

Toch loert bij zulke films ook een risico. De verleiding is groot om kinderen als nog onbesmette en onschuldige personen te portretteren. Als authentieke en pure wezens die volwassenen met hun eerlijkheid een morele spiegel voorhouden. Iraanse films hebben daar soms last van, maar ook het brave jochie in Vittorio De Sica’s klassieker Ladri di biciclette (Fietsendieven, 1948), komt dicht in de buurt van de smetvrije kinderwereld van Shirley Temple.

Kinderen zijn geen heiligen en de beste films met kinderen zijn zich daarvan bewust. Net als volwassenen kunnen kinderen dader en slachtoffer tegelijk zijn. Voorbeelden? In Maurice Pialats L’enfance nue (1968) schopt een tienjarig, onhandelbaar jochie een kat meedogenloos van de trap. De jongen heeft het moeilijk, want hij is door zijn moeder naar een pleeggezin verbannen. Maar toch. Een tragischer voorbeeld is Louis Malle’s Au revoir les enfants (1987), waarin een gefrustreerde schooljongen in de oorlog zijn drie Joodse klasgenootjes verraadt. Soms lijken kinderen verdomd veel op volwassenen.