Exploitatiefilms criminele jongeren

Gezellig huiveren bij jonge klootzakken

Dat de jeugd van tegenwoordig nog nooit heeft gedeugd, is bekend. Fijn voor de filmwereld, want films met ontsporende jongeren doen de kassa rinkelen. Hoe ruiger en sensationeler, hoe beter. De Italiaanse jongeren­maffiafilm Piranhas staat in een lange traditie van exploitatiefilms over criminele jongeren.

Even drie jaar terug in de tijd naar Barry Jenkins’ Oscarwinnaar Moonlight, over een tienjarig jochie dat met zijn moeder in een kansloze zwarte achterstandswijk in Miami woont. Al snel in de film is er een loeispannend moment als het jongetje zich op de vlucht voor pestende klasgenootjes verstopt in een vervallen pand. Slechte timing, want binnen bevindt zich een zwarte drugsdealer, die niet uitstraalt dat hij behoefte heeft aan pottenkijkers. Arm jochie, dacht ik toen ik de film zag: op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats. Die vervaarlijk ogende zwarte man, ongetwijfeld een meedogenloze crimineel, zal hem als een vliegje wegblazen. Dat pakt dus anders uit, want de man ontfermt zich over het jochie en neemt hem mee naar huis, waar hij en zijn vrouw een soort liefdevolle surrogaatouders voor hem worden.

Daar zat ik dan met mijn clichébeelden over zwarte drugsdealers. In Moonlight nu eens geen met gouden behangen cliché van een zwarte crimineel, maar een man vol tegenstrijdigheden. Als drugsdealer helpt hij verslaafde arme zielen de vernieling in, maar hij heeft ook een zachte en liefdevolle kant. Logisch, want geen mens is eenduidig. Veel filmmakers lijken dat niet te weten. Ze houden het leven overzichtelijk met archetypen en karikaturen waardoor hun films geen inzicht geven in de complexiteit van mensen.

Voetvolk
Op de vraag of een personage realistisch is, volstaat een simpele lakmoesproef: als het meerdere, misschien zelfs tegengestelde, eigenschappen heeft is het antwoord ja. Bij die proef valt de Italiaanse jongerenmaffiafilm Piranhas door de mand. Even de voorgeschiedenis. Elf jaar geleden maakte Matteo Garrone veel indruk met Gomorra. De op het gelijknamige boek van onderzoeksjournalist Roberto Saviano gebaseerde film toont met vijf uit de werkelijkheid gegrepen verhalen hoe de maffia het leven in Napels beheerst. Het draait in Gomorra niet om een paar criminelen, maar om een sluitend systeem, waarin de onder- en bovenwereld verweven zijn. Verpletterend is de episode over twee twintigers, die in de maffiahiërarchie proberen op te klimmen. Zij vinden zichzelf heel wat, maar de kijker ziet twee zichzelf overschattende jongens, die in hun zucht naar crimineel aanzien en rijkdom het zicht op de werkelijke machtsverhoudingen zijn kwijtgeraakt. Het loopt dan ook slecht met hen af.

De maffia is in Gomorra geen exotisch crimineel gezelschap met erecodes, maar een meedogenloos misdadig systeem. Bijzonder is dat de film niet over de Don Corleones in de maffia gaat, maar over het voetvolk, door Garrone de slaven in het maffiasysteem genoemd. Belangrijk voor de regisseur was dat Gomorra geen glamourbeeld van de maffia zou geven. In een interview in Het Parool zei hij er dit over: “Ik wil de werkelijkheid laten zien, zodat iedereen begrijpt dat je de filmpersonages niet moet navolgen. Daarom toon ik geweld niet op een entertainende maar realistische manier. Ik wil dat het jongens afschrikt om de stap naar de criminaliteit te zetten.” Daarin slaagt Gomorra uitstekend, want je moet suïcidaal zijn om na het zien van de film carrière bij de maffia te willen maken.

Rondvliegende kogels
Gomorra leidde in 2014 met de succesvolle tv-serie Gomorra tot een spin-off, die inmiddels aan het vijfde seizoen bezig is. De serie schetst een net zo anti-glamoureus beeld van de maffia als de speelfilm. Dat is niet vreemd met Saviano als coscenarist. In een interview in de Volkskrant noemde hij maffiosi ‘kakkerlakken’. “Ze zijn meedogenloos, hebben geen medelijden en krijgen daarvoor in ruil ook geen medelijden of mededogen terug. Zij moorden en worden vermoord vanwege geld, een paar woorden of een blik. Ze vermoorden hun eigen broeders. Er is geen loyaliteit, geen eer.”

