Anna’s War

Kinderdroom in de Holocaust

Het visueel overweldigende Holocaustdrama Anna’s War, over een zesjarig Joods meisje dat zielsalleen moet onderduiken, is een ode aan de menselijke veerkracht. De piepjonge debutant Marta Kozlova ontroert als het vindingrijke titelpersonage.

De Russische filmmaker Aleksei Fedortsjenko waagt zich in Anna’s War (Voyna Anny) aan de poëzie van het gruwelijke. In de pikdonkere eerste minuut horen we een luid geraas: motoren scheuren heen en weer, honden blaffen en mannen schreeuwen. Dan is er licht, de camera is zoekende. We zien wuivend graan, een donkere akker. Van schuin boven gefilmd verschijnt een lijkbleke hand in beeld, dan een onbevlekte voet met enkel wat vuil rond de teennagels. Alleen een gure wind en het geritsel van knisperende bladeren zijn hoorbaar wanneer een springlevend meisje tevoorschijn komt, te midden van haar zojuist vermoorde familie.

Het is 1941 en op het Oekraïense platteland worden joden en masse door Duitse Einsatzgruppen en hun lokale hulpkrachten naar grote kuilen gedirigeerd. Anna (Marta Kozlova) ontkomt op miraculeuze wijze aan de dood en wordt door een boerengezin vanuit de verlaten velden weer afgezet in de bewoonde wereld, waar ze niemand kan vertrouwen. Ze zoekt haar toevlucht in de krappe ruimte boven de schouw in het lokaal van de dorpsschool – die tijdelijk dienstdoet als Duits hoofdkwartier. In het hol van de leeuw moet Anna zien te overleven; ’s nachts sluipt ze zonder een kik te geven door de wandelgangen, waar ze inventieve manieren bedenkt om aan eten en drinken te komen.

Baken van hoop
Het op een waargebeurd verhaal gebaseerde Anna’s War toont een kind dat tegen wil en dank pijlsnel volwassen wordt. Fedortsjenko benadrukt tegelijkertijd Anna’s jeugdige naïviteit met uiterst subjectief camerawerk. Haar perspectief is bij vlagen troebel; ze begrijpt de eigenaardige wereld om haar heen nog niet volledig, noch de kakofonie van verschillende, soms onverstaanbare talen die er worden gesproken: Duits, Russisch, Oekraïens, Frans.

De meeste scènes hebben echter geen dialoog. In Anna’s War nemen wonderlijke, sprekende beelden de overhand. Zoals Anna’s verstandhouding met een lotgenoot – een hongerige kat. Of wanneer er bij het ochtendgloren onder haar schuilplaats kinderen spelen met badderende kuikentjes. Het is een contrastrijk, schilderachtig schouwspel dat qua textuur wel wat wegheeft van olieverf op doek. Het prachtige shot van cameraman Alisher Khamidkhodzaev is ook een baken van hoop: Anna zal in de nabije of verre toekomst misschien ook weer wat van de haar ontnomen jeugd weten terug te winnen, net als haar vertrouwen in de medemens.

Fedortsjenko laat zijn film opzettelijk niet eindigen in mineur, zoals veel andere Holocaustdrama’s doen vanuit de gedachte dat er voor de grote meerderheid van de slachtoffers geen uitweg was. Het is een legitieme keuze, omdat de Rus het verhaal vertelt door de ogen van een kind dat nog mag dromen – en in onze dromen is de geschiedenis misschien niet zo genadeloos.

Die gedachte weerklinkt in magisch-realistische taferelen die memoreren aan de visuele stijl van de Russische meester Andrei Tarkovski. Ook het bitterzoete lied dat klinkt over de aftiteling refereert hier indirect aan: de Duitse zanger Daniel Kempin zingt ‘Hungerik dayn ketsele’ (‘Je kat is hongerig’), een door de Poolse dichter Mordechai Gebirtig geschreven Jiddisch slaapliedje over een hongerig meisje. “Want slapen”, zo stelt het lied, “verzacht de ellende.”