Eyelet Spotlight: Pedro Almodóvar (1)

Vrijgevochten fictie

Dolor y gloria

Mensen die gemarginaliseerd of bijna onzichtbaar zijn in de Spaanse machocultuur — zoals vrouwen, homo’s, travestieten en transseksuelen — treden in de kleurrijke films van melodramamaestro Pedro Almodóvar juist voor het voetlicht. De complexiteit van zijn personages wordt vaak pas goed zichtbaar doordat ze zo sterk afsteken tegen een geïdealiseerd of in ieder geval herschreven verleden. Zoals te zien is in Dolor y gloria en Todo sobre mi madre.

In de meest recente film van Pedro Almodóvar, Dolor y gloria (“Pijn en zaligheid”), speelt Antonio Banderas de rol van de gelauwerde, grijsharige, homoseksuele regisseur Salvador Mallo, duidelijk een alter ego van Almodóvar zelf (ook makkelijk herkenbaar zonder zijn karakteristieke wilde haardos en zwarte zonnebril). In het heden wordt hij gevraagd een gerestaureerde versie van Sabor (“Smaak”), een film die hij meer dan dertig jaar eerder maakte, te presenteren aan het publiek. Mallo, die lijdt aan helse fysieke pijnen én een writer’s block, moet door hernieuwd contact met Alberto Crespo (Asier Exteandia), de acteur die destijds de hoofdrol speelde in Sabor, opnieuw denken aan zijn jongere jaren. En zo ontstaat er een verhaal over Mallo’s jeugd, begin jaren zestig. Meer specifiek: het exacte moment dat de kleine Salvador, pakweg negen jaar oud, voor het eerst een naakte man ziet en hij het er letterlijk benauwd van krijgt.

Eduardo, de bloedmooie maar nietsvermoedende man in kwestie, is een jonge, analfabete schilder die Salvadors moeder (Penélope Cruz) beloofd heeft om de muren van haar in de rotsen uitgehouwen huisje wit te kalken. De knappe jongeman krijgt ook les van de kleine maar slimme Salvador, die bij de pastoors naar school gaat en die zijn geheime crush probeert te leren schrijven. Een perfect excuus, natuurlijk, om meer tijd met hem door te brengen. Het zal leiden tot dat moment, waarin de nietsvermoedende Salvador Eduardo naakt ziet badderen in de keuken van het huisje uit zijn jeugd.

Keukenvloer
Deze zinderende jeugdherinnering blijkt de sluitsteen te zijn van het complexe narratieve web dat Almodóvar gesponnen heeft in Dolor y gloria. Een web dat speelt met verleden en heden, fictie en het echte leven. De bejaarde storyteller die geen woord meer op papier krijgt wordt er namelijk aan herinnerd dat de scheppingsdaad, en dus het schrijven, vergezeld moet gaan van intens brandende hartstocht. Het moment waarop de kleine Salvador, op de stenen keukenvloer van zijn moeder, zich realiseert dat hij op mannen valt, wordt zo verheven tot het sleutelmoment uit zijn hele leven. De jongen die zijn schrijfkunst als wapen gebruikt om dichter en langer bij zijn crush te kunnen zijn, wordt later namelijk een verhalenverteller die probeert keer op keer een goede indruk op zijn publiek te maken en zo hun liefde te voelen.

Het verwijst natuurlijk indirect naar het feit dat Almodóvars homo-zijn een grote rol speelt in zijn eigen creaties. Maar er is meer aan de hand. Salvador Mallo is een complexe homoman die in zijn latere jaren de passie uit zijn leven zag verdwijnen. Salvadors grote liefde in zijn volwassen leven, de biseksuele Argentijn Federico (Leonardo Sbaraglia), verdween plotseling uit zijn leven en die klap kwam hij nooit echt te boven. Dus misschien is zijn writer’s block niet alleen terug te leiden tot de lichamelijke kwalen die op latere leeftijd op kunnen doemen – die ‘dolor’ uit de titel is niet alleen figuurlijk – maar doet zijn lang geleden gebroken hart nog meer pijn dan al zijn fysieke aandoeningen bij elkaar.

