François Ozon over Tout s’est bien passé

'In de westerse wereld zijn we veel te bang voor de dood'

François Ozon op de set van Tout s’est bien passé. Foto: Carole Bethuel

In zijn nieuwste speelfilm Tout s’est bien passé onderzoekt filmmaker François Ozon hoe euthanasie een gezin kan verscheuren, als een vader zijn dochters vraagt om een waardig einde. “Het gaat om twee dingen”, vertelt de Parijzenaar. “Ten eerste de paradox dat de vader houdt van het leven, maar ook dood wil. En ten tweede het dilemma van de dochters, die hun vader onvoorwaardelijk steunen, maar hem niet dood willen laten gaan. Die complexe gevoelens en grijstinten, dat spreekt mij aan.”

Voor gemakkelijke antwoorden op moeilijke vragen moet je niet bij François Ozon (1967) zijn. Zeker niet als het om persoonlijke situaties gaat. En het verhaal van Tout s’est bien passé (‘Alles is goed gegaan’) maakte hij van zeer dichtbij mee, vertelt hij op een zonovergoten terras in Cannes, waar zijn tweeëntwintigste speelfilm in juli 2021 in première ging.

De film is gebaseerd op de gelijknamige, autobiografische roman van Ozons goede vriendin Emmanuèle Bernheim. Ze beschrijft hoe haar vader (in de film gespeeld door André Dussollier, vooral bekend als de verteller uit Le fabuleux destin d’Amélie Poulain) na een rijk en bont leven een beroerte krijgt en het ultieme offer aan zijn dochters vraagt: laat mij waardig sterven. Geen sinecure in Frankrijk, waar actieve medische levensbeëindiging niet is toegestaan. “Ik weet niet wat ik in Emmanuèle’s plaats zou doen”, zegt Ozon. “Vermoedelijk ben ik niet sterk genoeg om de wet te breken en een illegale weg te bewandelen voor iemand die me dierbaar is. Dit is een complexe situatie zonder winnaars en verliezers.”

Doodswens
Bernheim en Ozon leerden elkaar kennen tijdens het schrijven van het scenario van Sous le sable en werkten nog samen aan Swimming Pool, 5×2 en Ricky. “Emmanuèle was een hele goede vriendin van mij, zowel zakelijk als persoonlijk. Nadat haar boek Tout s’est bien passé verscheen, stelde ze voor dat ik het zou bewerken tot een filmscenario. Maar ik vond het te persoonlijk. Natuurlijk was ik geraakt door de geschiedenis van de doodswens van haar vader, maar het kwam te dichtbij. Ik kon daar op dat moment gewoon niet mijn eigen film van maken.”

Gelukkig waren er andere regisseurs geïnteresseerd, dus liet hij het project van zich af glijden zonder dat het hun vriendschap op de proef stelde. “Maar de film kwam er maar niet. Nadat Emmanuèle in 2017 overleed, pakte ik het boek nog eens op. Ik las het opnieuw en had vertrouwen dat ik er nu wel een bewerking van zou kunnen maken.”

Ozon doet zijn zonnebril af als hem wordt gevraagd wat hem het meeste aantrok in dit maatschappelijk beladen onderwerp. “De maatschappelijke lading speelde in ieder geval totaal niet mee in mijn beslissing”, benadrukt hij. “Het boek raakte me de tweede keer meer, omdat ik zelf in de tussentijd enkele sterfgevallen had meegemaakt, maar het was vooral een manier om Emmanuèle weer terug te vinden. Om via de cinema tot een beter begrip van haar te komen via de relatie met haar vader.”

Knorrig
Het klinkt wellicht als een loodzware film, maar Ozon balanceert zoals in zijn beste werk op de grens van drama, troost en zwarte humor. “De paradox van de film is natuurlijk dat de vader enorm houdt van het leven, maar wel echt dood wil. En juist voor die situatie leek mij sarcastische humor enorm geschikt, omdat het eerlijk is. Het is als lachen op een begrafenis: totaal ongepast, maar het geeft wel lucht aan de ellende.”

Gedurende het interview toont Ozon zich steeds opvallend mild en begripvol voor de knorrige vader. Het blijkt de filmmaker om ’s mans omgang met de dood te gaan. “André kijkt de dood recht in de ogen, terwijl het probleem van de westerse wereld is dat we bang zijn voor de dood.” Dus toch nog een maatschappelijke lading? “Misschien toch wel, ja. Wij praten hier liever niet over de dood en schuiven alles zo snel mogelijk onder het tapijt. André gedraagt zich juist als een kind, dat nergens bang voor is en gewoon zegt wat hij voelt en wil.”

De achtergrond voor het verhaal van Tout s’est bien passé is een retrospectief rond Luis Buñuel in de hoofdstedelijke Cinémathèque française, waar Bernheim’s echtgenoot Serge Toubiana lange tijd directeur was. “Het stond zo in het boek, dus ik heb het gewoon overgenomen. Ik vond het ook wel passend gezien Buñuel’s ironische blik op de dood. Ik zie de hele strijd van Emmanuèle en haar zus als een eerbetoon aan het oeuvre van Buñuel.”

Als hij zelf een retrospectief zou mogen kiezen, zou Ozon trouwens kiezen voor Rainer Werner Fassbinder. Misschien dat hij daarom Hanna Schygulla vroeg voor de rol van euthanasiearts. Lachend: “Het verbaasde mij als fanboy wel dat ze de rol direct accepteerde. Ik vond het echt fantastisch dat zij met mij wilde werken.” Ozon en Schygulla zullen het op de set ongetwijfeld veel over Die bitteren Tränen der Petra von Kant hebben gehad, waarin de actrice in 1972 schitterde, want volgende maand gaat op de Berlinale Ozons bewerking van Fassbinders speelfilm in première.

Maar de hoofdrol in Tout s’est bien passé is voor Sophie Marceau. “Meteen na mijn eerste bewerking stuurde ik haar het script”, vertelt Ozon. “Zij deelt een bepaalde joie de vivre met Emmanuèle, maar lijkt fysiek totaal niet op haar. Dat gaf mij een veilig gevoel; zo konden we in ieder geval emotioneel wegblijven van een biopic. Maar ik ben zakelijk genoeg om te weten dat ik voor een Franse speelfilm over euthanasie echt een hele bekende actrice nodig had, die interesse bij financiers zou verzekeren.”

Controverse
Het is de tweede film op rij waarin Ozon een controversieel onderwerp aansnijdt: in Grâce à Dieu verkende hij de waargebeurde geschiedenis van drie Franse mannen die claimen misbruikt te zijn door een Katholieke priester. De film deed veel stof opwaaien en werd overal waar hij draaide begeleid door controverses. Maar daar is het Ozon niet om te doen, ook met Tout s’est bien passé niet. “Ik deel de emoties en gebeurtenissen en laat het publiek een oordeel vellen. Ik houd mij als kunstenaar ver van politiek en beweeg mij in de grijze zone, waar niks zwart-wit is.”

Als we hem complimenteren met zijn enorme werklust – op zijn 53ste staat de teller al op 23 speelfilms – antwoordt de regisseur schalks: “Sorry, is het teveel Ozon voor jullie?” Dan serieuzer: “Het is mijn ritme. Als een film klaar is, sla ik de pagina om. Ik ben misschien een slechte vader, want ik laat meteen na de geboorte mijn kinderen in de steek om een nieuwe te maken.” En dan lachend: “Zoals voor alle regisseurs is het filmproces voor mij afzien – maar in het leven lijd ik nóg meer, dus blijf ik maar speelfilms maken.”