Volver
Verloren in La Mancha
Pedro Almodóvars Volver is een echte acteursfilm, dat zie je ook aan de Palmen voor beste scenario en vrouwelijke cast die de film in Cannes won.
Het is de wind, die droge oostenwind die de godganse dag waait. Hij voorziet de hele streek, het Spaanse La Mancha, van stroom door middel van kolossale windmolenparken. Maar hij brengt ook bosbranden, en volgens Raimunda (Penélope Cruz) is hij verantwoordelijk voor de gekte, het bijgeloof van de inwoners. Zowel de bosbranden als de gekte spelen een grote rol in Volver, de nieuwste film van Almodóvar. Zijn voornaam (Pedro) wordt ook in de credits weggelaten; Almodóvar lijkt bijna een merknaam, een logo te zijn geworden.
Raimunda en haar zus Soledad ontvluchtten hun kleine geboortedorpje in La Mancha. Raimunda leeft met haar man Paco en dochter Paula in Madrid. Ze heeft het niet makkelijk: Paco is een nietsnut, ‘het zit op de bank en het zapt,’ en bovendien een viezerik die zijn dochter begluurt. Als Raimunda’s oude tante Paula overlijdt, nemen de zaken een bovennatuurlijke wending: zus Soledad neemt de geest van hun moeder in de kofferbak mee terug naar de stad.
Doffig piekhaar
‘Volver’ is Spaans voor terugkeren, en verwijst natuurlijk naar de terugkeer van de dode moeder in het rijk der levenden. Maar het verwijst naar meer. Naar de terugkeer van Almodóvar naar zijn geboortegrond in La Mancha, bijvoorbeeld, en naar zijn meest gebruikte thema: de relatie tussen moeder en dochter. Maar ook naar de terugkeer van zijn ‘muze’ Carmen Maura, die hier de moeder speelt, met wie hij na grote successen in de vroeg jaren tachtig gebrouilleerd raakte.
Volver is ook de terugkeer van Penélope Cruz naar Spanje, waar zij sinds haar Amerikaanse doorbraak met Vanilla Sky in 2001 geen film meer maakte. De afwezigheid heeft haar geen goed gedaan; in Amerika werd ze vooral bekend als liefje van Tom Cruise. Dat imago neemt ze nu mee, waardoor je als kijker zeker een half uur naar de Hollywoodster Cruz zit te kijken in plaats van naar het personage dat ze speelt, zij het de ‘gewoon’ gemaakte Cruz: met doffig piekhaar en iets te roze gestifte lippen.
En ‘gewoon’, dat is waar het hier om draait. Almodóvar flirt kritiekloos wat met de ’trash tv’ van de Jerry Springers van deze wereld, zoals hij in eerder werk bijvoorbeeld flirtte met het theater (Hable con ella). Zijn plot zou in de Jerry Springer Show niet misstaan; verkrachtingen en incest zijn aan de orde van de dag. In beeld verwijst hij naar die andere pijler van de dag-tv: de soap. Veel close-ups van huilende vrouwen, weinig ruimte voor het beeld om iets toe te voegen, laat staan voor de toeschouwer. De enkele pogingen tot mooifilmerij die cameraman José Luis Alcaine in de film heeft weten te smokkelen (een iets te scheef kader, een draai om de horizontale as) springen er dan ook direct uit. Het enige stijlmiddel dat werkelijk iets toevoegt zijn de van bovenaf gefilmde shots die op drie belangrijke momenten in de film terugkomen. Heel even laat Almodóvar daar blijken dat hij het melodrama letterlijk kan ontstijgen.