Wulps maar fake
De remedie hiertegen? Vluchten naar het verleden en naar de wereld van fictie en film, waar je dingen niet alleen kunt herleven maar ook verbeteren. Het verleden is in Dolor y gloria namelijk niet de plaats voor pijn maar voor zelfrealisatie, passie en inspiratie, want het wordt langzaamaan duidelijk dat de scènes in de jaren zestig niet alleen flashbacks zijn maar ook deel van Mallo’s nieuwste filmproject, dat hij na zijn writer’s block moet hebben geschreven. Een project waarin alles er prachtig uitziet, de wereld en de toekomst aan Mallo’s voeten liggen en er voor pijnlijke dingen (bijna) geen plaats is.

Er wordt weliswaar gesproken over de tijd dat Salvador Sabor maakte met Alberto, wat in een grote ruzie eindigde, en over de erg pijnlijke maar absoluut onvermijdelijke scheiding van Salvador en Federico. Maar deze moeilijke en gevoelige episodes worden consequent buiten beeld gehouden. De flashbacks laten alleen Salvadors geïdealiseerde jeugd zien. Scènes waarin zijn moeder (met het gezicht van Penelope Cruz en een wulps maar fake achterwerk, net als in Volver en Los abrazos rotos) met haar vriendinnen al zingend de was doet langs een zonovergoten rivieroever. En waarin het aangezicht van een naakte man het hartje van de kleine Salvador sneller doet kloppen.

Dat is geen onbelangrijk detail: erg vaak is in het werk van Almodóvar het verleden geïdealiseerd en/of geperfectioneerd en zit het heden veel complexer in elkaar. Dit heeft natuurlijk te maken met het feit dat seksuele minderheden eenvoudiger te duiden zijn in een tegenstelling en dramatisch beter uit de verf komen tegen een achtergrond die bijna clichématig met dingen als seksualiteit, gezinssamenstelling en genderrollen omgaat. Cruz’ personage in Dolor y gloria lijkt qua gedrag een maagd uit een bidprentje en qua uiterlijk een moeder in de Italiaanse neorealistische traditie. Ze doet denken aan bijvoorbeeld Anna Magnani in Roma città aperta; een ijzersterke Mediterrane vrouw die zonder dat ze het weet, of zelfs tegen haar wil in, zwoel en glamoureus is, zelfs in haar vieze schort en met jengelende kinderen rond haar rokken. Als zoon van zo’n moeder moet je haast wel een gevoel voor kunst en schoonheid ontwikkelen.

Todo sobre mi madre

Geschept
In Almodóvars grootste succes tot nu toe, het met een Oscar bekroonde Todo sobre mi madre, staat de geïdealiseerde moeder zelf in het middenpunt van de belangstelling. De Argentijnse Manuela (Cecila Roth) werkt in een ziekenhuis in Madrid met orgaandonoren als haar zeventienjarige zoon Esteban (Eloy Azorín), die (scenario)schrijver wil worden, op zijn verjaardag na een theatervoorstelling door een auto geschept wordt en overlijdt.

Net als in Dolor y gloria bestaat er een hele sterke band tussen moeder en zoon die niet heel uitgebreid in beeld wordt gebracht — Esteban overlijdt al na tien minuten. In beide films hebben de relaties van de artistiek aangelegde, schrijvende zonen met hun moeders een enorme invloed op het verhaal. In Dolor y gloria wordt de zoon zelf de verteller van hun geschiedenis en in Todo sobre mi madre wil Manuela Estebans biologische vader op gaan zoeken na zijn dood omdat Esteban gevraagd had of ze, als verjaardagscadeau, nu eindelijk eens uit de doeken wilde doen wat er precies tussen haar en zijn vader voorgevallen was.

Esteban geloofde dat zijn vader voor zijn geboorte overleed en in zekere zin is dat ook zo. Wat Manuela hem nooit durfde te vertellen is dat Estebans vader nu door het leven gaat als Lola (Toni Cantó), een transseksuele vrouw in Barcelona. Zo wordt duidelijk dat de titel, die letterlijk ‘alles over mijn moeder’ betekent en een directe verwijzing is naar Joseph L. Mankiewicz’ All About Eve (die Manuela en Esteban in de film ook bekijken), refereert aan niet één maar twee moeders: Manuela én Lola.