Saviano, die na de publicatie van zijn boek Gomorra in 2006 beveiligd wordt na doodsbedreigingen van de maffia, schreef na Gomorra een journalistiek onderzoeksboek over de internationale cocaïnehandel (Zero, zero zero), waarna hij met De kinderen in de sleepnetten en Wrede kus de overstap maakte naar romans. Beide boeken gaan over jongerenbendes in Napels, die steeds vaker de plaats van oudere maffiabendes overnemen, De reden ligt curieus genoeg in het succes van de strijd tegen de maffia: doordat steeds meer oudere criminelen achter slot en grendel verdwijnen, duiken jongeren in het machtsvacuüm. En net als bij de jonge Mocro-maffia in Amsterdam leidt dat tot wilde afrekeningen op straat, waarbij de schutters geen rekening houden met omstanders. Dit voorjaar raakte in Napels een oma en haar driejarige kleinkind zwaargewond door rondvliegende kogels bij een liquidatiepoging.

Jonge monsters
Filmproducenten staan bij elk boek van Saviano in de rij, zodat het niet verbaast dat De kinderen in de sleepnetten het ook tot film heeft geschopt. Maar anders dan Gomorra geeft het resultaat, La paranza dei bambini (internationale titel: Piranhas), een gelikt glamourbeeld van tienermaffiosi. Centraal staat de vijftienjarige Nicola, die wordt opgevoed door zijn alleenstaande moeder, die met een stomerij het hoofd boven water probeert te houden. Zoals elke winkelier in Napels moet zij wekelijks protectiegeld (lees: aftroggelgeld) betalen aan de maffia. De slimme Nicola wil geen sappeltoekomst zoals zijn moeder, maar rijkdom. Met vrienden duikt hij succesvol in het criminele gat dat na arrestatie van oudere maffiabazen ontstaat. Al snel zwemmen de tieners in het drugs- en afpersingsgeld, dat ze met bakken uitgeven in peperdure clubs en modewinkels. Hoe het afloopt met deze tieners, die met automatische wapens rondlopen alsof het speelgoed is, kan iedereen wel raden.

Piranhas had een schokkende film moeten zijn over gewetenloze criminaliteit van tieners zonder greintje empathie. Een film over knullen die veranderen in meedogenloze jonge monsters. Saviano’s roman schetst volgens literaire critici die realiteit, maar de makers van Piranhas, onder wie regisseur Claudio Giovannesi, zijn niet geïnteresseerd in de gruwelijke werkelijk, maar in een geromantiseerde versie. Nicola en zijn vrienden zijn geen bikkelharde criminelen, maar impulsieve tieners die de consequenties van hun daden niet overzien. Een liefdeslijntje benadrukt Nicola’s zachte kant.

Verlekkerd
Anders dan Gomorra doet Piranhas meer denken aan misdaadfilms dan aan de tragische werkelijkheid in Napels. Met zijn geromantiseerde beeld staat de film in een lange traditie van exploitatiefilms over criminele tieners. Het zijn films die ach en oh roepen over jeugdcriminaliteit, maar die er vooral verlekkerd naar kijken. De traditie gaat terug naar de motorbendefilms in Hollywood in de jaren vijftig. Marlon Brando zette met The Wild One (Laslo Benedek, 1953) de toon. Als leider van een gewelddadig zooitje ongeregeld op motors jaagt hij de burgerij de stuipen op het lijf. Erg snugger is hij niet, want op de vraag waartegen hij rebelleert, antwoordt hij: “What do you got?”

Na The Wild One volgde een stroom films die zogenaamd waarschuwde tegen de verloedering van de jeugd, terwijl het echte doel was het door de stijgende welvaart groeiende tienerpubliek de bioscoop in te lokken. Hoe afschrikwekkender de paniekslogans op filmaffiches, hoe harder de kassa rinkelde: ‘Zie met eigen ogen de verruïneerde levens in de tienerjungles van het huidige Amerika’, luidde de wervende tekst op het affiche van The Delinquents (1957), Robert Altmans debuutfilm over een jongen die zich aansluit bij een bende als de ouders van het meisje op wie hij verliefd is hem verbieden om met hun dochter om te gaan. Veel beter in het genre van rebellerende tieners is Rebel Without a Cause (Nicholas Ray, 1955), de klassieker met James Dean die het exploitatiegenre overstijgt. Volgens het affiche is de film ‘een uitdagend drama over het huidige jeugdgeweld’, maar Rebel Without a Cause gaat veel meer over de in de jaren vijftig opkomende generatiekloof. Onbegrip van zijn ouders drijft de door Dean gespeelde tiener tot eenzaamheid en wanhopige rebellie.

De (motor)bendefilms van de jaren vijftig lieten zien dat er een gretig tienerpubliek is voor geromantiseerde misdaadverhalen over rebellerende jongeren. De filmindustrie is dat nooit vergeten, met misschien als meest illustere voorbeeld Bonnie and Clyde (Arthur Penn, 1967), een romantische versie van het leven van het in 1934 doodgeschoten gangsterstel, dat gewelddadige overvallen en dertien moorden pleegde. De status van die film zal Piranhas nooit krijgen. In de geschiedenis van exploitatiefilms over jeugdcriminaliteit zal deze film niet meer dan een voetnoot zijn.