Shōgun
Een hoop gedoe om niks
Het poenige Shōgun, naar de gelijknamige roman van James Clavell, doet niets nieuws. Wat het wel doet, wordt elders beter gedaan.
Sommige series hebben gewoon helemaal niks te vertellen. Ze lijken geen enkel eigen idee te hebben, geen eigen identiteit. Ze apen eerdere, succesvollere series na, de plot, typetjes, zelfs shots. Het blijft onduidelijk waarom ze überhaupt in het leven zijn geroepen, behalve uit pure gewoonte. Shōgun is zo’n serie.
De verfilming van de gelijknamige roman van James Clavell uit 1975 gaat over de zestiende-eeuwse Engelse matroos Blackthorne (Cosmo Jarvis), die aanspoelt op de klippen van Japan. Daar raakt hij vrijwel onmiddellijk verwikkeld in de bloedige intriges van de feodale heersers van een land op de rand van burgeroorlog. Blackthorne wordt een spil in de intriges van krijgsheer Toranaga (Saranada Hiroyuki). Diens positie aan het hof is wankel, maar de inzichten en wapens van deze nieuwe, Engelse partij kunnen hem een voorsprong geven in de naderende strijd om de troon.
Dat is nu eenmaal zo
Sinds The Sopranos in 1999 staat ‘serieuze’ televisie bol van de dramaseries over een bloedige (schaduw)strijd om een troon, over mannen die zichzelf en iedereen om zich heen verwoesten om hun gezag te bewaken en uit te breiden. Series als The Sopranos (1999-2007), The Wire (2002-08), Mad Men (2007-15) en later The Americans (2013-18) gebruikten dit uitgangspunt om de rot in de grondvesten van de Verenigde Staten bloot te leggen. Met hun kritische blik betogen deze series dat de wereld niet zo is, maar door ons zo wordt gemaakt.
Maar talloze andere series die hetzelfde verhaal vertellen, nemen het cynische wereldbeeld voor lief en laten de kritiek erop achterwege. Wel de tekst, niet de subtekst. Game of Thrones (2011-19), de duidelijkste inspiratiebron voor Shōgun, lijkt een antwoord op de relatief eenvoudige moraal in het fantasy-genre in het algemeen, en The Lord of the Rings in het bijzonder. Het betoogt dat de échte wereld nu eenmaal wreed is. Helden gaan dood en het Goede overwint zelden.
Dat Game of Thrones gebaseerd is op historische machtsstrijden, en in de eerste seizoenen bijzondere aandacht schenkt aan wezenlijke kwesties als honger, ziekte en kou, draagt bij aan het imago van ‘serieuze’, ‘realistische’ fantasy en drama. Inmiddels is dit wereldbeeld gemeengoed in dramatische televisie, maar de vraag waaróm stellen deze series zelden. Zelfs de Star Trek-franchise schudde met de nieuwe reeks Discovery (vanaf 2021) de utopische veren af om te betogen dat oorlogsmisdaden nu eenmaal soms een beetje nodig zijn om de stabiliteit en veiligheid van de samenleving te waarborgen. “There is no alternative”, zoals Thatcher ons al voorhield. Vecht of sterf.
Voor de vorm
Zo ook Shōgun. Het is bekend gemijmer over machtige mannen die met gepaste weemoed anderen ter dood veroordelen en ‘sterke’ vrouwen die hun onderdrukking met stille wrok verduren. Shōgun kijkt nooit voorbij dat oppervlak. Geen moment bevraagt het de omstandigheden waarbinnen het haar personages laat wedijveren. Het is hopeloos simpel en voorspelbaar.
Als alles voor de vorm wordt gedaan, omdat intrige, seks en geweld nu eenmaal vijftien jaar lang tot goeie televisie hebben geleid, is er geen intrinsieke motivatie – ook niet voor de personages. Niemand gelooft ergens in, niemand heeft een goede reden om de macht te willen grijpen, om te vechten voor de ziel van Japan. Ieder schikt zich naar de grillen van de plot en neuzelt wat over lotsbestemming of noodzaak.
Blackthorne herhaalt gemakzuchtige, oriëntalistische clichés over hoe de rare, verstikkende Japanse tradities ten koste gaan van individuele vrijheid en gelijkheid. Jarvis speelt Blackthorne even grillig als de plot zich ontvouwt. Het ene moment is hij aandachtig en leergierig, het andere explodeert hij uit koppigheid, verontwaardiging en zelfbehoud. De doorgewinterde, Shakespeariaanse Sanada belichaamt krijgsheer Toranaga met waardigheid en stille kracht, maar ook dat maakt niets uit als het scenario, dat van plotwending naar plotwending holt, deze zogenaamd geniale strateeg geen plan de campagne geeft. De roemruchte Japanse intrige verwordt tot een potje Stratego tussen achtjarigen. Japan is hoogstens achtergrondbehang, een gimmick die Shōgun moet doen opvallen in een lange reeks soortgelijke programma’s op uitdijende streamingdiensten.
De beeldtaal van de serie draagt bij aan dit gevoel. De flets belichte personages, in hun dure kostuums gecentreerd in wijde shots, steken af tegen achtergronden die verwringen, verdraaien en vervagen door de extreem bolle lenzen. Dat had betekenisvol en interessant kunnen zijn, maar is het niet. Met elk poenig shot laat Shōgun zien dat het veel geld te besteden heeft. Elke cent lijkt verspild aan gebakken lucht.