Na Estebans ongeluk reist Manuela dus af naar Barcelona, op zoek naar de seropositieve Lola. Maar voor het grootste deel van de film trekt ze op met de kettingrokende theateractrice Huma Rojo (een woordspeling die als ‘Rode Rook’ vertaald kan worden) en haar entourage, bestaand uit onder andere haar vriendin/dealer Nina (Candela Peña) en Agrado (Antonia San Juan), een transseksuele prostituee die een vriendin van Lola is en wier naam haar transseksuele aard én haar beroep weerspiegelt (‘agrado’ betekent zoiets als behaaglijk en wordt in het Spaans verbogen en kan dus mannelijk maar ook vrouwelijk zijn — ‘agrada’).

Families
Er zitten geen flashbacks in Todo sobre mi madre, maar de eerste akte, tot en met de dood van Esteban en de aankomst van Manuela in Barcelona, zijn een soort proloog in het ‘verleden’ dat Manuela ertoe beweegt in het heden een moeilijk hoofdstuk in haar leven eindelijk volledig af te sluiten. Net als in Dolor y gloria is dat verleden geïdealiseerd en genormaliseerd: De alleenstaande Manuela — die in de ogen van haar tienerzoon een weduwe is — en Esteban zijn met z’n tweeën een vrij traditionele gezinsconstellatie met traditionele genderrollen voor een moeder van 38 en haar zoon van 17.

Dit idee wordt in de rest van de film volledig op zijn kop gezet. De lesbische Huma Rojo heeft een geïmproviseerde, volledig vrouwelijke theaterfamilie waarmee ze het land doorreist en Manuela en Agrado worden langzaamaan een deel van deze kleurrijke familie. Estebans vader blijkt dus een vrouw te zijn die niet alleen Manuela een kind gaf maar recentelijk dingen ook heel gecompliceerd maakte voor de non Rosa (wederom Penélope Cruz), waardoor Almodóvar heel makkelijk een vergelijking kan trekken tussen hoe Manuela en Rosa’s conservatieve moeder (gespeeld door de recentelijk overleden Catalaanse theatergrootheid Rosa Maria Sardà) met hun ongewone en pijnlijke lot als moeders omgaan. Beide vrouwen kunnen dan weer vergeleken worden met Huma als moeder van haar theaterfamilie, en met Lola als de onverwachte tweede moeder van Esteban, een zoon van wiens bestaan zij niet op de hoogte was.

De relatief kleine plaats die Lola inneemt, en de manier waarop de complexe voorgeschiedenis tussen Lola en Manuela in een paar korte dialogen en zonder flashbacks wordt geschetst, doet sterk denken aan de manier waarop de pijnlijke trauma’s van Salvador Mallo in Dolor y gloria zo veel mogelijk buiten beeld worden gehouden. Het is genoeg om een geïdealiseerd maar ook extreem orthodox verleden te laten zien dat ineens op zijn kop wordt gezet en dat, na een (onzichtbare) lange tijd, een nieuw soort heden baart dat complexer en veel minder traditioneel in elkaar zit.

Transparant
Het knappe aan Todo sobre mi madre is dat alle gebeurtenissen en alle plottwists volledig melodramatisch zijn — Mankiewicz en Tennessee Williams worden niet voor niets uitgebreid geciteerd — maar dat de personages, net zoals in films van bijvoorbeeld Douglas Sirk of Rainer Werner Fassbinder, zich totaal niet gedragen alsof ze in een melodrama zitten. Ze proberen gewoon zo goed en zo kwaad als mogelijk te leven. De figuren zijn oprecht en transparant, waardoor je als kijker volledig meeleeft, zelfs als je eigen situatie in niets op die van de karakters lijkt.

De paradox in veel van Almodóvars films is dat de personages vrijgevochten zijn en traditionele genderrollen en seksualiteitsvragen volledig aan hun laars lappen, maar ze tegelijkertijd vaak hun toevlucht zoeken in fictieve constructies, in de vorm van literatuur, theater of films. Fictie kan de traditionele rollen van mannen en vrouwen en orthodoxe ideeën over seksualiteit, geaardheid en gender natuurlijk verder versterken door andere mogelijkheden uit te sluiten of zwart te maken. Maar Almodóvar doet het tegenovergestelde: hij maakt ruimte voor andere mogelijkheden door het verleden van zijn personages te idealiseren en vervolgens te laten zien dat hun veel rommeligere heden weliswaar vele malen complexer is, maar ook veel interessanter.


Komende vrijdag meer Almodóvar op Eyelet in een vervolg op dit artikel.